Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1],
1.[geïntimeerde sub 1],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Het hoger beroep van [appellanten] is gericht tegen de beslissing dat sprake is van een erfdienstbaarheid; het incidentele hoger beroep van [geïntimeerden] richt zich tegen de beslissing dat zowel [adres] als [adres] moeten bijdragen aan de kosten van onderhoud en herstel van de schoorsteen.
Op rookkanaal H, zo staat vast tussen partijen, is een kachel aangesloten die zich bevindt op de beletage van het pand [adres]. De afvoergassen van deze kachel worden derhalve afgevoerd via een rookkanaal dat zich in [adres] bevindt en dat uitkomt in de schoorsteen op het dak van [adres] (hierna aan te duiden als: de toestand).
Over de wijze waarop deze aansluiting is geconstrueerd, zijn partijen het oneens. Hierna, bij rechtsoverweging 3.13, zal het hof op dat punt terugkomen.
Hiermee is ook
grief I in het incidenteel appelbehandeld, waarin [geïntimeerden] naar voren brengen dat de rechtbank geen duidelijk onderscheid heeft gemaakt tussen rookkanaal H en schoorsteen H.
grief IIIbetwist dat dat het geval is. Volgens hen is de veronderstelde erfdienstbaarheid niet voortdurend, omdat niet voldaan is aan het vereiste dat ze automatisch en buiten medeweten van de mens werken. Voorts is de veronderstelde erfdienstbaarheid niet zichtbaar, omdat niet voldaan wordt aan het vereiste dat de erfdienstbaarheid op een uiterlijk werk of uiterlijk kenmerk berust.
Naar ’s hofs oordeel is in het onderhavige geval aan dit vereiste voldaan, nu de toestanduit zijn aard voor waarneming vatbaar is. Immers, voor waarneming is vatbaar dat de kachel van [adres] rookgassen afvoert via het rookkanaal in de zich in [adres] bevindende schoorsteenpijp, die uitmondt in schoorsteen H, op het dak van [adres].
Het hof stelt vast dat over deze vraag tussen partijen geen overeenstemming bestaat.
grief II.
grief Ials
grief VIfalen daarmee.
grief VIIIgericht, waar [appellanten] betogen dat [geïntimeerden] misbruik van recht maken door zich te beroepen op de erfdienstbaarheid. Bij
grief Vstellen zij dat handhaving van de erfdienstbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou leiden tot een onaanvaardbare situatie, vanwege de brandgevaarlijkheid.
Voorts betogen [appellanten] bij
grief IVdat de erfdienstbaarheid op grond van art. 5:78 BW wel moeten worden opgeheven. Volgens [appellanten] is sprake van onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 5:78 sub a BW, omdat sprake is van een brandgevaarlijke situatie. De brandgevaarlijke situatie is ook onaanvaardbaar en levert daarmee strijd op met het algemeen belang, als omschreven in art. 5:78 sub b BW. Subsidiair stellen zij dat de erfdienstbaarheid moet worden gewijzigd, aldus dat een behoorlijke en brandveilige aansluiting van de kachel in [adres] op het rookkanaal in [adres] wordt aangebracht. Meer subsidiair stellen [appellanten] dat sprake is van misbruik van recht, in welk verband zij wederom verwijzen naar de brandgevaarlijkheid (MvG punt 35).
grief VIIdat de erfdienstbaarheid moet worden opgeheven op grond van art. 5:79 BW, waarin is bepaald dat indien de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid, de eigenaar van het dienende erf opheffing van de erfdienstbaarheid kan verzoeken.
mogelijksprake zijn van misbruik van recht, dan wel strijd met het algemeen belang, dan wel kan zich de noodzaak voordoen tot wijziging van de erfdienstbaarheid op grond van art. 5:78 sub b BW, of opheffing op grond van art. 5:79 BW.
eindigt) kort onder het plafond van [adres] huis. Hierdoor is een voor ieder zichtbare ten behoeve van de rookdoorvoer schuin afgesneden uitstulping in [adres] ontstaan. Volgens hen wijst niets erop dat rookkanaal H ooit gebruikt is door [adres] (MvA punt 8 en 10, met bijbehorende tekeningen, producties 15, 16 en 17).
[geïntimeerden] betwisten dat er reële alternatieven zijn voor de afvoer van rookgassen van de kachel in [adres].
4. Zo ja, welke voorzieningen zouden moeten worden getroffen om de
Het hof geeft partijen dringend in overweging tot een gezamenlijk voorstel voor een deskundige en overeenstemming over de vraagstelling te komen.