3.1.In deze zaak gaat het om het volgende.
( a) [X] (verder: [X]) en [Y] (verder: [Y]) zijn werkzaam als advocaten binnen [appellante]. [appellante] bestaat uit twee werkmaatschappijen, Mac Works B.V. (verder: Mac Works) en Rianta B.V. (verder: Rianta), van welke vennootschappen [X] respectievelijk [Y] indirect de aandeelhouder is.
( b) In december 2009 hebben [X] en [Y] zich gewend tot Vanderlaangroep met de vraag of het in fiscaal juridische zin interessant zou zijn om uit de genoemde vennootschappen te treden en als natuurlijk persoon deel te nemen in [appellante]. Na een eerste bespreking op 7 december 2009 heeft Vanderlaangroep [appellante] op 16 december 2009 een opdrachtbevestiging gestuurd waarin onder meer staat vermeld:
“Onze verwachting, zoals ook besproken tijdens ons gesprek, is dat wij ongeveer 12 uur per entiteit nodig zullen hebben voor de navolgende werkzaamheden:
•voor het beoordelen van de stukken.
•het berekenen van de terugkeerreserve.
• het adviseren inzake geruisvolle of geruisloze terugkeer uit de B.V.
Het opstellen van de benodigde intentie verklaringen welke voor 1 januari 2010 moet zijn geregistreerd, zijn hierbij niet meegerekend.
De uurtarieven binnen de VANDERLAANGROEP zijn:
Fiscalist € 155,--
Accountant € 160,--
De genoemde tarieven zijn exclusief omzetbelasting (…)”
[X] en [Y] hebben deze opdrachtbevestiging voor akkoord getekend.
( c) Op 21 december 2009 heeft Vanderlaangroep zowel Mac Works als Rianta een voorschotnota gestuurd ter grootte van € 1.428,= (inclusief BTW), welke nota’s op 11 januari 2010 zijn voldaan.
( d) Op 23 september 2010 heeft Vanderlaangroep zowel Mac Works als Rianta een declaratie gestuurd ter grootte van € 2.275,93 (inclusief BTW), waarop op 4 januari 2011 twee maal € 552,84 is voldaan. Daarnaast heeft [appellante] Vanderlaangroep op 7 november 2011 een bedrag van € 353,26 betaald. [appellante] heeft ondanks sommaties geweigerd verdere betalingen te doen.
( e) In de eerste aanleg van dit geding vorderde Vanderlaangroep de betaling door [appellante] van een bedrag van € 4.036,97, met wettelijke rente, wegens verrichte advieswerkzaamheden, rente en incassokosten. In reconventie vorderde [appellante] van Vanderlaangroep de betaling van een bedrag van € 3.450,=, exclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW, wegens gemaakte kosten in verband met het tussen partijen gerezen geschil, alsmede een bedrag van € 353,20, inclusief BTW, wegens onverschuldigde betaling van het op 7 november 2011 voldane bedrag. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering in conventie toegewezen tot een bedrag van € 2.851,83 aan hoofdsom en een bedrag van € 505,53 aan buitengerechtelijke kosten, telkens met wettelijke rente. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van € 353,20 toegewezen. Zowel in conventie als in reconventie heeft zij het meer of anders gevorderde afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.