Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
[geïntimeerde sub 1],
[geïntimeerde sub 2],
mr. A. Kniggete Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
Primair: I zal verklaren voor recht dat [geïntimeerden] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst met betrekking tot het appartement; II zal verklaren voor recht dat [geïntimeerden] jegens [appellente] onrechtmatig hebben gehandeld door – wetende van de verontreiniging van de grond – te hebben verklaard niet bekend te zijn met enige verontreiniging van het verkochte die zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning dan wel tot het nemen van andere maatregelen; III [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
2.Beoordeling
Artikel 5 Staat van het appartement(srecht), gebruik
Artikel 5: Garanties van de verkoper
Aanvullend onderzoek chemische wasserij
cis+trans-1,2 Dichlooretheen (…)
Aanvullend onderzoek chemische wasserij VOCI verbindingen
primair: een verklaring voor recht dat het gekochte bij de levering door [geïntimeerden] aan [appellente] niet de eigenschappen bezat die [appellente] uit hoofde van de koopovereenkomst mocht verwachten, een verklaring voor recht dat [geïntimeerden] jegens [appellente] onrechtmatig hebben gehandeld en hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling aan [appellente] van een schadevergoeding van € 391.683,33 (incl. BTW) met rente,
subsidiair: een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking van het appartementsrecht onder invloed van dwaling is aangegaan, wijziging van de gevolgen van de koopovereenkomst in die zin dat de koopsom wordt verminderd met een bedrag van
€ 391.683,33 met rente, en
primair en subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de (buitengerechtelijke) kosten, inclusief de beslagkosten, en met rente en nakosten.
grief 2maakt [appellente] bezwaar tegen de conclusie van de rechtbank dat partijen in het koopcontract zijn afgeweken van het bepaalde in art. 7:17 BW. Blijkens
grief 3heeft volgens [appellente] de rechtbank terecht overwogen dat partijen zijn afgeweken van artikel 5.3. zoals opgenomen in het door de Nederlandse Vereniging van Makelaars opgestelde model voor een koopakte (hierna: NVM-model), maar daarbij ten onrechte belang gehecht aan de omstandigheid dat partijen geen garantie zijn overeengekomen op grond waarvan het gekochte de feitelijke eigenschappen bezit die nodig zijn voor een normaal gebruik als woonruimte. Het hof zal de grieven gelet op hun onderlinge samenhang, gezamenlijk behandelen.
grieven 4 en 5voert [appellente] voorts aan dat de onbekendheidsverklaring van [geïntimeerden] in artikel 5.4.1. van de koopovereenkomst impliceert dat geen sprake is van het geleverd zijn van onroerende zaken die beantwoorden aan de overeenkomst. [appellente] herhaalt dat zij op grond van artikel 5.3. van de koopovereenkomst mocht verwachten dat sprake zou zijn van levering van appartementsrechten in de staat waarin deze zich ten tijde van de koopovereenkomst bevonden, waarbij geldt dat bij de verkoper/gebruiker geen bekendheid bestond dat sprake was van verontreiniging. Daarom zijn [geïntimeerden] tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst.
grieven 6 en 7bezwaar tegen dit oordeel. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
grief 8maakt [appellente] bezwaar tegen de overweging van de rechtbank dat het beroep van [geïntimeerden] op het exoneratiebeding zoals opgenomen in de koopovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Blijkens de inleidende dagvaarding is [appellente] van mening dat [geïntimeerden] geen beroep toekomt op het bepaalde in artikel 5.1. van de koopovereenkomst, nu [geïntimeerden] het gebrek kenden.
grief 9dat de rechtbank ten onrechte van oordeel is dat aan de vereisten van een onrechtmatige daad niet is voldaan. Volgens [appellente] is sprake van welbewuste misleiding door [geïntimeerden] doordat zij – ondanks het feit dat [appellente] of haar makelaar hen destijds meerdere malen vragen heeft gesteld omtrent (hun bekendheid met) verontreiniging – aangaven niet bekend te zijn met verontreiniging.
grief 10ten slotte aan dat, anders dan de rechtbank oordeelt, wel is voldaan aan de vereisten voor dwaling.