In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van medepleging van winkeldiefstal, gepleegd op 20 juni 2013 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof de diefstal van drie werkhandschoenen, een waterpomptang en een stanleymes, toebehorende aan Gamma. Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 april 2014 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte ontkende schuldig te zijn en stelde dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte. Echter, camerabeelden toonden aan dat de verdachte samen met de medeverdachte in de winkel was en dat de medeverdachte goederen onder zijn jas stopte terwijl de verdachte naast hem stond. Het hof concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking en verwierp het verweer van de verdachte. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. In hoger beroep werd deze straf bevestigd, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde de gevangenisstraf van vier weken op, met aftrek van voorarrest. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.