ECLI:NL:GHAMS:2014:3642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
3 september 2014
Zaaknummer
23-000757-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering gewelddadige woninginbraak met geweld tegen slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, was eerder vrijgesproken van een gewelddadige woninginbraak, maar het Openbaar Ministerie had hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor een ander feit, en had een vordering van de benadeelde partij toegewezen. In hoger beroep werd de verdachte opnieuw aangeklaagd voor de gewelddadige woninginbraak die op 10 april 2012 in Heemskerk had plaatsgevonden. De verdachte en een mededader zouden met geweld goederen hebben weggenomen uit de woning van het slachtoffer, waarbij het slachtoffer werd vastgepakt en tegen een hek werd gegooid. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de vrijspraak van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000757-13
Datum uitspraak: 21 maart 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 februari 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 15-740594-12 en 14-166114-10 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [PI].

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en voor het onder feit 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met toewijzing van de vordering benadeelde partij [rechtspersoon] tot een bedrag van € 1.032,23 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Alkmaar d.d. 24 mei 2011, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Op 12 februari 2013 is door de officier van justitie het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank onbeperkt ingesteld. Door de advocaat-generaal is op 21 februari 2014 het hoger beroep voor wat betreft feit 2 echter bij akte ingetrokken. Feit 2, alsmede de aan dit feit gekoppelde vordering van de benadeelde partij [rechtspersoon] en de in verband met de veroordeling van feit 2 toegewezen vordering tot tenuitvoerlegging van twee weken gevangenisstraf zijn in hoger beroep daarmee niet meer aan de orde.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Voor zover in hoger beroep nog aan de orde en gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan de Voorweg [perceel 1]) heeft weggenomen een WII spelcomputer en/of meerdere spellen/games en/of een of meerdere (gouden) ringen en/of een geldbedrag en/of 2 Swarovski hangers en/of een of meer (andere) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die WII spelcomputer en/of meerdere spellen/games en/of een of meerdere (gouden) ringen en/of een geldbedrag en/of 2 Swarovski hangers en/of een of meer (andere) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - (toen die [slachtoffer] verdachte(n) op heterdaad had betrapt) die [slachtoffer] heeft/hebben (vast)gepakt en/of beetgenomen en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben opgetild en/of (weg)geduwd en/of weggegooid (als gevolg van welke duw en/of gooi/worp die [slachtoffer] tegen een hek, althans een voorwerp, en/of op de grond is terechtgekomen);
1
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de Duinweg [perceel 2] heeft weggenomen een WII spelcom[uter en/of meerdere spellen/games en/of een of meerdere (gouden) ringen en/of een geldbedrag en/of twee Swarovski hangers en/of een of meerdere (andere) goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan voor zover dit betrekking heeft op feit 1 niet in stand blijven, omdat het hof, anders dan de rechtbank, tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair:
hij op 10 april 2012 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de Voorweg [perceel 1] heeft weggenomen een WII spelcomputer en meerdere spellen en meerdere gouden ringen en een geldbedrag en 2 Swarovski hangers en meer goederen van hun gading, geheel toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- toen die [slachtoffer] verdachten op heterdaad had betrapt die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- vervolgens die [slachtoffer] heeft opgetild en weggegooid als gevolg van welke gooi die [slachtoffer] tegen een hek en op de grond is terechtgekomen;
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien het onder 1 primair bewezenverklaarde:
1.
Een proces-verbaal PL1236 2012037040-1 van 26 april 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 32-35].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 april 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangeefster
[slachtoffer]:
Momenteel wordt onze eigen woning verbouwd. Hierdoor huren wij nu de woning aan de Voorweg [perceel 1] te Heemskerk.
Op dinsdag 10 april 2012 bevond ik mij in mijn woning. Ik lag in bed toen ik gestommel
hoorde. Ik zag gelijk dat het niet mijn vriend was. Het was namelijk een grote jongen met een helm op. Ik ben toen gelijk het bed uitgesprongen en achter hem aangerend. Buiten zag ik een quad staan. Op dat moment zag ik dat hij met nog een persoon was. Deze was kleiner. Ik zag dat de kleine persoon wegrende. De lange persoon met helm stond te twijfelen. Omdat de lange persoon sterker en langer was dan ik, besloot ik de kentekenplaat van de quad eraf te trekken. Ik voelde dat hij mij beetpakte ter hoogte van mijn ribben. Vervolgens voelde ik dat hij mij optilde en vervolgens weggooide. Ik vloog als het ware door de lucht. Ik kwam heel hard met mijn linkerschouder en arm op een hek terecht. Ik voelde onmiddellijk pijn in mijn schouder. Toen ik op de grond lag zag ik dat de man met de helm op de quad stapte waarna hij de quad startte en wegreed. De andere kleine persoon was weggerend. Uit mijn woning zijn de volgende goederen weggenomen: WII met toebehoren, 10 spelletjes, WII board, Nintendo DS bordeaux, gouden ring met blauwe steen, gouden ring met saffier en robijnen, 75 euro uit mijn portemonnee, geld uit een pot ongeveer 180 a 200 euro enveloppe met daarin 200 euro, 2 swarovski hangers een maan en een kruis. Het kenteken van de quad heb ik onthouden. Dit was [kenteken].
Tussen bovengenoemde tijdstippen hebben de daders via de achterzijde van de woning zich toegang verschaft tot de woning. De dader is de woning binnen gekomen door middel van de openslaande deuren en kennelijk door gebruik te maken van een knip-/breekvoorwerp. Genoemde deur was afgesloten.
2.
Een proces-verbaal PL1256 2012037040-2 van 10 april 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 42-43].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 april 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van getuige
[getuige 1]:
Vanmorgen, 10 april 2011, bevond ik mij in het kantoor van mijn camping. Ik hoorde het geluid van een voertuig. Ik ben naar buiten gegaan en zag een rode quad op ons terrein staan waarop een bestuurder en een passagier zat. Ik ben naar de quad toegelopen en zag dat op het voertuig het getal 500 stond. Hooguit tien minuten tot een kwartier later werd ik door [slachtoffer] (het hof begrijpt: aangeefster) op mijn mobiele telefoon gebeld. Ik ben onmiddellijk in mijn auto gestapt en naar mijn woning gereden. Toen ik vanaf de Duinweg de Oudendijk opreed zag ik dezelfde quad met dezelfde twee jongens mij tegemoetkomen. De personen die ik eerder had aangesproken kan ik als volgt omschrijven: de bestuurder, een jongen in de leeftijd tussen de 35 en 40 jaar oud, fors postuur, lengte onbekend omdat hij op zijn quad zat, licht getinte huidskleur, bol gelaat, geen snor of gezichtshaar, droeg een helm, een zogenaamd potje, op zijn hoofd, hij sprak accentloos Nederlands.
3.
Een proces-verbaal PL1256 2012037040-4 van 10 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3], [verbalisant 2] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s 46-48].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Vervolgens is het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] door de regionale meldkamer te Haarlem bevraagd in de landelijke politiesystemen. Het betrokken voertuig staat op naam van [vader verdachte]. Het is de verbalisanten ambtshalve bekend dat de zoon van de te naam gestelde, de ons bekende [verdachte] is.
4.
Een proces-verbaal PL126H 2012037040-5 van 11 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s 54-55].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Aan de achterzijde werden de naar binnen openslaande tuindeuren opengebroken. Op de metalen strip op een deur werd door mij een werktuigspoor aangetroffen.
5.
Een proces-verbaal PL1256 2012037040-16 van 11 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina’s 56-57].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] aan de
verbalisant:
[getuige 2] deelde ongevraagd mede dat zij waarschijnlijk wel wist waarom de politie [verdachte] moest spreken. Zij vermoedde dat het ging om een overval of iets dergelijks
waarbij een rode quad was betrokken. Ik, verbalisant vroeg aan haar hoe zij aan deze
wetenschap was gekomen. [getuige 2] verklaarde dat zij op een zaterdag of zondagavond in de woning verbleef van [verdachte]. In de woning vertoefde op dat moment ook een neef van [verdachte], zijnde [familielid verdachte]. [getuige 2] hoorde [familielid verdachte] zeggen dat hij wel een adresje wist in het duingebied van Heemskerk om een
overvalletje te plegen. Het was [getuige 2] ontgaan wanneer dit precies was geweest, maar
kort daarna werd zij er door een vriendin op attent gemaakt dat er een bericht in de krant
stond over een rode quad. [getuige 2] kon zich nog wel herinneren dat het op een dinsdag
was geweest dat het had plaatsgevonden. [getuige 2] had gehoord dat [familielid verdachte] aan [verdachte] had gevraagd of hij de quad mocht lenen. Het was [getuige 2] bekend dat
[verdachte] in het bezit was van een rode Quad, die hij weer van zijn vader had geleend.
6.
Een proces-verbaal 2012037040 van 3 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7][doorgenummerde pagina’s 58-63].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] aan de
verbalisant:
Ik stelde een selectie van 36 foto’s samen op basis van gegevens omtrent het delict, de locatie en de signalementkenmerken van de (vermoedelijke) dader, die aan mij waren verstrekt door de getuige.
Ik brak de confrontatie af, nadat ik 9 van de in totaal 36 geselecteerde foto’s had getoond. De reden hiervoor was dat de getuige de dader had herkend.
Uit eigen beweging zei de getuige: ‘foto nr: 6 was het. Dat was de bestuurder van de quad.”
De door de getuige aangewezen foto met volgnummer 6 is geregistreerd ten name van : [verdachte].

Bespreking van de door de raadsman gevoerde verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onder 1 ten laste gelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Daartoe heeft hij allereerst aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 2] niet voor het bewijs dient te worden gebezigd omdat dit een de auditu verklaring betreft en niet op betrouwbaarheid kan worden getoetst.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verklaring van getuige [getuige 2] geen de auditu verklaring betreft. De getuige heeft namelijk uit eigen waarneming verklaard en het proces-verbaal van bevindingen waarin haar verklaring is opgenomen kan derhalve voor het bewijs worden gebruikt.
Daarnaast voert de raadsman aan dat de quad op naam van de vader van de verdachte staat en niet op naam van de verdachte en dat om die reden geen bewezenverklaring kan volgen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het is juist dat de quad op naam van de vader van de verdachte staat, maar uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat de verdachte de quad met regelmaat leende van zijn vader.
Voorts voert de raadsman aan dat de verdachte niet voldoet aan het door de aangeefster en de getuige opgegeven signalement en mag de fotoconfrontatie niet voor het bewijs worden gebruikt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de fotoconfrontatie is opgesteld aan de hand van het signalement dat is opgegeven door de getuige. De fotoconfrontatie kan voor het bewijs worden gebezigd. Dat de fotoconfrontatie na het tonen van negen foto’s is afgebroken, doet hier niet aan af, aangezien er een positieve herkenning had plaatsgevonden na het tonen van de zesde foto.
Het hof is van oordeel dat op basis van de verklaring van de getuige [getuige 2] in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de quad op naam van de vader van de verdachte staat en de herkenning van de verdachte door de getuige [getuige 1] kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op de quad heeft gereden, in de woning van aangeefster is geweest en haar vervolgens buiten heeft vastgepakt en tegen een hek aan heeft gegooid.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken van feit 1.
Tegen de vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde is door het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot een gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 793,17 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan gewelddadige woninginbraak een en ander op de wijze zoals bewezenverklaard. Dergelijke feiten veroorzaken doorgaans, naast veel overlast, onrustgevoelens en ergernis voor de betrokkenen, aanzienlijke financiële schade voor de benadeelde(n). Uit de slachtofferverklaring, zoals voorgedragen ter terechtzitting in hoger beroep, blijkt ook dat aangeefster tot op heden nog last heeft van gevoelens van onveiligheid in haar woning gedurende haar nachtrust en nog dagelijks te maken heeft met fysiek ongemak dat is verergerd door het incident.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 februari 2014, reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld onder andere voor het plegen van gewelds- en vermogensdelicten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.798,17. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover dit betrekking heeft op feit 1 en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[slachtoffer] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 793,17 (zevenhonderddrieënnegentig euro en zeventien cent) bestaande uit € 293,17 (tweehonderddrieënnegentig euro en zeventien cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 793,17 (zevenhonderddrieënnegentig euro en zeventien cent) bestaande uit € 293,17 (tweehonderddrieënnegentig euro en zeventien cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. A.J.E. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2014.
[...]