ECLI:NL:GHAMS:2014:3486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2014
Publicatiedatum
25 augustus 2014
Zaaknummer
23-003801-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht bij basisschool

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1971, werd beschuldigd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Dit gebeurde op 12 oktober 2012, toen de verdachte bij een basisschool in Amsterdam met een mes steekbewegingen maakte in de richting van zijn ex-zwager, terwijl hij dreigende woorden uitsprak. De tenlastelegging omvatte ook het dragen van een handschoen die als wapen kon worden aangemerkt. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 augustus 2014 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld. De aangever verklaarde dat hij zich zeer bedreigd voelde door de verdachte, die met een mes in zijn hand hem achterna zat. Getuigen bevestigden deze verklaring en gaven gedetailleerde beschrijvingen van de gebeurtenissen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging, maar sprak hem vrij van het tweede ten laste gelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraffen opgelegd, maar het hof besloot de straffen te verlagen. Het hof benadrukte de ernst van de bedreiging, vooral gezien de locatie nabij een basisschool, en de impact die dit had op de veiligheid in de samenleving. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van zestig uren.

Uitspraak

parketnummer: 23-003801-13
datum uitspraak: 25 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-028487-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 augustus 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een (scherp en/of puntig) voorwerp een of meer zwaaiende en/of stekende beweging(en) gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer] terwijl hij, verdachte, zich op één à twee meter afstand van voornoemde [slachtoffer] bevond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik ga je opensnijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) handschoen (waarvan de vingers en/of duim zijn afgeknipt dan wel gesneden en/of waarbij bij de vier afgeknipte vingers ter hoogte van de knokkels verzwaringen zijn aangebracht), zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Het door de verdediging gevoerde verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ter zake hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd bepleit dat sprake is van wettig, maar niet van overtuigend bewijs, zodat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft er in dit verband op gewezen dat, gelet op de stellige ontkenning van de verdachte en het feit dat door de politie geen mes is aangetroffen, niet kan worden uitgesloten dat de getuige [getuige 1] zich heeft vergist.
Het dossier biedt bovendien geen steun voor de verklaring van aangever dat de verdachte hem woordelijk heeft bedreigd, zodat de verdachte ook daarvan worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de verdachte vindt zijn weerlegging in de door het hof gebezigde - en hieronder weergegeven - bewijsmiddelen. Anders dan de raadsman heeft het hof daaruit wel degelijk de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 ten laste gelegde bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat de verklaring van aangever [slachtoffer] en de getuige [getuige 1] in de kern eensluidend zijn en dat zij steun vinden in elkaar. Beiden hebben een mes bij de verdachte gezien. De getuige [getuige 1] heeft ter zake bovendien een zeer gedetailleerde beschrijving van het mes gegeven en voorts verklaard dat de verdachte aangever [slachtoffer] met het mes in de hand heeft achtervolgd. Dat sprake was van een achtervolging wordt bevestigd door de getuige [getuige 2] en door de verdachte zelf. De getuige [getuige 2] heeft ten slotte gezien dat de verdachte ‘iets, met een scherp puntje’ in zijn hand had waarmee hij steekbewegingen maakte in de richting van aangever.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij alleen een sleutelbos in zijn handen had en dat hij daarmee geen stekende/zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, in het onderhavige geval onvoldoende tegenwicht biedt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1:
hij op 12 oktober 2012 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes zwaaiende en stekende bewegingen gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer] terwijl hij, verdachte, zich op één à twee meter afstand van voornoemde [slachtoffer] bevond en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga je opensnijden".
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte 12 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 oktober 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Ik wil aangifte doen van bedreiging met een mes door mijn ex-zwager [verdachte]. Ik ben ongeveer 7 jaar getrouwd geweest met mijn ex-vrouw [naam 1]. Uit dit huwelijk is onze dochter [naam 2] ([geboortedatum]) geboren. Vanmiddag, 12 oktober 2012 omstreeks 14:15 uur, was ik aanwezig bij de school van mijn dochter, de [school]. Ik stond bij de voordeur van de school. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] of uit zijn broek of uit zijn mouw een mes pakte. Ik zag dat hij het mes uit elkaar openklapte. Ik zag dat [verdachte] een zwaaiende beweging richting mij maakte, terwijl hij het mes in zijn rechterhand had. Ik hoorde [verdachte] zeggen: “Ik ga je opensnijden.” Ik week uit naar achteren, maar ik viel. Ik stond snel op en rende weg naar de auto’s op ongeveer 10 a 15 meter afstand. Ik zag dat ik achtervolgd werd door [verdachte] met nog steeds het mes in zijn handen. Ik ben om het schoolgebouw heen gerend en toen ben ik het schoolgebouw in gerend. Ik zag dat [verdachte] nog op de deur van de school stond te bonzen. De schoolleiding heeft de politie gebeld. De politie heeft [verdachte] aangehouden. Ik voelde mij in ieder geval zeer bedreigd door mijn ex-zwager metzijn mes. Ik had echt het gevoel dat hij mij wilde neersteken.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 oktober 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 2]:
Op 12 oktober (het hof begrijpt 2012) omstreeks 14:15 uur stond de vader van [naam 2] (het hof begrijpt hier en verder [naam 2]) bij de ingang van de school. De vader van [naam 2] belde bij de voordeur aan. Ik stond in het conciërge ruimte. Ik zag een vrouw genaamd [getuige 1] in de hal staan. [getuige 1] riep dat er twee mannen buiten aan het vechten waren. Ik ben toen naar buiten gegaan. Ik zag de vader van [naam 2] achteruitlopen richting het Nikeplein. Ik zag dat de oom van [naam 2] op hem afliep. Ik schreeuwde dat ze moesten ophouden. Ik zag dat de oom van [naam 2] iets in zijn hand vasthield. Ik zag dat dat gene een scherp puntje had. Ik zag dat er ongeveer 1 a 1,5 meter tussen hun was. Ik zag dat de oom van [naam 2] steekbewegingen maakte richting van de vader van [naam 2]. Deze steekbewegingen waren gericht op de borst en nek. Ik zag dat de vader van [naam 2] een blokje om het gebouw rende. Ik zag dat de oom van [naam 2] achter hem aanrende. Ik heb hierop de vader van [naam 2] binnen gelaten in de school en de deur op slot gedaan. Ik zag dat de oom van [naam 2] naar binnen wilde. Hij bontste heel hard op de deur. De politie is toen gebeld en deze kwam vrijwel meteen.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 oktober 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 1]:
Ik zag de vader van [naam 2] buiten bij een kale man staan. ik hoorde ze tegen elkaar schreeuwen. Mijn collega zei tegen de twee mannen dat ze dit niet voor de school moesten uitvechten want het was een familiekwestie en de school ging zo uit. De vader van [naam 2] liep van de school weg in de richting van het Nikeplein. Toen zag ik dat de kale man een mes in zijn hand had. De kale man, blijkbaar de oom van [naam 2], liep de vader van [naam 2] achterna en bleef schelden. Ze hebben blijkbaar een rondje gelopen en ik zag dat de vader van [naam 2] weer bij de school aanlopen. Tijdens het weglopen zag ik dat de kale man dus een mes trok. Ik zag dat het een zwart uitklapmes was. Ik zag dat hij het mes uit zijn rechter jaszak pakte. Ik zag dat hij het mes eerst achter zijn rug hield. Ik stond er zo ongeveer 1,5 meter vanaf. Ik zag dat de vader van [naam 2] ging rennen. Ik zag de kale man achter de vader van [naam 2] aanrennen. Ik zag dat hij het mes uitgeklapt en wel naast zijn middel hield en zo achter de vader van [naam 2] aanrende. Toen wij zagen dat de vader van [naam 2] terug kwam rennen hebben we hem binnengelaten. Ik zag en hoorde dat de kale man op de deuren bonkte en naar binnen wilde.”
4.
De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 11 augustus 2014.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was op 12 oktober 2012 bij de school van mijn nichtje. Ik was daar omdat ik met mijn ex-zwager wilde spreken. Toen ik hem zag staan, ben ik direct naar hem toegelopen. Ik zei dat ik met hem wilde praten, maar dat wilde hij niet. Ik probeerde met een hand zijn jas te pakken. Hij rende weg. Hij rende de school in. Ik heb op de deur gebonsd. Toen zag ik de politie aankomen lopen.

Voorwaardelijke verzoeken

De raadsman heeft verzocht om indien het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde komt - naar het hof begrijpt - het onderzoek te heropenen en [getuige 2] en [getuige 1] als getuigen te doen oproepen. De raadsman acht het in dat geval van belang precies te weten waar de desbetreffende getuigen zich op het moment van het tenlastegelegde feit bevonden. De raadsman betrekt daarbij dat de getuigen over de verdachte spreken als de oom van het meisje. Kennelijk is er met de getuigen gesproken, zodat mogelijkerwijs sprake is van beïnvloeding.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1], inhoudende dat de vader van [naam 2] [slachtoffer] op 12 oktober 2012 op het schoolplein door haar oom is bedreigd, zijn in de kern eensluidend en vinden steun in elkaar. Daarbij zij opgemerkt dat getuige [getuige 1] de verdachte niet omschrijft als de oom van [naam 2] maar als de ‘kale man’. De verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] vinden bovendien steun in de verklaringen van aangever [slachtoffer], en de verdachte, [verdachte].
Gelet op het voorgaande, is het verzoek tot het horen van [getuige 2] en [getuige 1] omdat mogelijkerwijs sprake was van beïnvloeding onvoldoende gemotiveerd. Nu het hof zich ook overigens voldoende voorgelicht acht, is het horen van de (voorwaardelijk) verzochte getuigen niet noodzakelijk en wijst het hof het verzoek af.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot voor feit 1 een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van honderd uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door vijftig dagen hechtenis en voor feit 2 een werkstraf voor de duur van twintig uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door tien dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat hij voor het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en een werkstraf voor de duur van zestig uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door dertig dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door voor de ingang van een basisschool met een mes steekbewegingen te maken in de richting van zijn ex-zwager en hem de woorden toe te voegen: “Ik ga jou opensnijden.” Wat er ook zij van de aanleiding voor het gedrag van de verdachte, de verdachte heeft met zijn gedragingen en uitlating de grens van het toelaatbare ver overschreden. Het betreft een ernstig feit en aangever heeft dit als zeer bedreigend ervaren. Dit is temeer laakbaar, nu een en ander plaatsvond in de directe omgeving van de school, die op het punt stond om uit te gaan. De omstandigheid dat geen van de jonge leerlingen met het handelen van de verdachte is geconfronteerd is een gelukkige, die geenszins aan de verdachte te danken is. Door het openlijke karakter van het gebruikte geweld veroorzaken dergelijke feiten bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 augustus 2014 is de verdachte eerder - zij het voor het geruime tijd geleden en voor andersoortige strafbare feiten - veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straffen passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (een) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. J.G. Bulsing, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 augustus 2014.
Mr. Bulsing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]