ECLI:NL:GHAMS:2014:3590

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
23-000820-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vrijspraak met aanvullende overweging omtrent proces-verbaal politie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 8 februari 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, was in eerste aanleg vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, waarbij het Openbaar Ministerie in hoger beroep was gekomen. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 april 2014 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 8 maanden had geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de slikkersbollen die de verdachte heeft geslikt cocaïne bevatten. Dit oordeel is gebaseerd op de onduidelijkheid in het proces-verbaal van de politie, waarin de verdachte en een alias werden genoemd, maar onvoldoende bewijs werd geleverd om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft de vrijspraak van de politierechter bevestigd en voegde hieraan toe dat de slordigheid in het proces-verbaal door de officier van justitie was opgemerkt, wat de beslissing van het hof verder onderstreept. Het hof heeft de zaak derhalve bevestigd en de verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000820-13
datum uitspraak: 25 april 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 februari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-801554-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen onder aanvulling van gronden.

Aanvulling gronden

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd voor de duur van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden van meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie en reclasseringstoezicht.
Het hof overweegt dat niet buiten redelijke twijfel is dat de slikkersbollen die de verdachte heeft geslikt cocaïne bevatten, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken, zoals door de raadsman is bepleit. In het bijzonder is niet buiten redelijke twijfel dat de slikkersbollen die worden beschreven in het proces-verbaal van 30 december 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina 1.1.5) wel de slikkersbollen zijn die de verdachte in zijn lichaam heeft gehad, nu in dat proces-verbaal naast de naam van de verdachte ook tweemaal de naam [alias vd] is genoemd. Bij dit oordeel weegt mee dat tussen de aankomst van de verdachte op Schiphol (12 december 2012) en de datum van genoemd proces-verbaal (30 december 2014) betrekkelijk ruime tijd is verstreken. Weliswaar heeft de verdachte bij zijn inverzekeringstelling en tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij 80 respectievelijk 85 bollen met daarin cocaïne heeft geslikt, maar het hof acht deze verklaringen onvoldoende voor een bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde.
Het hof merkt nog het volgende op. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie reeds geconstateerd dat bovengenoemd proces-verbaal “slordig” is en merkt hij op: “Ik zou aanhouding kunnen vragen en uit kunnen laten zoeken of het verschillende personen zijn.” Bij vonnis van de politierechter is de verdachte wegens die onduidelijkheid in genoemd proces-verbaal vrijgesproken, van welk vonnis de officier van justitie in hoger beroep is gekomen. Dat het Openbaar Ministerie daarna in de appelschriftuur heeft volstaan met de opmerking dat “zo nodig” de mogelijkheid bestaat tot het doen opmaken van een aanvullend proces-verbaal, heeft het hof verbaasd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. R.J.F. Thiessen en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2014.
Mr. J.A. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]