Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
GHADIR PETROCHEMICAL COMPANY,
ABN AMRO BANK N.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 september 2014 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot zekerheidsstelling van proceskosten door Ghadir Petrochemical Company, een vennootschap naar Iraans recht, gevestigd te Teheran. Ghadir is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tegen ABN AMRO Bank N.V. waren afgewezen. ABN AMRO had gevorderd dat Ghadir zekerheid zou stellen voor de proceskosten in de hoofdzaak, die in eerste aanleg op € 11.648,50 waren begroot. Het hof oordeelde dat Ghadir, als in Iran gevestigde vennootschap, verplicht was om zekerheid te stellen voor de te verwachten proceskosten in hoger beroep, tenzij er uitzonderingen van toepassing waren. Het hof heeft vastgesteld dat er geen uitzonderingen van toepassing waren en heeft de vordering van ABN AMRO toegewezen. Ghadir werd verplicht om een bedrag van € 23.633,- te storten op de derdengeldrekening van een Nederlandse notaris of een andere tussen partijen overeen te komen derde. Het hof bepaalde dat deze zekerheid binnen acht weken na de uitspraak moest worden gesteld, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak. De beslissing over de proceskosten van het incident werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door Ghadir.