In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, staat de juridische status van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder centraal. De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die de klacht van de KBvG tegen een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ongegrond had verklaard. De KBvG stelt dat de werkwijze van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, die als zelfstandige ambtshandelingen verricht op basis van een overeenkomst van opdracht, in strijd is met de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Het hof heeft de zaak behandeld op 1 juli 2014, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
Het hof heeft vastgesteld dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam is als zelfstandig ondernemer en ambtshandelingen verricht voor verschillende gerechtsdeurwaarders. De KBvG betoogt dat deze freelance werkwijze niet in overeenstemming is met de wet, die vereist dat een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder daadwerkelijk verbonden is aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Het hof heeft de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de wetgever in overweging genomen en geconcludeerd dat de toevoeging van een kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan een gerechtsdeurwaarder een werkelijke verbondenheid met het kantoor vereist.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de freelance werkwijze van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder in strijd is met de bepalingen van de Gerechtsdeurwaarderswet. De klacht van de KBvG is gegrond verklaard, maar het hof heeft besloten geen tuchtrechtelijke maatregel op te leggen, gezien het principiële karakter van de procedure. De beslissing van de kamer is vernietigd, en het hof heeft de klacht gegrond verklaard.