ECLI:NL:GHAMS:2014:3984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
23-000554-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsfraude met betrekking tot niet gemelde bankrekeningen en inkomsten uit Persoonsgebonden Budget

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1954, werd beschuldigd van bijstandsfraude. Zij had jarenlang nagelaten om de Dienst Werk en Inkomen (DWI) te informeren over haar twee bankrekeningen en de daarop gestorte inkomsten, die afkomstig waren uit het Persoonsgebonden Budget (PGB) van haar zoon. De tenlastelegging omvatte perioden van 7 september 2006 tot 1 september 2010, waarin de verdachte opzettelijk de benodigde gegevens niet tijdig had verstrekt aan de DWI, in strijd met artikel 17 van de Wet werk en bijstand.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 4 augustus 2014 en de eerdere zitting in eerste aanleg, werd het verweer van de verdachte dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, verworpen. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de DWI op ongeoorloofde wijze had gehandeld. De verdachte had verklaard dat de bankrekeningen op haar naam stonden door een fout van de bank, maar het hof achtte dit onwaarschijnlijk. De verdachte had ook verklaard dat het geld op de rekeningen van haar zoon was, maar het hof concludeerde dat zij over deze tegoeden kon beschikken.

Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had nagelaten om relevante informatie te verstrekken, wat had geleid tot een schending van het vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, en het hof handhaafde deze straf, waarbij het de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De uitspraak benadrukt de verplichting van uitkeringsgerechtigden om wijzigingen in hun financiële situatie tijdig te melden aan de DWI, en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000554-13
Datum uitspraak: 28 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-690042-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de perioden vanaf 7 september 2006 tot 18 mei 2010 en/of 21 mei 2010 tot
1 september 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift (te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Werk en Inkomen te Amsterdam, immers heeft zij (in die periode en op die plaats) geheel of gedeeltelijk niet aan genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat zij, verdachte,
- ( oncontroleerbare) inkomsten ontving en/of had ontvangen en/of
- beschikte en/of had beschikt over een vermogen hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 lid 3 sub b van de Wet werk en bijstand) en/of
- beschikte en/of had beschikt over een bankrekening, althans meerdere bankrekeningen met rekeningnummer(s): [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 2],
zijnde dit (een) gegeven(s) waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of tegemoetkoming - namelijk een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand - dan wel voor de hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken en/of had kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep begrijpt het hof dat de verdachte bedoeld heeft het verweer te voeren dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat gebruik is gemaakt van ongeoorloofde opsporingsmethodes in het onderzoek van de Dienst Werk en Inkomen (hierna: DWI), waardoor zij in ernstige mate in haar belangen is geschaad.
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat het DWI - laat staan opsporingsambtenaren dan wel ambtenaren van het Openbaar Ministerie - doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte heeft gehandeld, waardoor aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak is tekortgedaan. Het hof verwerpt het verweer.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De tenaamstelling van rekeningnummers
De verdachte heeft verklaard dat de ING-rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 2] wel op haar naam stond, maar dat dit is te wijten aan een fout van de ING-bank. De ING-bank had die rekening op naam van haar zoon [zoon verdachte] moeten zetten en dat is niet gebeurd. In plaats daarvan is de rekening aanvankelijk op naam van de verdachte gezet, waarna de bank dit nadien heeft gewijzigd in een “en/of”-rekening van de verdachte met zoon [zoon verdachte] als mederekeninghouder. De verdachte meent dat haar dit niet valt te verwijten. Een zelfde situatie heeft zich volgens de verdachte voorgedaan ten aanzien van de ABN AMRO-rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1]. Ook deze rekening had op naam van zoon [zoon verdachte] moeten worden gezet.
Het hof overweegt met betrekking tot de tenaamstellingen van opgenoemde bankrekeningen het navolgende. Het hof acht het zeer onwaarschijnlijk dat zowel de ABN AMRO-bank als de ING-bank een fout heeft gemaakt met betrekking tot de tenaamstelling van voornoemde bankrekeningnummers. Het hof constateert dat voornoemde ING-rekening aanvankelijk bijna twee jaar slechts op naam van de verdachte heeft gestaan, waarna dit tussen 17 april 2008 en 15 mei 2008 is gewijzigd in een zogeheten “en/of rekening” ten name van de verdachte en haar zoon [zoon verdachte]. Een dergelijke wijziging kan slechts plaatsvinden in opdracht van de rekeninghouder. Dat de bank toen wederom een fout zou hebben gemaakt komt het hof zeer onwaarschijnlijk voor. Dit geldt te meer daar de verdachte de tenaamstelling “en/of rekening” in stand heeft gelaten terwijl er nadien ten aanzien van deze rekening nog steeds transacties door de verdachte zijn verricht. [1]
Ten aanzien van de gestelde fout aan de kant van de ABN AMRO-bank overweegt het hof dat deze stelling in strijd is met de door de verdachte afgelegde verklaringen bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende dat zij deze rekening heeft geopend zodat zij daarop geld voor haar zoon [zoon verdachte] kon sparen omdat hij niet goed met geld kon omgaan. Ook ten aanzien van deze rekening geldt dat de verdachte de tenaamstelling op haar naam in stand heeft gelaten. [2]
Het vermogen op bankrekeningen met de bankrekeningnummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1]
De verdachte heeft verklaard dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] weliswaar op haar naam staat, maar dat het geld dat daarop werd gestort van haar zoon [zoon verdachte] is. De verdachte heeft betoogd dat hetzelfde geldt voor het geld dat op bankrekening [rekeningnummer 2] werd gestort. Ook dit vermogen behoorde [zoon verdachte] toe. Dientengevolge kon de verdachte hier naar eigen zeggen niet over beschikken.
Het hof verwijst evenals de rechtbank naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waaruit volgt dat het feit dat een bankrekening op naam staat van een betrokkene, dit de vooronderstelling rechtvaardigt dat het op die rekening staande tegoed een bestanddeel vormt van het vermogen waarover de betrokkene beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Dit is niet anders bij een zogeheten “en/of”-rekening, aangezien daarmee slechts wordt aangeduid dat de rekeninghouders zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk over het tegoed kunnen beschikken. Dit heeft te gelden tenzij aannemelijk wordt dat het tegendeel het geval is. [3]
Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte niet over de tegoeden op voornoemde bankrekeningen kon beschikken. Uit het dossier en uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat zij wel degelijk over genoemde tegoeden kon beschikken en beschikte. Uit de bankafschriften van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] blijkt dat in de ten laste gelegde periode regelmatig contant geld op deze rekening werd gestort. [4] Uit de bankafschriften van de ING-rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 2], met de verdachte als enig rekeninghouder, blijkt dat zij ook meermalen transacties met deze rekening heeft verricht. [5] De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij het Persoonsgebonden Budget (het zogenaamde PGB) van de rekening van haar zoon [zoon verdachte] opnam en dit geld vervolgens op een andere rekening stortte. Of het geld nu feitelijk aan haar zoon [zoon verdachte] toebehoorde of aan de verdachte doet niet ter zake, nu de verdachte als heer en meester over die gelden kon beschikken.
De mededeling van de bijstandsconsulent
De verdachte heeft gesteld dat een bijstandsconsulente werkzaam bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) haar heeft medegedeeld dat zij mocht sparen voor haar zoons en dat zij zulks niet behoefde op te geven bij DWI.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Wat er ook zij van een mondelinge mededeling gedaan door een medewerkster van DWI, uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg blijkt dat de verdachte bekend was met de op haar rustende verplichting om veranderingen in haar financiële situatie bij DWI te melden. Dat zij bekend was met deze verplichting volgt tevens uit de aan de verdachte geadresseerde rectificatie van het besluit van 9 mei 2008 dat haar op 26 mei 2008 is toegezonden en waarin in het kader van de op de verdachte rustende inlichtingenplicht op een drietal verplichtingen wordt gewezen onder andere de verplichting om DWI onmiddellijk te informeren als iets in de omstandigheden van de verdachte verandert wat invloed kan hebben op haar arbeidsinschakeling of uitkering, zoals onder andere een wijziging in haar inkomsten of vermogen. [6]
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de perioden vanaf 7 september 2006 tot 18 mei 2010 en 21 mei 2010 tot 1 september 2010 te Amsterdam, in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Werk en Inkomen te Amsterdam, immers heeft zij in die periode en op die plaats geheel of gedeeltelijk niet aan genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat zij, verdachte,
- oncontroleerbare inkomsten ontving en had ontvangen en
- beschikte en had beschikt over een vermogen hoger dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 sub b van de Wet werk en bijstand en
- beschikte en had beschikt over bankrekeningen met rekeningnummers: [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2],
gegevens waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of tegemoetkoming - namelijk een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand - dan wel voor de hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken en/of had kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
1. De verklaring van
de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 9 januari 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het geld van het PGB werd gestort op de rekening van [zoon verdachte]. (…) Ik was vertegenwoordiger van die bankrekening. (…) Ik was op de hoogte van de verplichting dat ik, als iets verandert of als ik meer vermogen heb, dat aan de DWI moet melden. (…) Het klopt dat deze rekening (het hof begrijpt: de ING-rekening) eerst op mijn naam stond, daarna op mijn naam en op naam van mijn zoon.(…) De jongste rechter vraagt mij waarom veel contant geld op de rekening is gestort. Het PGB kwam op de rekening van [zoon verdachte]. Dit geld heb ik contant opgenomen en vervolgens op een andere rekening gestort.(…) Ik had met de kinderen afgesproken geld te delen. Het geld op de bankrekeningen was gewoon, omdat ik en mijn kinderen samenwonen.
2. De verklaring van
de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2014.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb geld gespaard voor mijn zoon [zoon verdachte]. Dat was op mijn ABN - AMRO -rekening.
Mijn zoon [zoon verdachte] heeft in de jaren 2006 tot 2011 gewerkt bij vier of vijf werkgevers. Wij maakten samen een potje van waaruit we de huur, gas water en licht betaalden en spaarden van wat er over bleef.
3.
Een proces-verbaal verhoor verdachte van 15 december 2010, in de wettelijke vorm
opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1],
doorgenummerde pagina 4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de
verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Ik vraag u naar de Abn/Amro bankrekening [rekeningnummer 1]?
A: Ja, dat is mijn bankrekening. Op deze rekening heb ik geld van mijn zoon [zoon verdachte] gespaard.
V: Ik vraag u naar de ING-bankrekening [rekeningnummer 2].
A: Ja, deze rekening was van mij, later is het van mijn zoon [zoon verdachte] geworden.

4.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 2 februari 2011, in de wettelijke vorm

opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1],
doorgenummerde pagina’s 6, 7, 10 en 11.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de
verdachte (“A”), en als verklaring van [verbalisant 1] (“V”), zakelijk weergegeven:
V: Ik confronteerde klant (het hof begrijpt: de verdachte) met de gegevens van de Belastingdienst (de saldi en de verkregen rente).
A: Ik heb geld voor mijn zonen gespaard, beide zonen. (…) Ik ben door de Abn/Amro gemachtigd over de bankrekeningen van mijn zonen en beschik daarover.
V: Kunt u vertellen wat in het besluit van DWI d.d. 26-05-2008 wordt aangegeven? In hetzelfde besluit wordt verwezen naar de Inlichtingenplicht. Wat kunt u hierover vertellen?
A: De sociale dienst heeft in al de brieven de inlichtingenplicht staan, dat weet ik.
(…)
A: U deelt mij mede, dat er vragen in het formulier worden gesteld of er wijzigingen in de woon en leefsituatie, inkomsten en vermogen zijn opgetreden. Ja, nu u dat zegt, kan ik mij dat weer herinneren.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde
pagina 14.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 9 december 2010 zag ik zowel in de uitkeringssystemen FOCUS/HISTOR/PARAPLU als in het uitkeringsdossier van de DWI op naam van verdachte [verdachte] dat er géén melding is gemaakt van haar vermogen/bankrekeningen en/of andere inkomsten.
Ik zag onder meer een rapport Handhaving unit Opsporing, d.d. 12-10-2010 (inclusief
bijlagen):
- Naar aanleiding van een Belastingsignaal werd aangegeven dat klant [verdachte] over
vermogen beschikte, boven de vrij te laten vermogensgrens. Zo zou zij op haar twee
bankrekeningen [rekeningnummer 1] (Abn/Amro) en [rekeningnummer 2] (ING) in 2006 over een totaalbedrag van € 16.208,- beschikken en in 2007 over € 20.889,-.
Blijkens informatie van de Belastingdienst beschikte zij in 2008 over € 10.006,- en in 2009 over € l0.000,-. In 2008 en 2009 beschikte zij overigens alleen over de Abn/Amro bankrekening [rekeningnummer 1]. De ING-bankrekening [rekeningnummer 2] werd verder niet genoemd.
Dat volgens dossieronderzoek de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] niet bij
de DWI bekend waren. Alleen de Abn/Amro bankrekening [rekeningnummer 3] is
opgegeven.

6.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2011, in de wettelijke vorm

opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1],
doorgenummerde pagina’s 37 tot en met 39.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
ING-BANK stukken (voormalige Postbank)
Op 01-12-2010 zag ik op de bankafschriften van de ING-bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van verdachte [verdachte], over de periode van 21-09-2006 tot en met 21-10-2010, het volgende:
ING-bankrekening [rekeningnummer 2] t.n.v. verdachte [verdachte]
Datum bankafschrift: Datum boeking: Omschrijving: Saldo erbij:
21-09-2006 07-09-2006 storting eigen rekening € 1.000,-
21-12-2006 29-11-2006 storting eigen rekening € 1.150,-
18-01-2007 07-09-2006 storting eigen rekening € 2.500.-
15-02-2007 29-01-2007 storting eigen rekening € 2.400,-
16-08-2007 26-07-2007 storting eigen rekening € 2.000,-
20-09-2007 12-09-2007 storting eigen rekening € 2.700,-
15-11-2007 29-10-2007 storting eigen rekening € 600,-
20-12-2007 28-11-2007 storting eigen rekening € 555,-
17-01-2008 24-12-2007 storting eigen rekening € 420,-
17-01-2008 28-12-2007 storting eigen rekening € 200,-
21-02-2008 24-01-2008 storting eigen rekening € 390,-
21-02-2008 30-01-2008 storting eigen rekening € 315,-
21-02-2008 24-01-2008 storting eigen rekening € 390,-
21-02-2008 30-01-2008 storting eigen rekening € 315,-
20-03-2008 22-02-2008 storting eigen rekening € 450,-
20-03-2008 29-02-2008 storting eigen rekening € 270,-
17-04-2008 28-03-2008 storting eigen rekening € 2.710,-
17-04-2008 04-04-2008 storting eigen rekening € 680,-
Hierna is de ING-bankrekening [rekeningnummer 2] een gezamenlijke rekening geworden ten name van verdachte [verdachte] en haar zoon [zoon verdachte], sinds 15-05-2008:
ING-bankrekening [rekeningnummer 2] t.n.v. verdachte [verdachte] en [zoon verdachte]
Datum bankafschrift: Datum boeking: Omschrijving: Saldo erbij:
15-05-2008 25-04-2008 storting eigen rekening € 350,-
19-06-2008 12-06-2008 storting eigen rekening € 600,-
21-08-2008 01-08-2008 storting eigen rekening € 250,-
18-09-2008 02-09-2008 storting eigen rekening € 500,-
18-09-2008 05-09-2008 storting eigen rekening € 410,-
14-10-2008 30-09-2008 storting eigen rekening € 900,-
27-11-2008 27-10-2008 storting eigen rekening € 16.887,86
18-12-2008 28-11-2008 storting eigen rekening € 30,-
18-12-2008 08-12-2008 storting eigen rekening € 1.000,-
18-12-2008 09-12-2008 storting eigen rekening € 1.000,-
18-12-2008 10-12-2008 storting eigen rekening € 1.000,-
18-12-2008 16-12-2008 storting eigen rekening € 1.000,-
18-12-2008 17-12-2008 storting eigen rekening € 332,50
15-01-2009 14-01-2009 storting eigen rekening € 30,-
19-03-2009 26-02-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
19-03-2009 03-03-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
19-03-2009 04-03-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
19-03-2009 09-03-2009 storting eigen rekening € 2.000,-
19-03-2009 11-03-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
19-03-2009 17-03-2009 storting eigen rekening € 460,-
16-04-2009 26-03-2009 storting eigen rekening € 2.400,-
21-05-2009 21-04-2009 storting eigen rekening € 360,-
21-05-2009 29-04-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
21-05-2009 06-05-2009 storting eigen rekening € 2.000,-
21-05-2009 14-05-2009 storting eigen rekening € 250,-
21-05-2009 15-05-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
15-10-2009 28-09-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
15-10-2009 29-09-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
15-10-2009 02-10-2009 storting eigen rekening € 2.000,-
15-10-2009 05-10-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
15-10-2009 06-10-2009 storting eigen rekening € 1.000,-
15-10-2009 08-10-2009 storting eigen rekening € 150,-
21-01-200 13-01-2010 storting eigen rekening € 2.440,-
20-05-2010 23-04-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 26-04-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 28-04-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 29-04-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 03-05-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 06-05-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 12-05-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
20-05-2010 14-05-2010 storting 009134 € 1.000,-
20-05-2010 17-05-2010 storting 009134 € 500,-
17-06-2010 Totaal bijgeschreven
€ 46.706,85
17-06-2010 Totaal afgeschreven
€ 52.711,30
17-06-2010 21-05-2010 Van Toprekening
€ 46.706,85
19-08-2010 19-07-2010 storting [rekeningnummer 4] € 100,-
19-08-2010 03-08-2010 storting eigen rekening € 2.000,-
19-08-2010 05-08-200 storting eigen rekening € 1.000,-
19-08-2010 09-08-2010 storting eigen rekening € 700,-
19-08-2010 13-08-2010 storting [rekeningnummer 5] € 500,-
19-08-2010 17-08-2010 storting eigen rekening € 500,-
16-09-2010 19-08-2010 storting eigen rekening € 500,-
16-09-2010 20-08-2010 storting [rekeningnummer 6] € 500,-
16-09-2010 24-08-2010 storting [rekeningnummer 5] € 1.000,-
16-09-2010 27-08-2010 storting eigen rekening € 1.000,-
16-09-2010 31-08-2010 storting [rekeningnummer 5] € 500,-

7.Een verslag, zijnde een Rapport Uitkeringsfraude met zaaknummer 106848, op 12

oktober 2010 opgesteld door [verbalisant 2], sociaal rechercheur van de gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen, doorgenummerde pagina’s 74 tot en met 78.

Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde sociaal rechercheur, zakelijk weergegeven:
2.1.
Historie uitkeringsperioden
In de administratie van de Dienst Werk en Inkomen zag ik dat [verdachte] (…) een uitkering van de Dienst Werk en Inkomen (het hof begrijpt: te Amsterdam) ontving gedurende de volgende perioden:
- WWB van 01 januari 2004 t/m 30 april 2008, norm alleenstaande ouder plus 20% toeslag woonkosten.
- WWB van 01 mei 2008 t/m heden, norm alleenstaande plus 10% toeslag woonkosten.
Per besluit van 17 september 2010 is het recht op uitkering opgeschort.
2.2
Controle op de uitkering
[verdachte] ontving maandelijks een inkomensverklaring en/of inlichtingenformulier met
daarop diverse vragen over haar persoonlijke omstandigheden. Ik, rapporteur, zag op de door [verdachte] ingevulde inkomstenverklaringen van januari 2006 tot en met april 2009 dat er geen melding is gedaan van inkomsten/vermogen. Na april 2009 zijn er geen inkomstenverklaringen meer verzonden.
2.5
Vermogenssignaal
Het vermogenssignaal geeft het volgende weer:
Jaar saldo rekeningnummer
2006 € 14.107 [rekeningnummer 1] ABN/Amro
€ 2.101[rekeningnummer 2] ING
€ 16.208
2007 € 11.884 [rekeningnummer 2] ING
€ 9.005[rekeningnummer 1] ABN/Amro
€ 20.889
2.6
Belastingdienst
Saldi informatie van de Belastingdienst:
Jaar saldo rekeningnummer
2008 € 10.006 [rekeningnummer 1] ABN/Amro
2009 € 10.000 [rekeningnummer 1] ABN/Amro

3.Gesprek met klant

Op 29 september 2010 heb ik een gesprek gehad met [verdachte]. Tijdens en na beëindiging van het gesprek hoorde ik [verdachte] zeggen dat:
- het toch zeker haar geld is.

8.Een geschrift, zijnde een rectificatie van besluit d.d. 9 mei 2008 ,

behandeld door inkomensconsulent [inkomensconsulent], doorgenummerde pagina 90-91.

Dit verslag houdt onder meer in , zakelijk weergegeven:
Datum: 26 mei 2008
Behandeld door: [inkomensconsulent]
Onderwerp: Besluit namens Burgemeester en Wethouders
Wij zetten uw uitkering met ingang van 1 mei 2008 voort.
Uw uitkering is gebaseerd op uw persoonlijke situatie. Aan de uitkering zijn verplichtingen verbonden. U bent verplicht om:
- ons onmiddellijk te informeren als iets in uw omstandigheden verandert wat invloed
kan hebben op uw arbeidsinschakeling of uitkering, zoals wijzigingen in uw
huishouden of woonsituatie, in uw inkomen of vermogen of uw activiteiten op het
gebied van sollicitaties, scholing en onbetaald werk;
- op verzoek informatie te verstrekken over omstandigheden die invloed kunnen hebben op uw uitkering;
- medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand (artikel 17 WWB).
9.
Een aanvullend proces-verbaal met nummer 2011/17 van 18 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ik zag op de ING-afschriften t.n.v. verdachte [verdachte] en/of haar zoon [zoon verdachte] met het rekeningnummer [rekeningnummer 2], het volgende:
Blijkens het ING-afschrift, d.d. 12-05-20 11, stond de Kwartaalrekening vanaf 24-08-
2006 op naam van verdachte [verdachte].
Op 05-05-2008 heeft [zoon verdachte] zich aangemeld.
Op 27-10-2008 stond de Toprekening op naam van verdachte [verdachte] en [zoon verdachte].
Op 20-05-2010 is het een Profijtrekening geworden.
Op 07-12-2010 heeft [zoon verdachte] zich afgemeld.
Zowel verdachte [verdachte] als haar zoon [zoon verdachte] hebben de rekening aangevraagd. Verder zijn er geen gemachtigden, alleen de rekeninghouders. Deze rekeninghouders kunnen geld van de Kwartaalextrarekening/Toprekening/Profijtrekening overboeken naar de Betaalrekening.
Voorts zag ik op de bankafschriften van het rekeningnummer [rekeningnummer 2] dat het vermogen is toegenomen, te weten:
Kwartaalrekening
• dat de actieve Kwartaalrekening op naam stond van verdachte [verdachte] van 10-10-2006 tot en met 10-01-2008;
• dat de actieve Kwartaalrekening op naam stond van verdachte [verdachte] en/of [zoon verdachte] van 10-07-2008 tot en met 11-11-2008.
Toprekening:
• dat de actieve Toprekening op naam stond van verdachte [verdachte] en/of [zoon verdachte] van 08-11-2008 tot en met 10-06-2010. Blijkens het bankafschrift van 10-06-2010 vond er op 21-05-2010 van de Toprekening naar de Betaalrekening 23.62.219 een overboeking van € 46.706,85 plaats. Het bedrag is toen afgeschreven van de Toprekening,waarna de rekening is opgeheven.
Profijtrekening:
• dat de actieve Profijtrekening op naam stond van verdachte [verdachte] en/of [zoon verdachte] van 10-06-2010 tot en met 10-11-2010. Blijkens het bankafschrift van 10-06-2010 vond er op 21-05-20 10 van de Betaalrekening 23.62.219 naar de Profijtrekening een bijboeking ad. € 46.706,85 plaats. Blijkens het bankafschrift van 10-11-2010 bedroeg het nieuwe saldo € 63.207,85.
• dat de actieve Profijtrekening vanaf 10-12-2010 op naam stond van [zoon verdachte]. Blijkens het bankafschrift van 10-12-20 10 bedroeg het nieuwe saldo € 63.878,08.
10.
Een aanvullend proces-verbaal uitkeringsfraude nr: 2011/17 met bijlagen van 6 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 19-11-2012 heb ik de bedoelde informatie van de ING-bank ontvangen omtrent de
ING-bankrekening [rekeningnummer 2]. Ik zag op de afschriften het volgende:
• Een ING-afschrift, d.d. 16-11-2012, aangaande een reactie op mijn verzoek;
• Twee Febo-afschriften, waarop wordt aangegeven dat [zoon verdachte] over € 75.342,19 op de genoemde ING-profijtrekening over de periode van 20-05-2010 t/m 30-03-2012 beschikte.
Dat volgens een derde Febo-afschrift [zoon verdachte] op 21-05-2010 een bedrag ad.
€ 46.706,85 van de genoemde Toprekening heeft opgenomen waarna deze is opgeheven;
• Een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier (basispakket) d.d. 22-08-2006 waarop
wordt aangegeven dat verdachte [verdachte] een ING-rekening, [rekeningnummer 2], heeft aangevraagd;
• Twee ingevulde en ondertekende aanvraagformulieren (tenaamstelling rekening)
d.d. 14-04-2008 en 19-11-2010 waarop te zien is dat verdachte [verdachte] voor de ING-rekening [rekeningnummer 2] is gemachtigd.
• ING-afschriften over de periode van 21-09-2006 tot en met 11-01-2011 (onderbroken), betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. verdachte [verdachte] c.q. [zoon verdachte].
11.
Een geschrift, zijnde een kopie van een inkomstenverklaring van de Dienst Werk en Inkomen over de periode van 1 september 2006 tot en met 30 september 2006 ten name van verdachte, wonende Wipmolen 6 te Amsterdam, doorgenummerde dossierpagina 62, voor zover inhoudende:
De vraag: “Heeft u eenmalig / extra inkomsten ontvangen?”
Is beantwoord met: "neen".
“Ik verklaar dat ik de vragen op dit formulier naar waarheid heb beantwoord.
Datum: 2 oktober 2006
Plaats: Amsterdam
Handtekening: [verdachte]”.
12.
Een geschrift, zijnde een kopie van een inkomstenverklaring van de Dienst Werk en Inkomen ten name van verdachte, wonende [adres 2], doorgenummerde dossierpagina 64, voor zover inhoudende:
Inkomstenverklaring over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 januari 2007
Inkomen:
Hieronder staan uw vaste netto inkomsten over januari. Zijn deze gewijzigd?
Alleenst. Ouderkorting € 119,75
Antwoord: “nee”
Heeft u naast bovengenoemde inkomsten nog andere inkomsten ontvangen?
Antwoord: “nee”.
Ik verklaar dat ik alle informatie op dit formulier naar waarheid heb beantwoord.
Datum: 31 januari 2007
Plaats: Amsterdam
Handtekening: [verdachte].
13.
Een geschrift, zijnde een kopie van een inkomstenverklaring van de Dienst Werk en Inkomen ten name van verdachte, wonende [adres 2], doorgenummerde dossierpagina 67, voor zover inhoudende:
Inkomstenverklaring over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008
Inkomen:
Hieronder staan uw vaste netto inkomsten over januari. Zijn deze gewijzigd?
Alleenst. ouderkorting € 121,58
Antwoord: “nee”.
Heeft u naast bovengenoemde inkomsten nog andere inkomsten ontvangen?
Antwoord: "nee".
Ik verklaar dat ik alle informatie op dit formulier naar waarheid heb beantwoord.
Datum: 1 februari 2008
Plaats: Amsterdam
Handtekening: [verdachte]
14.
Een geschrift, zijnde een kopie van een inkomstenverklaring van de Dienst Werk en Inkomen ten name van verdachte, wonende [adres 2], doorgenummerde dossierpagina 71, voor zover inhoudende:
Inkomstenverklaring over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009.
Inkomen:
Hieronder staan uw vaste netto inkomsten over januari. Zijn deze gewijzigd?
Alleenst. Ouderkorting € 53,67
Antwoord: “nee”.
Heeft u naast bovengenoemde inkomsten nog andere inkomsten ontvangen?
Antwoord: "nee".
Ik verklaar dat ik alle informatie op dit formulier naar waarheid heb beantwoord.
Datum: 7 februari 2009
Plaats: Amsterdam
Handtekening: [verdachte].
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op die verstrekking of tegemoetkoming danwel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft jarenlang nagelaten aan DWI te melden dat zij -naast haar uitkering- de beschikking had over twee bankrekeningen en dat daarop inkomsten werden gestort voor werkzaamheden betaald uit het Persoonsgebonden Budget van haar zoon. Hierdoor is het voor DWI onmogelijk geweest, met inachtneming van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden, het recht van de verdachte op een uitkering dan wel de juiste hoogte of duur hiervan te bepalen. De verdachte heeft met haar handelwijze het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd geschonden en zichzelf ten koste van de maatschappij verrijkt.
De verdachte is niet eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld, hetgeen in haar voordeel weegt.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om te kiezen voor een andere strafmodaliteit dan door de rechtbank is opgelegd, nu gelet op de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde misdrijven een geldboete niet passend wordt geacht en een vrijheidsbenemende straf – in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – evenmin. Het hof acht, alles afwegende, waaronder de door de verdachte geschetste gezondheidssituatie, een taakstraf zoals opgelegd door de rechtbank passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. C.N. Dalebout en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. A.T. de Muinck-Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 augustus 2014.
Mrs. A.P.M. van Rijn en A.T. de Muinck-Dezentje zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Bankafschriften van Girorekening [rekeningnummer 2], doorgenummerde pagina’s 195 tot en met 238.
2.Bankafschriften van ABN Amrorekening [rekeningnummer 1], doorgenummerde pagina’s 314 tot en met 328.
3.Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2009, LJN: BI9936.
4.Bankafschriften van ABN Amrorekening [rekeningnummer 1], doorgenummerde pagina’s 314 tot en met 328.
5.Bankafschriften van Girorekening [rekeningnummer 2], doorgenummerde pagina’s 195 tot en met 238.
6.Geschrift zijnde een brief van DWI aan verdachte d.d. 26 mei 2008, doorgenummerde pagina’s 090 tot en met 92.