ECLI:NL:GHAMS:2014:3697

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
8 september 2014
Zaaknummer
200.144.028/01 en 200.144.028/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht voormalig echtelijke woning en geschil over huurderschap na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het huurrecht van een voormalig echtelijke woning, zijn partijen [X] en [Y] betrokken. Het huwelijk van partijen is op 7 april 2014 ontbonden, na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 24 december 2013. [X] is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin is bepaald dat [Y] huurder van de woning zal zijn. [X] verzoekt het hof om te bepalen dat hij huurder zal zijn, terwijl [Y] de bestreden beschikking wenst te bekrachtigen.

De feiten tonen aan dat de woning sinds eind 2009 voornamelijk door [Y] wordt bewoond en dat hij de huur sinds medio 2010 volledig heeft voldaan. [Y] heeft in het verleden een huurachterstand opgelost, wat een ontruiming heeft voorkomen. Tijdens de procedure is gebleken dat [Y] zijn werk heeft verloren en nu een uitkering ontvangt, wat zijn financiële situatie heeft verslechterd. Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat [Y] een zwaarwegend belang heeft om huurder te blijven.

Aan de andere kant heeft [X] het gebruik van de woning al geruime tijd aan [Y] overgelaten en is niet aannemelijk dat hij gedwongen is om de woning te verlaten. Het hof oordeelt dat het belang van [Y] om huurder te zijn zwaarder weegt dan dat van [X]. Daarom wordt het verzoek van [X] in hoger beroep afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd. In de tweede zaak, waarin [X] verzoekt om wijziging van een eerdere beschikking, wordt eveneens het verzoek afgewezen. De beslissing is genomen door het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 19 juni 2014
Zaaknummers eerste aanleg: C/13/532979 / FA RK 12-10501 (ap ml), 534801 / FA RK 13-574 HJ/BB
in de zaak met zaaknummer 200.144.028/01 van:
[…],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
feitelijk verblijvende te […] (Turkije),
appellant,
advocaat: mr. K.Chr. Spee te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.R. Feddema te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer 200.144.028/02 van:
[…],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verzoeker,
advocaat: mr. K.Chr. Spee te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
verweerder,
advocaat: mr. I.R. Feddema te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk [X] en [Y] genoemd.
1.2.
In de zaak met zaaknummer 200.144.028/01 is [X] op 24 maart 2014 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de (echtscheidings)beschikking van 24 december 2013 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk C/13/532979 / FA RK 12-10501 (ap ml).
1.3.
[Y] heeft op 12 mei 2014 een verweerschrift ingediend.
1.4.
In de zaak met zaaknummer 200.144.028/02 heeft [X] op 6 mei 2014 een verzoek ingediend tot wijziging van de beschikking van 27 februari 2013 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 534801 / FA RK 13-574 HJ/BB.
1.5.
De zaken zijn op 19 juni 2014 gelijktijdig ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [X], bijgestaan door zijn advocaat;
- [Y], bijgestaan door zijn advocaat.

2.De feiten

Partijen zijn [in] 2008 gehuwd. Hun huwelijk is op 7 april 2014 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 24 december 2013 in de registers van de burgerlijke stand.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat [Y] met ingang van de datum van inschrijving van de uitspraak der echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, huurder zal zijn van de woning aan de [adres] (hierna: de woning), onder afwijzing van het verzoek van [X] te bepalen dat hij huurder van de woning zal zijn.
3.2.
In de zaak met zaaknummer 200.144.028/01 verzoekt [X] (naar het hof begrijpt), met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat hij huurder zal zijn van de woning, met veroordeling van [Y] in de kosten van de procedure in beide instanties.
3.3.
Bij de beschikking van 27 februari 2013 is bij wege van voorlopige voorziening bepaald dat [Y] bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning met bevel dat [X] die woning verder niet mag betreden, onder afwijzing van het verzoek van [X] het uitsluitend gebruik van de woning aan hem toe te kennen.
3.4.
In de zaak met zaaknummer 200.144.028/02 verzoekt [X], met wijziging van de beschikking van 27 februari 2013, te bepalen dat hij gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning, met bevel dat [Y] die woning niet verder mag betreden en met veroordeling van [Y] in de kosten van deze procedure.
3.5.
[Y] verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en af te wijzen hetgeen [X] heeft verzocht.

4.Beoordeling van het verzoek in de zaak met zaaknummer 200.144.028/01

Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek dienen de belangen die partijen elk hebben bij het huurrecht van de woning tegen elkaar te worden afgewogen. Het hof overweegt daarover als volgt.
Gebleken is dat de woning sinds eind 2009 overwegend en sinds medio 2012 uitsluitend door [Y] wordt bewoond en dat de huur sinds medio 2010 volledig door hem wordt voldaan. Daarnaast is genoegzaam aannemelijk geworden dat [Y] in het verleden een huurachterstand heeft voldaan en dat hij daarmee een ontruiming van de woning heeft voorkomen. Aanvankelijk was [Y] vanwege zijn werkzaamheden gebonden aan [plaats]. Tijdens de procedure in hoger beroep is gebleken dat zijn arbeidsovereenkomst niet is verlengd en dat hij een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt. Daarmee is zijn economische gebondenheid aan [plaats] weliswaar verminderd, maar daar staat tegenover dat daardoor zijn inkomenssituatie is verslechterd. Gelet op de aard van zijn ziekte valt niet uit te sluiten dat die financiële situatie in de toekomst verder zal verslechteren. Tegen die achtergrond is aannemelijk dat hij moeite zal hebben om vervangende woonruimte te vinden. Gezien het voorgaande heeft [Y] een zwaarwegend belang huurder te zijn van de woning.
Aan de zijde van [X] is gebleken dat hij het gebruik van de woning al geruime tijd geleden vrijwel volledig aan [Y] heeft gelaten. Niet aannemelijk is geworden dat hij door toedoen van [Y] gedwongen was de woning te verlaten, dan wel dat hij daartoe anderszins genoodzaakt was. Gebleken is dat de intentie van [X] steeds erop is gericht in Turkije te verblijven en dat zijn gezondheidsproblematiek daaraan toen niet in de weg heeft gestaan. In het licht daarvan moet het ervoor worden gehouden dat partijen het er destijds over eens waren dat [Y] in de woning zou blijven wonen.
Genoegzaam is gebleken dat de gezondheidsproblematiek van [X] recentelijk aanmerkelijk is verslechterd en dat behandeling in het ziekenhuis […] en/of het […] noodzakelijk is. Het hof acht evenwel de stelling van [X], dat hij ondanks zijn acute medische problematiek, niet (op korte termijn) in aanmerking kan komen voor enige tijdelijke, dan wel permanente woonvoorziening in [plaats], niet aannemelijk geworden. Zijn verklaring ter zitting omtrent de (telefonische) afwijzingen van zijn verzoeken om woonruimte te verkrijgen, acht het hof, gezien de betwisting door [Y] en bij gebrek aan een nadere (schriftelijke) onderbouwing daarvan door [X], ter onderbouwing van zijn stelling onvoldoende. Tevens vermag het hof niet in te zien dat zijn behandeling in het ziekenhuis in [plaats] hem noodzaakt om ook in de stad [plaats] te wonen. In dat verband is ook gesteld noch gebleken dat [X] naar woonruimte heeft gezocht buiten deze stad, waar de woningnood minder groot is.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat het belang van [Y] om huurder van de woning te zijn zwaarder weegt dan het belang van [X], zodat het verzoek van [X] in hoger beroep zal worden afgewezen en de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. Gelet op de uitkomst zal het verzoek van [X] om [Y] in de kosten te veroordelen eveneens worden afgewezen.

5.Beoordeling van het verzoek in de zaak met zaaknummer 200.144.028/02

5.1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het verzoek van [X] worden afgewezen.
5.2.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.144.028/01
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
in de zaak met zaaknummer 200.144.028/02
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, C.E. Buitendijk en I.M. Dölle in tegenwoordigheid van mr. B.J. Voerman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2014.