ECLI:NL:GHAMS:2014:3634

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
3 september 2014
Zaaknummer
23-001104-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing meerderjarigenstrafrecht voor minderjarigen gezien ernst reeks overvallen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was betrokken bij een reeks gewapende overvallen, waarbij hij samen met medeverdachten geweld heeft gebruikt en bedreigingen heeft geuit. De tenlastelegging omvatte onder andere het tonen van vuurwapens en het gebruik van een hamer tijdens de overvallen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn minderjarige leeftijd, onder het meerderjarigenstrafrecht moet vallen vanwege de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor misdrijven, wat de beslissing van het hof om de meerderjarigenstrafrecht toe te passen versterkt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De vorderingen van benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de recidivekans van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge aanpak van gewelddadige misdrijven, vooral wanneer deze door jongeren worden gepleegd.

Uitspraak

parketnummer: 23-001104-14
datum uitspraak: 3 september 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2014 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13‑684283-13 en 13-689207-13, alsmede 15-760548-12 (TUL), 15-760956-11 (TUL) en 15-761236-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Forensisch Behandelcentrum [plaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2014, 31 juli 2014 en 19 en 20 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-684283-13:
1:
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) € 500.-, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [rechtspersoon 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte met een of meer van zijn mededader(s), met het/de hoofd(en) bedekt met (een) bivakmuts(en) en/of (een) pet(ten) en/of (een) shawl(s), een snackbar/cafetaria is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- met een (las)hamer, in elk geval met enig slagvoorwerp, op de counter heeft/hebben geslagen en/of
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden
en/of
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 500.-, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [rechtspersoon 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met een of meer van zijn mededader(s), met het/de hoofd(en) bedekt met (een) bivakmuts(en) en/of (een) pet(ten) en/of (een) shawl(s), een snackbar/cafetaria is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- met een (las)hamer, in elk geval met enig slagvoorwerp, op de counter heeft/hebben geslagen en/of
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden;
2:
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers is/zijn hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) over een/de hek/schutting de tuin van voornoemde [slachtoffer 3] in geklommen en/of heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), toen voornoemde [slachtoffer 3] verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) de tuin uit wilde sturen, in elk geval toen voornoemde [slachtoffer 3] naar hem/hen toe is gekomen/gelopen
- aan voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of
- aan voornoemde [slachtoffer 3] een (las)hamer, in elk geval enig slagvoorwerp getoond en/of voorgehouden en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] gezegd dat hij weer zijn woning in moest gaan, in elk geval woorden van dergelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) in de woning eenmaal of meermalen aan voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( bij het verlaten van de woning) voornoemde [slachtoffer 3] bij de nek vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] tegen een muur (van de woning) aangedrukt en/of aangeduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] (vervolgens) (weer) de woning ingetrokken en/of onder de trap (in de woning) getrokken en/of (daarbij) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en/of gericht gehouden
en/of
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- ( onder meer in de beslotenheid van de woning van voornoemde [slachtoffer 3]) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 3] getoond en/of voorgehouden en/of dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en/of gericht gehouden en/of
- een (las)hamer), in elk geval enig slagvoorwerp aan voornoemde [slachtoffer 3] getoond en/of voorgehouden;
3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april 2013 tot en met 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III, te weten een vuurwapen en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 13-689207-13:
1:
hij op of omstreeks 22 april 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (circa) (tussen de) 500 euro en/of 600 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 4] en/of voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemd vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 4] en/of voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 4] en/of voornoemde [slachtoffer 5] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Dit is een overval, dit is een overval” en/of “Opschieten, snel, snel” en/of “Ga helpen”, in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 9 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer groupon bon(nen) en/of een of meer cadeaubon(nen) en/of een geldbedrag van (circa) (tussen de) 400 euro en/of 500 euro, in elk geval een of meer goed(eren) en/of een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [rechtspersoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar voornoemde [slachtoffer 6] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 6] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Geld trekken”, in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
3:
hij op of omstreeks 14 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een winkelpand van) Albert Heijn (perceel [straat 1]) heeft weggenomen een geldbedrag van (circa) 163,80 euro en/of een geldbedrag van (circa) 192,90 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn binnen is/zijn gegaan en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: “Dit is een overval, dit is een overval”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een (zichtbaar) mes bij de deur(opening) van voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn is/zijn blijven staan en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) de Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wilde(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 8] is/zijn gelopen en/of een (las)hamer, in elk geval enig (slag)voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wild(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of voornoemde [slachtoffer 8] (dreigend) de woorden toegevoegd: “Niet weglopen anders word je geschoten” en/of “Geef me dat geld anders sla ik je verrot” en/of “Ik sla je verrot als je het geld niet geeft”, in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met voornoemde (las)hamer, in elk geval met voornoemd enig (slag)voorwerp op de inpakbalie heeft/hebben geslagen
en/of
hij op of omstreeks 14 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (circa) 163,80 euro en/of een geldbedrag van (circa) 192,90 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn binnen is/zijn gegaan en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: “Dit is een overval, dit is een overval”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een (zichtbaar) mes bij de deur(opening) van voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn is/zijn blijven staan en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wilde(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 8] is/zijn gelopen en/of een (las)hamer, in elk geval enig (slag)voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wild(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of voornoemde [slachtoffer 8] (dreigend) de woorden toegevoegd: “Niet weglopen anders word je geschoten” en/of “Geef me dat geld anders sla ik je verrot” en/of “Ik sla je verrot als je het geld niet geeft”, in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met voornoemde (las)hamer, in elk geval met voornoemd enig (slag)voorwerp op de inpakbalie heeft/hebben geslagen;
4:
hij op of omstreeks 25 mei 2013 te Nieuw Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de [rechtspersoon 3] en/of [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) de slede van voornoemd vuurwapen, althans van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar achteren heeft/hebben getrokken, in elk geval het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 10] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Geld, geld nu”, in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of
hij op of omstreeks 25 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 10] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de [rechtspersoon 3] en/of [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) de slede van voornoemd vuurwapen, althans van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar achteren heeft/hebben getrokken, in elk geval het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 10] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Geld, geld nu” en/of “Sneller, opschieten”, in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
5:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 mei 2013 tot en met 28 mei 2013 te Amsterdam en/of Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten een diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of een afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een (las)hamer, in elk geval enig (slag)voorwerp, en/of een of meer bivakmuts(en) en/of een of meer informatiedrager(s) en/of gegevensdrager(s), in elk geval een of meer (mobiele) telefoon(s) (merk: Apple, type: Blackberry) en/of (met daarin/daarop) een of meer tekstberichten, in elk geval een of meer WhatsApp-bericht(en), houdende informatie betreffende
- de openingstijden en/of het openen van de kluis en/of
- het aantal personen dat nodig is voor het openen van de kluis en/of
- de tijdstip(pen) waarop de kluis wordt geopend en/of
- de wijze waarop de kluis geopend dient te worden en/of
- de hoeveelheid geld in de kluis van Dirk van de Broek (perceel [straat 2]) te Oostzaan, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof op een onderdeel tot een andere bewezenverklaring en ook overigens tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 2 en 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Gebruik van schakelbewijs is gelet op de geldende jurisprudentie slechts toelaatbaar bij bewezenverklaring van soortgelijke feiten en voor zover het bewijs voor het ene feit redengevend is voor het bewijs voor het andere feit, waarbij de bewezenverklaringen die worden geschakeld daarnaast zelfstandig moeten worden gefundeerd. Het hof is van oordeel dat in casu van die situatie sprake is, gelet op de overeenkomsten in modus operandi, de gebruikte gezichtsbedekking en wapens (een klein zwart vuurwapen en een lashamer), de posturen van de daders en die van de verdachte en zijn medeverdachte (zoals gerelateerd door de politie), de diverse herkenningen door de politie, de overeenkomsten in kleding en schoeisel, de zendmastgegevens, onderling telefoonverkeer tussen de verdachte en zijn medeverdachte kort voor en na een overval en de op de telefoon van de verdachte aangetroffen gegevens.
Het hof acht de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar en is aldus van oordeel dat ook deze verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Hetgeen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard over het doen en laten van de verdachte en zijn medeverdachte getuigt van daderkennis en sluit aan bij de overige informatie uit het dossier. De redenen die zij hebben gehad om deze verklaringen af te leggen acht het hof daarom niet relevant voor de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Dat de verdachte en zijn medeverdachte deze twee getuigen op de hoogte hielden van hum criminele doen en laten, blijkt ook uit het feit dat de verdachten op 29 mei 2013 zelfs vanuit de woning van de heer [slachtoffer 3] nog contact met hen hebben gehad over een overval.
Het hof acht, gelet op de specifieke verklaringen die daarover zijn afgelegd, de herkenningen op basis van camerabeelden betrouwbaar. De beelden zijn naar het oordeel van het hof van zodanige aard en kwaliteit dat niet met vrucht kan worden gesteld dat een herkenning op basis van deze beelden niet mogelijk is. Ook deze herkenningen kunnen naar het oordeel van het hof voor het bewijs worden gebruikt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13‑684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte:
Zaak met parketnummer 13-684284-13:
1:
op 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer € 500.-, toebehorende aan [rechtspersoon 1] en/of [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met zijn mededader, met de hoofden bedekt met een bivakmuts of een pet en een shawl, een snackbar/cafetaria is binnengegaan en vervolgens
- met een lashamer op de counter heeft/hebben geslagen en
- een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en voorgehouden en op voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en gericht gehouden;
2:
op 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn hij, verdachte, en zijn mededader over de schutting de tuin van voornoemde [slachtoffer 3] in geklommen en heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader, toen voornoemde [slachtoffer 3] verdachte en zijn mededader de tuin uit wilde sturen en toen voornoemde [slachtoffer 3] naar hen toe is gelopen
- aan voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen getoond en
- aan voornoemde [slachtoffer 3] een lashamer getoond en
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] gezegd dat hij weer zijn woning in moest gaan en
- vervolgens in de woning meermalen aan voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen getoond en op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en gericht gehouden en
- bij het verlaten van de woning voornoemde [slachtoffer 3] bij de nek vastgepakt en vastgehouden en daarbij een vuurwapen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en gericht gehouden en
- voornoemde [slachtoffer 3] tegen een muur van de woning aangedrukt en aangeduwd en
- voornoemde [slachtoffer 3] vervolgens de woning ingetrokken en onder de trap getrokken en een vuurwapen, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en gericht gehouden;
en
op 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft/hebben verdachte en /of zijn mededader opzettelijk dreigend
- onder meer in de beslotenheid van de woning van voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 3] getoond en voorgehouden en dat vuurwapen op het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] gericht en gericht gehouden en
- een lashamer aan voornoemde [slachtoffer 3] getoond en voorgehouden;
3:
op 29 mei 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met
een ander een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 13-689208-13:
1:
op 22 april 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van tussen de 500 euro en/of 600 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 4], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en
- daarbij aan voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Dit is een overval, dit is een overval” en “Opschieten, snel, snel” en “Ga helpen”;
3:
op 14 mei 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand van Albert Heijn, perceel [straat 1], heeft weggenomen een geldbedrag van 163,80 euro en een geldbedrag van 192,90 euro, toebehorende aan de Albert Heijn, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemd winkelpand van Albert Heijn binnen zijn gegaan en (daarbij) heeft/hebben geroepen: “Dit is een overval, dit is een overval”, en
- met een zichtbaar mes bij de deuropening van voornoemd winkelpand van Albert Heijn is/zijn blijven staan en
- in voornoemd winkelpand van de Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gelopen en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en
- daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat zij geld wilden hebben, en
- in voornoemd winkelpand van Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 8] is/zijn gelopen en een lashamer aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben getoond en voorgehouden en
- daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat zij geld wilden hebben en voornoemde [slachtoffer 8] dreigend de woorden toegevoegd: “Niet weglopen anders word je geschoten” en “Geef me dat geld anders sla ik je verrot”, in elk geval telkens woorden van gelijke aard en of strekking en
- met voornoemde lashamer op de inpakbalie heeft/hebben geslagen;
4:
op 25 mei 2013 te Nieuw Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan de [rechtspersoon 3] en/of [slachtoffer 9], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte en/of zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en daarbij de slede van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar achteren heeft/hebben getrokken en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 10] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Geld, geld nu”.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13‑689207-13 onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek en heeft aan hem de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 13‑684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek en dat zal worden gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Zij hebben in een betrekkelijk korte periode een reeks gewapende overvallen gepleegd. De modus operandi, waarbij na binnenkomst onder dreiging van een vuurwapen en/of een hamer direct geld uit de kassa werd opgeëist, was steeds vergelijkbaar.
De reeks overvallen is geëindigd op 29 mei 2013, toen verdachte en zijn medeverdachte na de Kwalitaria te Nieuw-Vennep te hebben overvallen op de vlucht sloegen en in de achtertuin van de heer [slachtoffer 3] terechtkwamen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de heer [slachtoffer 3] – die nietsvermoedend naar de twee hem onbekende jongens in zijn achtertuin liep – onder bedreiging van een vuurwapen en een hamer gedwongen zijn huis in te gaan, zodat zij daar uit het zicht van hun achtervolgers en de politie konden blijven. Zij hebben de heer [slachtoffer 3] vervolgens in zijn eigen woning bedreigd en van zijn vrijheid beroofd gehouden. Uiteindelijk is de politie het huis van de heer [slachtoffer 3] binnengevallen en zijn de verdachte en zijn medeverdachte aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte] is hierbij door de politie neergeschoten en zwaargewond geraakt.
Niet alleen uit de door de slachtoffers bij de politie afgelegde verklaringen, maar ook uit hun schriftelijke slachtofferverklaring, de toelichtingen op de door hen ingediende vorderingen als benadeelde partijen en de ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep door slachtoffers afgelegde verklaringen is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten door alle slachtoffers als zeer bedreigend zijn ervaren.
De heer [slachtoffer 3] is in zijn huis geconfronteerd met twee aldaar binnengedrongen vreemden die hem met een vuurwapen bedreigden. Hij heeft gedurende de gijzeling geruime tijd zeer angstige momenten doorgemaakt. Hij maakte zich zorgen over zijn twee jongste kinderen, die boven lagen te slapen en over zijn oudste zoon en vrouw, die ieder moment thuis zouden kunnen komen.
De heer [slachtoffer 3] kampt nog steeds met gevoelens van onbegrip, angst, boosheid en teleurstelling. Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de heer [slachtoffer 3] slachtofferverklaringen met die strekking voorgelezen.
De verscheidene overvallen hebben op de slachtoffers een enorme impact gehad. Zij konden bijvoorbeeld als gevolg van angstgevoelens hun functie niet meer uitoefenen of hebben in hun privéleven de gevolgen van de overval ondervonden, zoals slaap- of concentratieproblemen. Duidelijk is dat de reeks overvallen voor een grote groep mensen ingrijpende nadelige gevolgen heeft gehad.
Voorts brengen feiten als de bewezen verklaarde bij omstanders, maar ook bij burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Tijdens de overval en de wederrechtelijke vrijheidsberoving op 29 mei 2013 heeft de verdachte samen met zijn medeverdachte een vuurwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 augustus 2014 is de verdachte eerder ter zake van misdrijven, waaronder diefstal, veroordeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het volgende:
- een multidisciplinair onderzoeksrapport van de observatieafdeling van forensisch centrum Teylingereind, een initiatief van het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA), van 29 november 2013, opgemaakt door GZ-psycholoog [deskundige 1] en psychiater [deskundige 2], aangevuld op 5 februari 2014;
- de verdachte betreffende rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 31 mei 2013, 6 februari 2014 en 5 augustus 2014;
en op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van 19 augustus 2014 ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte door de rapporteurs en door vertegenwoordigers van Jeugdbescherming Regio Amsterdam en de Raad voor de Kinderbescherming is medegedeeld.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt het hof, het multidisciplinair onderzoeksrapport en de overige beschikbare informatie in aanmerking genomen, het volgende.
De verdachte is lijdend aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een nagenoeg uitgekristalliseerde antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. De persoonlijkheidsstoornis heeft slechts ten dele doorgewerkt in het bewezen verklaarde handelen van de verdachte. Cognitief wist de verdachte heel goed dat zijn gedrag strafbaar was. Hij lijkt te kunnen kiezen, maar wordt in zijn keuzes als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis niet geleid door empathie, gevoelsmatig begrip en geweten. De verdachte is steeds in staat geweest voor niet of minder grensoverschrijdende gedragsalternatieven te kiezen, maar deed dat niet.
De deskundigen hebben door de proceshouding van de verdachte geen uitspraken kunnen doen over de doorwerking van de stoornis in de in de zaak met parketnummer 13-689207-13 ten laste gelegde feiten. Het hof is evenwel van oordeel dat, gezien de korte tijdsspanne waarin de delicten zijn gepleegd (binnen een periode van 5 weken) en de aard en ernst van de bij de verdachte geconstateerde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, het niet anders kan dan dat de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte reeds bestond ten tijde van alle bewezen verklaarde feiten.
Het voorgaande in aanmerking genomen, merkt het hof de verdachte ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar aan.
De persoonlijkheid van de verdachte lijkt reeds dusdanig geconsolideerd te zijn, dat de onderzoekers moeite hebben gehad om aanknopingspunten voor behandeling te vinden. Niet alleen kenmerkt de antisociale persoonlijkheidsstoornis zich door een beperkte behandelbaarheid, ook is bij de verdachte weinig behandelmotivatie aanwezig. In het verleden liepen interventies steeds spaak en de verdachte voelt weinig eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn ontwikkeling en ziet geen echte noodzaak te veranderen. Dat maakt hem minder geschikt voor behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden of een GBM. De relatie van de verdachte met zijn ouders, die in de loop der tijd pedagogisch onmachtig zijn geraakt, is beschadigd en de verdachte accepteert hun gezag niet. De verdachte heeft zich tot nu toe systematisch onttrokken aan begeleiding en behandeling, heeft weinig pro-sociale steun, accepteert geen gezag, voelt zich aangetrokken tot crimineel gedrag en is zelfbepalend. Deze negatieve factoren versterken elkaar. Controle en toezicht zijn van groot belang om het gedrag van de verdachte, die in staat is om in cognitieve zin te leren van regels en grenzen, in de toekomst bij te sturen.
Ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het meerderjarigenstrafrecht, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Het hof is van oordeel dat reeds op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht dient te worden overgegaan.
Er is sprake van een reeks overvallen, gepleegd in een korte periode, die wordt gekenmerkt door toenemende ernst en brutaliteit. Bij het plegen van deze overvallen hebben de verdachte en zijn medeverdachte nauw samengewerkt en zijn zij geraffineerd en met een grote mate van professionaliteit te werk gegaan. Zij hebben daarbij gebruik gemaakt van meerdere wapens, waaronder een vuurwapen, en van bivakmutsen. Steeds nadat zij met succes een overval hadden gepleegd, hebben de verdachten op korte termijn besloten om een volgende overval te plegen. De verdachten hebben, met eigen geldelijk gewin als motief, steeds beoogd de aanwezigen van het begin af aan angst aan te jagen, bijvoorbeeld door bij binnenkomst direct een vuurwapen op een aanwezige te richten of met een hamer op de toonbank te slaan.
Het hof is, gelet op de inhoud van de over de persoon van de verdachte opgemaakte rapporten en hetgeen voorts ten aanzien van de persoon van de verdachte is gebleken, in samenhang met hetgeen de deskundigen ter terechtzitting in hoger beroep hebben medegedeeld, van oordeel dat het recidiverisico zonder begeleiding en behandeling groot is.
Het hof heeft er, gelet op de inhoud van de rapporten en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep over de persoon van de verdachte is gebleken, geen vertrouwen in dat behandeling van de verdachte in het kader van een voorwaardelijke maatregel, zoals door de verdediging is bepleit, succesvol zal zijn. Het hof acht behandeling van de verdachte in een gesloten setting in het belang van zowel de maatschappij als de verdachte derhalve noodzakelijk.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld ter terechtzitting van 20 augustus 2014 een voorwaardelijk verzoek te doen tot het alsnog gelasten van nader onderzoek naar de persoon van de verdachte, gekoppeld aan het opleggen van behandeling in een niet-ambulant kader, wijst het hof dit verzoek af onder verwijzing naar de afwijzing van een gelijkluidend verzoek ter terechtzitting van 19 augustus 2014.
Naar het oordeel van het hof is gevaar voor de algemene veiligheid van personen, als bedoeld in artikel 37 a, eerste lid, onder 2 en artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, gezien de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en het recidiverisico, aanwezig. Op grond van de bewezenverklaarde feiten en hetgeen uit de rapportages van de deskundigen omtrent de persoon van verdachte is gebleken is het hof, in aanmerking genomen de geconstateerde problematiek van de verdachte, het gegeven dat eerdere interventies niet tot voldoende resultaat hebben geleid en de, naar het oordeel van het hof aanwezige, grote kans op herhaling van misdrijven als de onderhavige, van oordeel dat de algemene veiligheid van personen zowel het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling als verpleging van overheidswege vereist.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en geweldsdelicten die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Het hof is van oordeel dat de verdachte, nu aan de wettelijke criteria is voldaan en gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, ter beschikking dient te worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het hof is van oordeel dat daarnaast ook een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd. Het hof slaat bij het bepalen van de duur van die straf acht op de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Bovendien neemt het hof in aanmerking dat het in het belang van zowel de maatschappij als de verdachte is dat de behandeling van de verdachte zo spoedig mogelijk aanvangt. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf van achttien maanden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.742,13. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.117,88. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.632,88. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.805,73. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.580,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.215,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.515,60. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij Albert Heijn [straat 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 356,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 47, 57, 77b, 282, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 november 2012 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Voorts heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2012 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Tevens heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2012 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en gelet op de op te leggen straf en maatregel zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13‑684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.742,13 (duizend zevenhonderdtweeënveertig euro en dertien cent) bestaande uit € 242,13 (tweehonderdtweeënveertig euro en dertien cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 1.742,13 (duizend zevenhonderdtweeënveertig euro en dertien cent) bestaande uit € 242,13 (tweehonderdtweeënveertig euro en dertien cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.632,88 (duizend zeshonderdtweeëndertig euro en achtentachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 1.632,88 (duizend zeshonderdtweeëndertig euro en achtentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684283-13 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.805,73 (vijfduizend achthonderdvijf euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 1.805,73 (duizend achthonderdvijf euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van
€ 5.805,73 (vijfduizend achthonderdvijf euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 1.805,73 (duizend achthonderdvijf euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
64 (vierenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 8] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.580,00 (duizend vijfhonderdtachtig euro) bestaande uit € 80,00 (tachtig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 8], een bedrag te betalen van
€ 1.580,00 (duizend vijfhonderdtachtig euro) bestaande uit € 80,00 (tachtig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.515,60 (duizend vijfhonderdvijftien euro en zestig cent) bestaande uit € 15,60 (vijftien euro en zestig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 7], een bedrag te betalen van
€ 1.515,60 (duizend vijfhonderdvijftien euro en zestig cent) bestaande uit € 15,60 (vijftien euro en zestig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij Albert Heijn [straat 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Albert Heijn [straat 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-689207-13 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 356,70 (driehonderdzesenvijftig euro en zeventig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Albert Heijn [straat 1], een bedrag te betalen van
€ 356,70 (driehonderdzesenvijftig euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 29 januari 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 november 2012, parketnummer 15-760548-12, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 29 januari 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2012, parketnummer 15-760956-11, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 29 januari 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2012, parketnummer 15-761236-11, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. D.C. van Reekum, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2014.
Mrs. D.C. van Reekum en S. Ourahma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.