ECLI:NL:GHAMS:2014:3632

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
23-003330-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling na onduidelijkheid over oorzaak val slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van zware mishandeling, omdat hij op 26 januari 2012 in Den Helder een slachtoffer zou hebben geduwd, waardoor deze viel en zwaar lichamelijk letsel opliep. De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte roekeloos en onoplettend handelde, wat leidde tot de val van het slachtoffer.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 maart 2014 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij het kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd, en het hof heeft deze vordering in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de val van het slachtoffer het directe gevolg was van de duw door de verdachte. Er was onduidelijkheid over de precieze toedracht van de val, en het hof concludeerde dat deze onzekerheid in het voordeel van de verdachte moest worden gewogen.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft het hof de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-003330-13
datum uitspraak: 9 april 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer
14-158468-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 januari 2012 in de gemeente Den Helder roekeloos en/of grovelijk, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig, (terwijl hij, verdachte en [slachtoffer] zich bevonden in een flatportiek/hal/galerij/trappenhuis van een flatgebouw, gelegen op/aan de Willem Barentszstraat, dichtbij/op korte afstand van een trap naar een benedenverdieping) (met kracht) tegen het lichaam van [slachtoffer] heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (haar evenwicht verloor en/of [vervolgens] over een drempel en/of een mat struikelde en/of [vervolgens]) op/langs/tegen een trap (naar beneden) is gevallen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) (gecompliceerde) fractu(u)r(en) in/aan de linker- en rechterpols en/of een (snij)wond in/aan het (voor)hoofd (welke is gehecht) en/of een klaplong (rechterlong) en/of een hersenschudding, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de val van het slachtoffer van de trap het rechtstreekse gevolg was van de ten laste gelegde duw door de verdachte. Het hof acht, gelet op hetgeen is gebleken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep, niet uitgesloten dat de val het gevolg was van handelen of struikelen van het slachtoffer ter hoogte van de drempel bij het trapgat. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof leidt uit de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep getoonde foto’s van de situatie ter plaatse en zijn toelichting daarop het volgende af. Bovenaan de trap die leidt naar de voordeur van de woning van de verdachte bevindt zich een plateau van ongeveer 80 cm diep. De grens tussen dat plateau en de gang waaraan zich genoemde voordeur bevindt wordt gevormd door een branddeur, die open stond en die voorzien was van een drempel. Op het moment dat de verdachte [slachtoffer] voor de laatste maal van zich af duwde, bevonden beiden zich op de gang en niet op voornoemd plateau bij de trap. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat [slachtoffer] voorover van de trap is gevallen. De verdachte heeft gesteld dat hij niet heeft gezien hoe dat is gebeurd, maar dat hij betwijfelt of dat het gevolg was van de door hem gegeven duw. Uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan de precieze toedracht van de val van [slachtoffer] met voldoende zekerheid worden vastgesteld, waardoor daaromtrent enige onzekerheid blijft bestaan. Deze onzekerheid moet in het voordeel van de verdachte wegen. De verdachte moet daarom van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.018,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. W.H. van Benthem en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2014.
Mr. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
[...]