Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben klagers op 3 oktober 2013 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, die hen op 11 september 2013 niet ontvankelijk had verklaard in hun klacht tegen de oud-notaris. De kern van de zaak draait om de vraag of klagers tijdig op de hoogte waren van het handelen van de oud-notaris, dat aanleiding gaf tot hun klacht. Het hof heeft vastgesteld dat de vervaltermijn voor het indienen van een klacht, zoals bepaald in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt, begint te lopen op het moment dat klagers kennis nemen van het handelen of nalaten van de notaris. Het hof oordeelt dat klagers al op 8 augustus 2005, bij het passeren van de akte van levering, op de hoogte waren van het feit dat de toegangsweg niet aan hen was overgedragen, maar aan de gemeente. Dit betekent dat de klacht, die pas op 26 maart 2013 werd ingediend, buiten de vervaltermijn viel. Het hof heeft de argumenten van klagers, waaronder de onzorgvuldigheid van de oud-notaris en de onjuiste kadastrale nummering, niet kunnen honoreren, omdat deze ook niet tijdig zijn ingediend. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klachten.