Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.De overwegingen van de rechtbank
De naheffingsaanslag
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete die aan belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag van € 888 was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, omdat belanghebbende met zijn auto gebruik had gemaakt van de openbare weg tijdens een periode van schorsing. De rechtbank had eerder de boete verminderd tot € 421, maar het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, aangezien de Wet MRB geen matiging voorziet bij gering gebruik van de weg tijdens een schorsing.
De feiten van de zaak tonen aan dat belanghebbende de auto had verkocht, maar deze was op de openbare weg geparkeerd tijdens de schorsing. De rechtbank had geoordeeld dat er geen sprake was van afwezigheid van alle schuld, maar had de boete gematigd vanwege de redelijke termijn. Het Hof bevestigde dat de boete terecht was opgelegd, maar matigde deze tot € 250, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen van undue delay.
De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissing over het griffierecht, en verklaarde het beroep gegrond. De naheffingsaanslag werd gehandhaafd, maar de boete werd verlaagd. Het Hof gelastte de inspecteur om het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de strikte naleving van de schorsingsregels en de verantwoordelijkheden van de houder van een voertuig.