In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een vervolg op een eerder tussenarrest van 11 februari 2014. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.M. [appellante], heeft een akte genomen en producties overgelegd, waarna de geïntimeerde, zonder vaste woon- of verblijfplaats, een antwoordakte heeft ingediend. De appellant heeft de onherroepelijke resultaten van de begroting van zijn salaris door de Raad van Toezicht in het geding gebracht, waarbij de begroting is vastgesteld op € 12.992,74. De voorzieningenrechter in Den Haag heeft deze declaratie goedgekeurd en de tenuitvoerlegging bevolen. De geïntimeerde heeft echter geen kennis kunnen nemen van deze beschikking, omdat het contact met zijn advocaat is verbroken.
Het hof oordeelt dat, ondanks het feit dat de geïntimeerde mogelijk in verzet kan komen tegen de beschikking, het hof uitgaat van de goedgekeurde begroting. Het hof benadrukt dat het lange geschil tussen partijen beëindigd moet worden en dat het risico van het gebrek aan communicatie voor rekening van de geïntimeerde komt. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en wijst de vordering van de appellant toe, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van het begrote bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de kosten van het geding aan de zijde van de appellant toegewezen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 9 september 2014, waarbij de rechters R.J.M. Smit, C. Uriot en J.W. Hoekzema de uitspraak hebben gedaan.