ECLI:NL:GHAMS:2014:3743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
200.126.633-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gefactureerde bedragen tussen advocatenmaatschap en dienstverlener

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een advocatenmaatschap en de besloten vennootschap Vanderlaangroep B.V. over gefactureerde bedragen voor fiscaal-juridische dienstverlening. De advocatenmaatschap, bestaande uit twee werkmaatschappijen, had Vanderlaangroep ingeschakeld voor advieswerkzaamheden. De facturering was zodanig dat 50% van de kosten aan elke werkmaatschappij werd doorbelast, wat leidde tot onenigheid over de juistheid van de gefactureerde bedragen. De maatschap had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter, die de vordering van Vanderlaangroep had toegewezen en de vordering van de maatschap in reconventie had afgewezen. Het hof heeft de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld, als uitgangspunt genomen, aangezien deze niet in geschil zijn. De maatschap heeft betoogd dat Vanderlaangroep onterecht kosten in rekening heeft gebracht voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd, en dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de prijsstelling. Het hof heeft echter geoordeeld dat de maatschap niet voldoende onderbouwd heeft dat de facturen onterecht waren en dat Vanderlaangroep de kosten terecht in rekening heeft gebracht. Het hof heeft de grieven van de maatschap verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de maatschap werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.126.633/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 1327588\CV EXPL 12-6490
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 september 2014
inzake
de maatschap
[APPELLANTE],
gevestigd te [plaats],
appellante,
advocaat: [X] te Amstelveen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANDERLAANGROEP B.V.,
gevestigd in de gemeente Zaanstad,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.N. Mense te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Vanderlaangroep genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 15 april 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2013 (verder: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Vanderlaangroep als eiseres in conventie/verweerster in voorwaardelijke reconventie en [appellante] als gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- conclusie van antwoord in hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – naar het hof begrijpt – de vordering van Vanderlaangroep alsnog zal afwijzen en die van [appellante] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Vanderlaangroep in de kosten van het geding in beide instanties.
Vanderlaangroep heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de overwegingen 1.1 tot en met 1.15 van het bestreden vonnis een aantal feiten vermeld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Omdat deze feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3.Beoordeling

3.1.
In deze zaak gaat het om het volgende.
( a) [X] (verder: [X]) en [Y] (verder: [Y]) zijn werkzaam als advocaten binnen [appellante]. [appellante] bestaat uit twee werkmaatschappijen, Mac Works B.V. (verder: Mac Works) en Rianta B.V. (verder: Rianta), van welke vennootschappen [X] respectievelijk [Y] indirect de aandeelhouder is.
( b) In december 2009 hebben [X] en [Y] zich gewend tot Vanderlaangroep met de vraag of het in fiscaal juridische zin interessant zou zijn om uit de genoemde vennootschappen te treden en als natuurlijk persoon deel te nemen in [appellante]. Na een eerste bespreking op 7 december 2009 heeft Vanderlaangroep [appellante] op 16 december 2009 een opdrachtbevestiging gestuurd waarin onder meer staat vermeld:
“Onze verwachting, zoals ook besproken tijdens ons gesprek, is dat wij ongeveer 12 uur per entiteit nodig zullen hebben voor de navolgende werkzaamheden:
voor het beoordelen van de stukken.
het berekenen van de terugkeerreserve.
• het adviseren inzake geruisvolle of geruisloze terugkeer uit de B.V.
Het opstellen van de benodigde intentie verklaringen welke voor 1 januari 2010 moet zijn geregistreerd, zijn hierbij niet meegerekend.
De uurtarieven binnen de VANDERLAANGROEP zijn:
Fiscalist € 155,--
Accountant € 160,--
De genoemde tarieven zijn exclusief omzetbelasting (…)”
[X] en [Y] hebben deze opdrachtbevestiging voor akkoord getekend.
( c) Op 21 december 2009 heeft Vanderlaangroep zowel Mac Works als Rianta een voorschotnota gestuurd ter grootte van € 1.428,= (inclusief BTW), welke nota’s op 11 januari 2010 zijn voldaan.
( d) Op 23 september 2010 heeft Vanderlaangroep zowel Mac Works als Rianta een declaratie gestuurd ter grootte van € 2.275,93 (inclusief BTW), waarop op 4 januari 2011 twee maal € 552,84 is voldaan. Daarnaast heeft [appellante] Vanderlaangroep op 7 november 2011 een bedrag van € 353,26 betaald. [appellante] heeft ondanks sommaties geweigerd verdere betalingen te doen.
( e) In de eerste aanleg van dit geding vorderde Vanderlaangroep de betaling door [appellante] van een bedrag van € 4.036,97, met wettelijke rente, wegens verrichte advieswerkzaamheden, rente en incassokosten. In reconventie vorderde [appellante] van Vanderlaangroep de betaling van een bedrag van € 3.450,=, exclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW, wegens gemaakte kosten in verband met het tussen partijen gerezen geschil, alsmede een bedrag van € 353,20, inclusief BTW, wegens onverschuldigde betaling van het op 7 november 2011 voldane bedrag. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering in conventie toegewezen tot een bedrag van € 2.851,83 aan hoofdsom en een bedrag van € 505,53 aan buitengerechtelijke kosten, telkens met wettelijke rente. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van € 353,20 toegewezen. Zowel in conventie als in reconventie heeft zij het meer of anders gevorderde afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
3.2.
Alvorens de grieven te bespreken merkt het hof op dat [appellante] geen grief heeft gericht tegen de verwerping van haar verweer (in de overwegingen 14 tot en met 17 van het bestreden vonnis) dat niet zij maar Mac Works en Rianta als de opdrachtgevers van Vanderlaangroep moeten worden beschouwd. Het hof gaat er dan ook van uit dat [appellante] de opdrachtgever was.
3.3.1.
Grief 1houdt naar de letter in dat de kantonrechter in overweging 19 van het bestreden vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over het betalen van een vaste prijs door [appellante] voor de door Vanderlaangroep te verrichten werkzaamheden. Uit de toelichting blijkt echter dat [appellante] dat oordeel niet betwist maar er bezwaar tegen heeft dat Vanderlaangroep in haar (identieke) facturen van 23 september 2010 aan Mac Works en Rianta bedragen heeft opgenomen voor werkzaamheden waartoe [appellante] geen opdracht had gegeven. Gezien deze facturen doelt [appellante] hier kennelijk op de post
“(herhaald) opvragen van stukken, maken en verzetten afspraken (…)”ter grootte van telkens € 153,40 (exclusief BTW) en op de post
“Werkzaamheden, bespreking en telefonisch overleg over rekening-courantverhoudingen, navragen info hierover bij andere adviseurs van cliënt”ter grootte van telkens € 303,20 (exclusief BTW).
3.3.2.
Eerstgenoemde post is door de kantonrechter telkens afgewezen (zie de overwegingen 25 en 26 van het bestreden vonnis), reden waarom [appellante] in zoverre bij haar grief geen belang heeft.
3.3.3.
De tweede post heeft de kantonrechter besproken in de overwegingen 27 en 28 van het bestreden vonnis. Daarin heeft zij op grond van een aantal vaststaande feiten en omstandigheden geoordeeld dat [appellante] haar standpunt dat de desbetreffende werkzaamheden geen extra werkzaamheden betreffen onvoldoende heeft onderbouwd en dat Vanderlaangroep de kosten hiervoor dan ook terecht in rekening heeft gebracht. [appellante] heeft niet aangegeven dat en waarom deze overwegingen onjuist zijn. De enkele stelling dat zij geen opdracht voor die werkzaamheden heeft gegeven volstaat niet. In zoverre faalt de grief dus.
3.3.4.
Indien en voor zover de grief tevens inhoudt dat Vanderlaangroep ter zake van de toegewezen posten te veel in rekening heeft gebracht, wordt daarop bij de bespreking van grief 4 teruggekomen.
3.4.1.
Met
grief 2komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter (in de overwegingen 20 en 21 van het bestreden vonnis) dat Vanderlaangroep [appellante] niet heeft hoeven waarschuwen voor de overschrijding van de begroting.
3.4.2.
Uit haar toelichting op de grief blijkt dat [appellante] op zichzelf niet betwist het oordeel van de kantonrechter dat de begroting van in totaal een bedrag tussen € 3.720,= en € 3.840,= (telkens exclusief BTW) met het gedeclareerde bedrag ter zake van in totaal (twee keer € 2.005,95 is) € 4.011,90 (exclusief BTW) slechts minimaal is overschreden en dat Vanderlaangroep [appellante] daarom voor die overschrijding niet hoefde te waarschuwen. Wel heeft [appellante] bezwaar tegen het (volgens haar) dubbel opvoeren van bepaalde werkzaamheden door Vanderlaangroep. Deze kwestie zal bij de beoordeling van grief 4 worden besproken.
3.5.1.
Grief 4strekt ten betoge dat de kantonrechter (in de overwegingen 29 tot en met 34 van het bestreden vonnis) ten onrechte heeft geoordeeld, kort gezegd, i) dat Vanderlaangroep op 23 september 2010 identieke facturen aan Mac Works en Rianta kon verzenden en ii) dat [appellante] haar stelling dat Vanderlaangroep dubbel heeft gedeclareerd onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof oordeelt hierover in samenhang met de grieven 1 en 2, voor zover nog niet besproken, als volgt.
3.5.2.
Vaststaat dat Vanderlaangroep op 23 september 2010 Mac Works en Rianta identieke facturen heeft verstuurd. Op verzoek van [appellante] heeft Vanderlaangroep haar op 12 november 2010 de in dit geding overgelegde specificatie verstuurd. Deze specificatie vermeldt de naam van Rianta en het cliëntnummer 179847. Dit cliëntnummer staat ook op de aan Rianta verzonden factuur van 23 september 2010. Mac Works heeft, naar uit de haar op 23 september 2010 verstuurde factuur blijkt, het cliëntnummer 179849. Op de [appellante] toegezonden specificatie, hoewel op naam van (alleen) Rianta, staan zowel voor Rianta als voor Mac Works verrichte werkzaamheden vermeld. Om die reden heeft [appellante] zich - kennelijk in een als bijlage gevoegde brief bij een e-mail van [Y] aan Vanderlaangroep van 1 december 2010 - op het standpunt gesteld dat alle verrichte werkzaamheden (dus zowel die voor Rianta/[Y] als die voor Mac Works/[X]) op die specificatie waren vermeld. [Z] van Vanderlaangroep heeft hierop bij e-mail van 2 december 2010, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“Bij de urenspecificatie die wij U hebben toegezonden is reeds de verdeling tussen beide ondernemingen aangebracht. U gaat er vanuit dat de specificatie de totale urenbesteding betrof, maar dit is de specificatie per onderneming”.
[appellante] heeft daarop bij e-mail van 7 december 2010 van [Y], voor zover van belang, als volgt geantwoord:
“Ik denk toch dat u zich vergist. Ik ontving maar één specificatie naar aanleiding van mijn verzoek ten aanzien van beide facturen. Uit deze specificatie blijkt duidelijk dat daarop de werkzaamheden voor zowel [X] als [Y] zijn vermeld. Voor een groot deel is natuurlijk sprake geweest van(lees:)
verwerking van dezelfde gegevens, omdat de heer [X] en ik dezelfde vraag (…) hadden neergelegd. Ik verzoek u de specificatie nog eens te bekijken en ons gecorrigeerde facturen te doen toekomen”.
[Z] heeft daarop bij e-mail van 22 december 2010, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“Ik heb nogmaals het dossier ter hand genomen en het blijkt dat de totale kosten ruim € 6.200 zijn geweest. In eerste instantie zijn de uren ten laste gebracht van de Maatschap([appellante]; hof)
. Bij facturatie bleek dat de kosten naar beide ondernemingen(kennelijk: Rianta en Mac Works; hof)
gefactureerd moesten worden. Wij hebben de uren toen gesplitst in 50% / 50% en de verdere omschrijvingen zo gelaten”.
3.5.3.
In het licht van de door Vanderlaangroep gegeven uitleg voor haar wijze van specificeren, als zojuist geciteerd, en bij gebreke van voldoende concrete stellingen van [appellante] die tot een ander oordeel nopen, onderschrijft het hof het oordeel van de kantonrechter dat niet onbegrijpelijk is dat Vanderlaangroep heeft gehandeld zoals zij heeft gedaan, omdat (vaststaat dat) de facturen van 23 september 2010 op verzoek van [appellante] naar Rianta en Mac Works zijn gestuurd, terwijl [appellante] de opdrachtgever was.
3.5.4.
Uit het (enkele) feit dat de in de gewraakte specificatie weergegeven tijden/ activiteiten, mede gezien de onder 3.5.2 geciteerde e-mail van 22 december 2010, moeten worden verdubbeld om vast te stellen wat Vanderlaangroep te dezen in rekening heeft gebracht volgt - anders dan [appellante] betoogt - niet dat Vanderlaangroep “dubbel heeft gedeclareerd”. [appellante] heeft niets gesteld wat tot een ander oordeel kan leiden. Daarom gaat het hof ervan uit dat Vanderlaangroep in totaal heeft gedeclareerd wat zij stelt aan werkzaamheden te hebben verricht en uitsluitend ten behoeve van de facturering aan Mac Works en Rianta de in de gewraakte specificatie weergegeven tijden/activiteiten door tweeën heeft gedeeld.
3.5.5.
In de toelichting op de grief bespreekt [appellante] de litigieuze specificatie minutieus. Bij herhaling merkt zij in dat verband op dat, als volgens de specificatie werkzaamheden in rekening worden gebracht ten behoeve van Rianta/[Y] respectievelijk Mac Works/[X], de vermelde tijdsbesteding niet mag worden verdubbeld omdat die werkzaamheden niet voor de andere onderneming/persoon zijn verricht. Dit standpunt is, gezien wat onder 3.5.2 tot en met 3.5.4 is overwogen, onjuist: de in de specificatie vermelde uren moeten wel worden verdubbeld maar de werkzaamheden zijn verricht voor de persoon/onderneming die op de specificatie is vermeld. Voor het overige constateert het hof dat [appellante] bij de specificatie veel (soms suggestieve) vragen stelt en (dito) opmerkingen plaatst maar dat voorafgaand aan de procedure kennelijk niet tegenover Vanderlaangroep meer of anders heeft gedaan dan voor zover hiervoor is besproken. Wat daarvan verder zij, in rechte kan [appellante] ter afwering van de vordering van Vanderlaangroep niet volstaan met vragen en opmerkingen, maar dient zij de aan de facturen ten grondslag gelegde specificatie gemotiveerd te betwisten. Dit heeft zij echter noch in eerste aanleg noch in hoger beroep gedaan. Het hof gaat daarom aan de bedoelde vragen en opmerkingen van [appellante] voorbij.
3.5.6.
De slotsom is dat de grieven 1, 2 en 4 falen.
3.6.
Grief 3houdt in dat de kantonrechter in reconventie ten onrechte slechts één keer een bedrag van € 353,20 (inclusief BTW) heeft toegewezen. Volgens [appellante] heeft de kantonrechter dit bedrag alleen toegewezen ten behoeve van Rianta, terwijl zij dit ook ten behoeve van Mac Works had moeten doen. De grief faalt reeds op de grond dat [appellante] in eerste aanleg te dezen slechts € 353,20 heeft gevorderd (en niet het dubbele daarvan) en haar petitum in hoger beroep geen ruimte biedt voor de uitleg dat dit thans anders is. Bovendien blijkt uit niets dat [appellante] (op 7 november 2011) twee keer een bedrag van € 353,26 aan Vanderlaangroep heeft betaald, zodat voor toewijzing van nog eens € 353,20 geen grond lijkt te bestaan.
3.7.
Grief 5strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte de reconventionele vordering van [appellante] tot betaling van een bedrag van € 3.450,= c.a. wegens gemaakte kosten in verband met het tussen partijen gerezen geschil heeft afgewezen. Omdat [appellante] heeft nagelaten gemotiveerd aan te geven dat en waarom onjuist is hetgeen de kantonrechter (in overweging 37 van het bestreden vonnis) aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd, verwerpt het hof deze grief als onvoldoende toegelicht. Bovendien is uit het voorgaande gebleken dat Vanderlaangroep wel degelijk een vordering op [appellante] heeft.
3.8.
Omdat alle hiervoor besproken grieven falen, heeft de kantonrechter terecht beslist zoals zij heeft gedaan, ook ten aanzien van de proceskosten. De zogeheten algemene grieven van [appellante] treffen dus evenmin doel. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en [appellante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Het bewijsaanbod van [appellante] wordt als niet ter zake dienend verworpen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het appel, aan de zijde van Vanderlaangroep gevallen en tot op heden begroot op € 683,= voor verschotten en € 632,= voor salaris, te vermeerderen met € 131,= wegens nakosten zonder betekening en met € 199,= wegens nakosten in geval van betekening, met de wettelijke rente over de kosten en de nakosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit arrest;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, R.J.F. Thiessen en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 september 2014.