ECLI:NL:GHAMS:2014:3697
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurrecht voormalig echtelijke woning en geschil over huurderschap na echtscheiding
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het huurrecht van een voormalig echtelijke woning, zijn partijen [X] en [Y] betrokken. Het huwelijk van partijen is op 7 april 2014 ontbonden, na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 24 december 2013. [X] is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin is bepaald dat [Y] huurder van de woning zal zijn. [X] verzoekt het hof om te bepalen dat hij huurder zal zijn, terwijl [Y] de bestreden beschikking wenst te bekrachtigen.
De feiten tonen aan dat de woning sinds eind 2009 voornamelijk door [Y] wordt bewoond en dat hij de huur sinds medio 2010 volledig heeft voldaan. [Y] heeft in het verleden een huurachterstand opgelost, wat een ontruiming heeft voorkomen. Tijdens de procedure is gebleken dat [Y] zijn werk heeft verloren en nu een uitkering ontvangt, wat zijn financiële situatie heeft verslechterd. Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat [Y] een zwaarwegend belang heeft om huurder te blijven.
Aan de andere kant heeft [X] het gebruik van de woning al geruime tijd aan [Y] overgelaten en is niet aannemelijk dat hij gedwongen is om de woning te verlaten. Het hof oordeelt dat het belang van [Y] om huurder te zijn zwaarder weegt dan dat van [X]. Daarom wordt het verzoek van [X] in hoger beroep afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd. In de tweede zaak, waarin [X] verzoekt om wijziging van een eerdere beschikking, wordt eveneens het verzoek afgewezen. De beslissing is genomen door het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2014.