ECLI:NL:GHAMS:2014:3439

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
200.074.081-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schilderwerk en niet-passend houtwerk in bouwproject

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 29 november 2011, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen de besloten vennootschap Silmar Kozijnen B.V. en Houtbewerking Wagenborgen B.V. Silmar, de appellante, had Wagenborgen aangeklaagd voor schade die zou zijn ontstaan door gebrekkig schilderwerk en niet-passend houtwerk. Het hof heeft vastgesteld dat Silmar niet heeft kunnen bewijzen dat Wagenborgen de grondverf niet op de juiste wijze had aangebracht of dat de geleverde deuren, ramen en kozijnen niet goed pasten. Silmar had getuigen opgeroepen die verklaarden dat de verf losliet en dat de kozijnen niet goed waren afgeleverd. Echter, het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat Wagenborgen een verwijt kon worden gemaakt. Het hof concludeerde dat de problemen met de verf en het houtwerk mogelijk te wijten waren aan andere factoren, zoals vochtproblemen door niet-tijdig kitten en vervuiling op de bouwplaats. Het hof heeft de vorderingen van Silmar gedeeltelijk toegewezen, waarbij Wagenborgen werd veroordeeld tot betaling van € 640,- en € 6.510,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.074.081/01
zaaknummer rechtbank Haarlem : 162504 / HA ZA 09-1473
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 augustus 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SILMAR KOZIJNEN B.V.,
gevestigd te Heemskerk,
appellante,
advocaat: mr. F.P. Klaver te Alkmaar
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOUTBEWERKING WAGENBORGEN B.V.,
gevestigd te Wagenborgen, gemeente Delfzijl,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W. Schoo te Groningen.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom Silmar en Wagenborgen genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 29 november 2011 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest heeft Silmar op 12 april 2012, 6 juli 2012 en 23 mei 2013 in totaal zeven getuigen doen horen en bij brieven 4 juli 2012 en 5 juli 2012 verklaringen in het geding gebracht. Wagenborgen heeft op 23 mei 2013 en 16 oktober 2013 in totaal vijf getuigen in contra-enquete doen horen. De daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn bij de gedingstukken gevoegd.
Silmar heeft een memorie na enquête genomen, en daarbij nog een bewijsstuk in het geding gebracht.
Wagenborgen heeft een antwoordmemorie na enquête genomen.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij het tussenarrest is Silmar toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat
  • Wagenborgen de grondverf niet op de goede wijze had aangebracht en niet heeft voldaan aan de eisen die Concept II daaraan stelt en wat de daardoor veroorzaakte schade is;
  • dat de door Wagenborgen geleverde deuren, ramen en kozijnen niet goed pasten (niet sloten, kieren vertoonden dan wel klemden) dan wel door Wagenborgen onjuist zijn afgemonteerd en wat de daardoor veroorzaakte schade is;
  • wat de schade is die zij heeft geleden als gevolg van het ontbreken van de afwateringsvoorzieningen van de onderdorpels en het niet-voldoen van kozijnen (inclusief hang- en sluitwerk) aan het PKM.
Grondverf – concept II
2.2
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Silmar getuigen doen horen, die voor zover van belang hebben verklaard zoals hieronder weergegeven.
2.2.1
[X], directeur van Silmar, heeft als partijgetuige onder meer verklaard:
De afspraak met Wagenborgen was, dat zij kozijnen zouden leveren met Concept II. Dat is een concept dat bestaat uit voorspuiten, tussenschuren en een laklaag. In totaal worden drie lagen aangebracht. Het totaal van deze verflagen moet een minimale dikte hebben van 140 mu. Verder moeten er dorpelafdekkers op de onderdorpels zitten.
Ik denk dat er niet met Concept II is geleverd. De dorpelafdekkers hebben er nooit op gezeten. (…) Ik constateerde dat de verf had losgelaten op verschillende plekken op het houtwerk; buiten maar ook binnen, op vaste en draaiende delen, bij stijlen, bovenaan maar ook onderaan. Wat ik dan zag, was dat het hout dan helemaal kaal was; de verf was eraf gebladderd. Het ging dan soms om kleine stukken, soms om stukken van 10 á 20 cm. Het ging in de eerste instantie om 3 of 4 woningen, maar uiteindelijk, aan het eind van de rit, waren er ik geloof maar twee woningen die helemaal niets hadden.
Er zijn onderzoeken uitgevoerd naar de oorzaak van de problemen met de verf. SKH en [F] hebben een rapport opgesteld. Ik ben het met sommige conclusies in de rapporten eens, maar met sommige ook niet. Zo wordt in een van de rapporten gesteld dat de problemen door kitwerk zijn veroorzaakt. Dat is volstrekte onzin. Er zijn ook verfproblemen geconstateerd op stijlen van draairamen waar geen kitwerk wordt aangebracht. Dan kan het probleem niets met kitten te maken hebben. U houdt mij voor de passage in het SKH-rapport waar staat: levering heeft plaatsgevonden in Concept II (productie 5 bij memorie van grieven). Die conclusie bestrijd ik in zoverre niet, dat de afspraak ook was dat in Concept II geleverd zou worden. Als de verf er dan toch afvalt, dan is er ofwel niet in Concept II geleverd, of er is een andere oorzaak. Ik weet niet of het aan de verf heeft gelegen, maar dat is ook een mogelijkheid.
(…)
U houdt mij voor de eerste twee zinnen van de conclusie van het SKH-rapport. Ik deel niet de conclusie dat de problemen door ernstige vervuiling op de onderdorpels zijn ontstaan. Op de bouw is het altijd een rotzooi en vindt altijd vervuiling plaats (Dozy werkt relatief nog erg netjes). Dan zou altijd onder alle omstandigheden de verf er vanaf vallen. (…) Ik zit al 20 jaar in de kozijnen en ik ben een praktijkman. Ik kom op heel veel verschillende bouwplaatsen, van kleine en grote aannemers. Ik zie soms hoe er met mijn kozijnen wordt omgegaan maar hoe dan ook: de verf blijft erop zitten. Dus wat hier is gebeurd, gebeurt anders nooit.
2.2.2
[Y] heeft als getuige onder meer verklaard:
Ik ben werkzaam bij Dozy en was dat ook in 2008/2009.
Ik heb zelf waargenomen dat de verf op het houtwerk losliet. Dat was het ergste bij de houtverbindingen, maar dat kon ook binnen op een stijl zijn. Ik zag het aan de buitenkant maar ook aan de binnenkant van het houtwerk. De verf was helemaal afgebladderd; het ging dan om stukken van ongeveer 10 cm. In de eerste instantie ging het om 34 woningen waar deze problemen zich voordeden, later constateerden wij het ook bij 12 woningen langs het water. Uiteindelijk hebben deze problemen zich bij alle woningen in het project voorgedaan.
(…) Als dit soort verfproblemen zich voordoen is de verf slecht aangebracht, van slechte kwaliteit of is het veroorzaakt door vocht. Ik heb problemen zoals hier nog nooit eerder meegemaakt.
Ik ben bekend met Concept II. Dat betekent dat de verf een dikte moet hebben van 82 mu. Het gaat daarbij niet om het aantal lagen. Wij beschikken niet over meetapparatuur om de dikte van de aangebrachte verf zelf vast te stellen. Ik heb [F] wel zien meten, maar weet het resultaat daarvan niet. Concept II betekent ook dat de verf een bepaalde hechting moet hebben en niet mag loslaten. Omdat de verf hier wel losliet, kan het niet aan Concept II voldoen.
Ik kan niet zeggen wie bij deze verfproblemen de fout heeft gemaakt.
Ik was aanwezig bij de aflevering van de onderhavige kozijnen. Toen zag het er allemaal goed uit. Concept II betekent ook dat de onderdorpels beschermd moeten zijn. Die bescherming zat echter niet op alle kozijnen. Ik heb daarover contact opgenomen met Silmar. Er is toen afgesproken dat de onderdorpels beschermd zouden worden met losse kartonnen hoekjes die wij moesten maken. De bonnen heb ik afgetekend, hoewel de bescherming van de onderdorpels ontbrak.
De ramen zijn in de winter van 2008/voorjaar 2009 geplaatst. 2 á 3 maanden later zijn ze beglaasd. De ramen zijn direct aan de buitenkant gekit en zo’n 80% ook direct aan de binnenkant. De rest kwam later. Ik zie totaal geen relatie tussen het iets later aan de binnenkant kitten van sommige ramen en het afbladderen van de verf. De verf bladderde net zo makkelijk van kozijnen af en daar wordt niet gekit.
(…) Ik verklaarde eerder dat de problemen met de verf door vocht kunnen zijn veroorzaakt. Ik bedoel dan dat het hout van zichzelf te vochtig was, maar niet door een externe oorzaak. (…)
Er zijn voor zover ik mij herinner later nog dorpelbeschermingen nageleverd en die hebben wij erop gezet, hoewel dat strikt genomen een taak is van de leverancier. (…)
2.2.3
Silmar heeft een schriftelijke verklaring d.d. 29 juni 2012 van [Z] in het geding gebracht, waarin onder meer staat vermeld:
Al vrij snel na het afleveren en plaatsen van de eerste kozijnen (…) bleek dat de verf losliet inclusief de grondverflaag. Het kale hout werd zichtbaar. Het liet op verschillende plekken los aan de buitenzijde, zowel op de stijlen boven- en onderaan, maar ook de boven- en onderdorpels. Zowel kleine als grotere stukken. Vrijwel alle woningen hadden een kozijn waar wat aan het schilderwerk mankeerde. Dit probleem bleek zich te herhalen bij de volgende leveringen van het Duinhof. (…) Het loslaten heeft naar mijn mening niets met het (tijdstip van het) aanbrengen glas en kitwerk te maken. Ik heb ook gezien dat de verf namelijk losliet op plaatsen waar helemaal geen kitwerk diende te worden aangebracht, zoals op de stijlen van draairamen en aan de binnenzijde van kozijnen. Dan kan het probleem niets met kitwerk te maken hebben. Mijn conclusie (idee) is dat het probleem ontstaan is tijdens het productie of drogingsproces. Dit heeft niet voldaan aan de normen welke “Concept II” voorschrijft.
[Z] heeft als getuige verklaard bij deze verklaring te blijven en heeft daaraan onder meer toegevoegd:
Als werkvoorbereider bij Dozy (…)heb [ik](…) de problemen met eigen ogen waargenomen.
(…)
U vraagt mij of ik ervan op de hoogte ben dat een deskundige heeft gezegd, dat het probleem met het schilderwerk is veroorzaakt door het niet aanbrengen van een kitlaag. Ik antwoord daarop dat ik dat verhaal in de wandelgangen wel heb gehoord. Ik vind dat alleen wel een heel vreemd verhaal. Concept 2 zegt namelijk niets over beglazen of kitwerk, maar wel dat de laatste aflaklaag binnen 18 maanden moet zijn aangebracht.
2.2.4
Silmar heeft een schriftelijke verklaring d.d. 29 juni 2012 van [A] in het geding gebracht, waarin onder meer staat vermeld:
Ik ben in dienst van aannemingsbedrijf Dozy (…) Ik heb kennis genomen van de verklaring die [Z], onze werkvoorbereider, hierover heeft afgelegd. Ik kan bevestigen dat die verklaring juist is. Ook ik heb de gebreken gezien die hij in zijn verklaring heeft genoemd en onderschrijf zijn waarneming en diagnose volledig.
[A] heeft als getuige verklaard bij deze schriftelijke verklaring te blijven en heeft daaraan onder meer toegevoegd:
U vraagt mij of ik ervan op de hoogte ben dat een deskundige in een rapport heeft gezegd dat de oorzaak van de problemen met de verf gelegen is in het niet aanbrengen van een kitlaag. Ik weet dat er een rapport is van een deskundige, ik weet ook dat er is gesuggereerd dat de oorzaak met het niet aanbrengen van het kitwerk te maken had, maar niet dat die suggestie van een deskundige afkomstig is. Volgens mij was het Wagenborg zelf die dat zei. Het rapport waar ik het over heb is opgemaakt door mensen van de verfleverancier, die op het werk zijn geweest en de gebreken hebben onderzocht. Ik kan zo niet opnoemen wat in dat rapport als oorzaak van de problemen is genoemd.
2.2.5
Silmar heeft een schriftelijke verklaring d.d. 5 juli 2012 van [B] in het geding gebracht, waarin onder meer staat vermeld:
Ik ben in dienst van Aannemingsbedrijf Dozy (…) Ik heb kennis genomen van de verklaring die [Z], onze werkvoorbereider, hierover heeft afgelegd. Ik kan bevestigen dat die verklaring juist is. Ook ik heb de gebreken gezien die hij in zijn verklaring heeft genoemd en onderschrijf zijn waarneming en diagnose volledig.
[B] heeft als getuige verklaard bij deze verklaring te blijven en heeft daaraan onder meer toegevoegd:
Naar aanleiding van paragraaf 1 voeg ik nog toe dat ik alle gebreken heb gezien, dat wil zeggen: de gebreken met betrekking tot de verf, het houtwerk en het ontbreken van een politiekeurmerk.
(…) Ik ben op de hoogte van het bestaan van een rapport van een deskundige, die zegt dat de problemen met het loslaten van de verf zijn veroorzaakt door het niet aanbrengen van een kitlaag. Ik ken inmiddels wel 3 rapporten, waaronder ook een rapport van Akzo Nobel. Daarin staat volgens mij dat de problemen onmogelijk alleen kunnen zijn veroorzaakt door regen.
2.2.6
Silmar heeft een schriftelijke verklaring van [C] in het geding gebracht, waarin onder meer staat vermeld:
Ik ben sinds 2006 werkzaam voor Silmar als calculator/verkoper (…) Al gauw na onze eerste leveringen van de eerste fase ongeveer half juni 2008 kwamen de eerste klachten binnen van Dozy. Er werd gemeld dat verfwerk losliet op plaatsen waar het helemaal niet los kan of mag laten. Wagenborgen diende te leveren op basis van Concept II. Dat is een moderne verwerkingsmethode op basis van een gestandaardiseerde formule. De verf wordt erop gespoten in een dikte van 140 mu.(…) Op het plan Duinpark liet de verf wel los op verschillende plekken. Zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant van de kozijnen, zowel bovenaan de stijlen als onderaan en het betroffen oppervlaktes van verschillende grootte soms tot wel 10 cm groot. De verf liet dan in één keer geheel los. Je kan dus constateren dat de hechting onvoldoende was. Waar het aan ligt is mij niet duidelijk (…) Wagenborgen diende te leveren op basis van Concept II en de geleverde kwaliteit kwam daar niet mee overeen.(…) Met het kitwerk kan het niets te maken hebben. De verf liet namelijk ook los op plekken waar helemaal geen kitwerk werd aangebracht, dus er kan nooit een verband bestaan tussen die twee aspecten ook op stijlen van draairamen liet bijvoorbeeld de verf los en daar viel niets te kitten.
[C] heeft als getuige verklaard bij deze verklaring te blijven en daaraan onder meer toegevoegd:
Ik ben niet meer in dienstbetrekking van Silmar, maar was dat wel in de periode dat deze problemen speelden. Silmar was oorspronkelijk mijn bedrijf. In 2006 heb ik het verkocht aan [X]. (…) Ik ben op de hoogte van het bestaan van een deskundigenrapport waarin wordt gezegd dat de oorzaak van het loslaten van de verf is gelegen in het ontbreken van een kitlaag. Volgens mij heeft het probleem helemaal niets met het kitten te maken, maar ik ben geen verfdeskundige.
2.2.7
[D] heeft als getuige onder meer verklaard:
Ik ben manager van Schilderwerken Den Helder, het schilderbedrijf dat aan het project heeft gewerkt in onderaanneming van Dozy. Onze taak was om al het schilderwerk in het project uit te voeren. De kozijnen werden afgeleverd onder Concept II, wat wil zeggen dat er af fabriek reeds twee grondverflagen en één laklaag op de kozijnen was aangebracht. Dat betekende dat er geen binnenschilderwerk hoefde plaats te vinden en dat onze opdracht uitsluitend buitenschilderwerk betrof. Toen wij met onze werkzaamheden begonnen, constateerden wij onthechtingen van de af fabriek aangebrachte verflaag, met name ter plekke van de verbindingen van de kozijnen. Wij zijn toen onze werkzaamheden gestaakt, want op deze ondergrond konden wij natuurlijk geen verf aanbrengen. Er is toen onderzoek gedaan en daaruit bleek dat het hout een te hoog vochtgehalte had. Daardoor werden de grondverflagen in feite van het kozijn afgedrukt. Het hout moest toen drogen en daarna hebben wij in opdracht van Dozy herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
De onthechtingen waren qua oppervlakte ongeveer 2 bij 3 cm, maximaal 4 bij 4. Ze traden op bij verschillende type woningen (…)
Ter plekke werd het werk uitgevoerd door een aantal schilders onder leiding van de projectleider, [E]. Er liepen ook beglazers van ons bedrijf rond omdat wij ook voor de beglazing verantwoordelijk waren. Het was [E] die mij mededeelde dat de ondergrond van de verf niet goed was. Ik ben toen zelf wezen kijken en in onderling overleg, ook met Dozy, hebben wij toen besloten dat wij deze verflaag niet konden afwerken.
Ik heb de onderzoeksrapporten gelezen en [E] is met [F] ter plaatse geweest toen [F] het onderzoek uitvoerde. Wij hadden ook zelf al door te meten geconstateerd dat het vochtgehalte van het hout te hoog was. (…)
Wat betreft de laagdikte hebben wij optisch geen problemen kunnen waarnemen; het zag er goed uit.
Concept II betekent ook een laagdikte van de verf van 140mu. Ik denk, maar weet niet zeker, dat dat een gemiddelde is. Aan de andere kant voldoe je niet aan Concept II als op het ene stukje hout geen verf zit en op een ander stukje 300 mu hoewel je dan wel boven het gemiddelde uitkomt.(…)
- wij hebben ook onthechtingen geconstateerd aan de binnenzijde van kozijnen maar ook daar hoofdzakelijk bij verbindingen.
- u vraagt mij wat de opvolgende schilder mag verwachten als hout met Concept II behandeld is. Concept II is bedoeld om de werkzaamheden op de bouw te minimaliseren door het houtwerk zo onderhoudsarm mogelijk te leveren. Het is bedoeld om het hout te beschermen zodanig dat het behandeld kan worden zodra dat in het bouwproces past, en dus niet á la minuut geschilderd hoeft te worden. Integendeel het hout kan behoorlijk lang staan zonder afgewerkt te worden. Met behoorlijk lang bedoel ik ongeveer 180 dagen tot een half jaar, maar misschien zelfs anderhalf jaar.
- u vraagt mij of vervuiling of de afwezigheid van kit een oorzaak van het loslaten kan zijn. Wij zien op een bouwplaats vaak cementresten op dorpels en daar zit vocht in. Dat hebben wij hier echter slechts sporadisch gezien, terwijl wij op heel veel plaatsen onthechting tegenkwamen. Ook op plaatsen waar geen aansluiting met het glas was en waar dus ook niet gekit hoefde te worden. Het feit dat kit later is aangebracht dan had gekund is wat mij betreft niet de oorzaak van het loslaten van de verf.
- u vraagt mij of concept II vergt dat de verf in een spuitcabine machinaal wordt aangebracht. Ik weet niet of Concept II dat eist, maar wel dat dat het normale productieproces is.
(…)
Op een vraag van mr. Schoo antwoord ik als volgt:
- volgens mij hebben de glaszetters van mijn bedrijf ongeveer één á twee weken na het aanbrengen van de beglazing het kitwerk uitgevoerd. U houdt mij voor het rapport van [F] dat als productie 3 bij de inleidende dagvaardig is gevoegd. In dat rapport staat vermeld dat zij constateren dat het project al maanden beglaasd is maar dat er geen kit is aangebracht. Dat is mij niet bekend en volgens mij klopt het ook niet. Wij zijn de laatste in het bouwproces en het is niet logisch om in de laatste fase van de bouw te beglazen en dan maanden te wachten met het aanbrengen van de kit.
- U houdt mij voor het rapport van SKH, productie 4 bij de inleidende dagvaarding. U wijst erop dat ook in dat rapport wordt vermeld dat de top afdichtingen op de rugvulling pas na lange tijd wordt aangebracht. U wijst er ook op dat in de conclusie wordt vermeld dat er sprake was van ernstige vervuiling op de onderdorpels, met name in de hoeken, waardoor de verflagen in de hoeken zijn gaan verweken. Ik zeg u daarop dat ik wel vervuiling heb waargenomen maar dat was de reguliere vervuiling die je op een bouwplaats aantreft. Dat zou ik geen ernstige vervuiling willen noemen. Ik wil er graag aan toevoegen dat de vervuiling over de hele onderdorpel optreedt, terwijl het te hoge vochtgehalte van het hout in de hoeken optrad. Als de verontreiniging dat zou hebben veroorzaakt, zou het te hoge vochtgehalte over de gehele dorpel zijn opgetreden en niet alleen in de hoeken. Ik heb bovendien ook te hoge vochtgehaltes waargenomen op plaatsen waar geen verontreiniging zat dus volgens mij is er geen oorzakelijk verband tussen de verontreiniging en het loslaten van de verf.
2.2.8
Wagenborgen heeft een aantal getuigen in contra-enquête doen horen. [G] heeft als partijgetuige onder meer verklaard:
Ik ben directeur van Houtbewerking Wagenborgen. Ik blijf bij de verklaring die ik heb afgelegd in de comparitie van partijen in eerste aanleg op 2 april 2010, die u mij heb voorgehouden.
Toen wij met het project starten wist niemand wat Concept II precies was. Dat kwam pas veel later. Concept II behelst heel veel meer dan uitsluitend twee lagen grondverf en een laag voorlak van een bepaalde dikte. Daar komt heel veel meer bij kijken waaronder allerlei randvoorwaarden waaraan wij als producten[hof: bedoeld is: producent]
moeten voldoen, maar ook voorwaarden waar de aannemer op de bouwplaats aan moet voldoen. Concept II is in het leven geroepen voor watergedragen verf. De voorschriften en dergelijke komen van SKH af, die ons ook maandelijks controleert. Onze spuitcabine is ook helemaal volgens die voorschriften ingericht. Of wij leveren volgens concept 1, 2 of 3 hangt af van de afspraken die wij met de klant hebben gemaakt maar wij voldoen altijd volledig aan de vereisten. Tijdens de comparitie van partijen heb ik verklaard dat er met enkele deurstijlen iets fout was gegaan; het klopt dat die beschadigingen waren opgetreden maar dat betekent niet dat er niet volgens concept twee is geleverd. Wij hebben wel degelijk volgens Concept II geleverd.
In mijn ogen heeft het loslaten van de verf andere oorzaken dan de oorzaken die de verschillende getuigen hebben geopperd. Concept II betekend dat ook de aannemer die met de afgeleverde kozijnen aan het werk gaat aan een aantal eisen moet voldoen en dat is niet gebeurd. Wij leveren bijvoorbeeld de kozijnen aan op blokken die op ongeveer 10 centimeter van de grond staan. Daar moet iets onder worden geplaatst omdat de kozijnen volgens Concept II minstens 30 centimeter van de grond moeten blijven. Dat is niet gebeurd, en dat kan een oorzaak zijn waarom de verf heeft losgelaten. In watergedragen verf zitten namelijk weekmiddelen. Als er vocht bijkomt, kan de verf zacht worden.
Verder hebben wij op de bouwplaats geconstateerd dat de kozijnen waren geplaatst en beglaasd maar nog niet waren afgekit. De kozijnen hebben veel te lang zo gestaan. Daarbij moet worden bedacht dat de locatie Den Helder betreft waar stuifzand voorkomt die voor vervuiling zorgt. Wij hebben Silmar daar ook een brief over geschreven die in het dossier zit. In concept II staat dat de aannemer de dorpels elke dag van verontreinigingen moet ontdoen en dat is niet gebeurd. Wat mij betreft is hierdoor de schade ontstaan.
Terwijl wij met dit project bezig waren hebben wij natuurlijk aan verschillende andere projecten gewerkt en daar kozijnen voor geleverd. Wij zijn nergens anders met dit soort problemen geconfronteerd, voor zover het om de lichtere kleuren gaat. Alleen met watergedragen zwarte verf hebben wij eerder problemen gehad en daar geven wij dan ook geen garantie meer op. Maar met de lichtere kleuren is dit de enige keer geweest dat er problemen zijn geweest.
Op een vraag van mr. Schoo bevestig ik dat de brief waar ik zojuist over sprak, de brief van 16 januari 2009 is die als bijlage 2 bij de inleidende dagvaarding is gevoegd. Op een vraag van de voorzitter antwoord ik: het klopt dat ik in die brief niet zozeer heb gewaarschuwd dat er problemen met het loslaten van verf zouden kunnen ontstaan. Op dat moment hadden die problemen zich ook nog niet voorgedaan. Wel heb ik gezien dat het water onder de glaslatten uitliep en dat is natuurlijk heel slecht, daar kunnen allerlei problemen door ontstaan. Waar ik schrijf dat er schade aan het kozijn en dergelijke kan ontstaan bedoel ik wel dat dat ook schade aan de verf kan zijn. En dat de verf kan verweken en loslaten.
Ik deel de conclusie van SKH dat door ernstige vervuiling op de onderdorpels, met namen in de hoeken, een langdurige vochtbelasting heeft plaatsgevonden, waardoor de verflagen uiteindelijk in de hoeken zijn gaan verweken.
Op een vraag van mr. Klaver antwoord ik als volgt: bij de verbouwing in onze spuitcabine waarover ik tijdens de comparitie van partijen verklaarde is een computer toegevoegd die, kort gezegd, alle productie omstandigheden in de spuitcabine ( zoals de luchtsnelheid, luchtvochtigheid en de temperatuur) vastlegt. Voordien moesten wij dat met de hand doen. De SKH eist van ons dat wij deze gegevens bijhouden. Het is dus niet zo dat het verbouwen van de spuitcabine iets te maken heeft met onze wijze van produceren; het spuiten in een spuitcabine is altijd een handmatig proces. Daarbij kan het voorkomen dat een gedeelte van het houtwerk een mindere dekking heeft dan 140mu, bijvoorbeeld 120mu, maar niet in de hoeken. In de hoeken spuit je altijd meer omdat je bij het spuiten altijd twee keer de hele hoek meeneemt, dus daar zit gegarandeerd altijd minimaal 140mu.
2.2.9
Productie 5 bij inleidende dagvaarding is een rapport van [F], waarin onder meer staat vermeld:
Aanleiding:
op verzoek van Houtbewerking Wagenborgen (de heer [H]) is door [F] op 13 mei 2009 (…) en op 29 mei 2009 (…) een bezoek gebracht aan de in aanbouw zijnde woningen op het Duinplan Den Helder. Er was door de Heer [H] kenbaar gemaakt dat de onthechting van het grondverfsysteem is geconstateerd (…)
Bevindingen:
(…) De kozijnen zijn eind december aangeleverd op de bouw en direct geplaatst.
(…)
- Op verschillende plaatsen waar deurstijlen op DTS zijn gemonteerd is onthechting te zien, de verf breekt als het ware open. (…)
- Op stijlen van openslaande deuren laagdikte metingen verricht. Hieruit blijkt dat er aan de onderzijde van de stijl onvoldoende is aangebracht, laagdikte is 100 mu (…)
- Er is te zien dat aan onderzijde de laagdikte naar beneden wegloopt. Het lijkt erop dat onder sommige stijlen geen verf zit
- Bij de openslaande deuren is te zien dat er veel zand en zaagsel resten tussen het DTS en de deuren is gewaaid (…)
- De gemeten vochtgehalte van deuren en kozijnen op verschillende plaatsen is tussen de 16% en 33% (…)
- Glas is niet afgekit aan kozijn zijde en de kopkant van gezaagde zijde zijn niet voorzien van een grondlaag (…)
Conclusie:
Het verfsysteem heeft goede hechting op het Iroko Kozijn. Echter op sommige onderzijde kozijnen, stijlen en deuren komt er onthechting voor. Aan de hand van manier waarop het grondverfsysteem er af komt kan men concluderen dat dit door vochtbelasting voortkomt. De vochtbelasting door de weersinvloeden die zich begin dit jaar hebben voorgedaan geholpen door het vasthouden van dit vocht door het vuil tussen dorpel/deur en op verbindingen hebben het grondverfsysteem aangetast. De manier van plaatsen van glas en glaslatten geeft in de toekomst onherroepelijk schade aan het verfsysteem.
[I] heeft als getuige verklaard het [F]-rapport te hebben opgemaakt en heeft daaraan onder meer toegevoegd:
Dat de kozijnen eind december zijn aangeleverd op de bouw en direct zijn geplaatst had ik vernomen van iemand van Dozy.
Een vochtpercentage tot 16% is goed. Daarboven is een zekere marge, maar een percentage boven 18% betekent dat er zoveel vocht in het hout zit, dat het verf wegdrukt.
Om mijn onderzoek te doen heb ik alle woningen van het project bekeken. Mij viel op dat de onthechting voornamelijk aan de westzijde van de woningen kon worden aangetroffen. Verder zat de onthechting vooral aan de onderkant van de deuren en stijlen. Het zat dan in de hoeken, niet midden op stijlen. De oppervlakte van de onthechting was hooguit ongeveer 5 cm².
Ik meld in mijn rapport dat de vochtbelasting met weersomstandigheden te maken heeft. Ik voeg daaraan toe dat er dat jaar veel sneeuw was gevallen die tegen woningen heeft aangelegen.
Nadat de kozijnen door de fabriek zijn afgeleverd moeten ze binnen een bepaalde tijd worden afgeschilderd. (…) Voor het moment van kitten bestaan richtlijnen. Er moet direct na het beglazen gekit worden. Direct betekent: niet pas na één of twee weken. Het punt is namelijk dat als er niet direct gekit word zich allerlei vuil kan ophopen zodat er geen dichte kitverbinding meer kan worden gemaakt. Ik heb zelf geconstateerd dat er ramen niet gekit waren en dat betekent dus dat er te laat is gekit. Op het moment dat ik mijn onderzoek deed was een gedeelte van de ramen al wel gekit.
Op een bouwplaats bevindt zich altijd veel zand en in Den Helder helemaal. Dat gaat overal tussen zitten. Zand houdt vocht vast. Ook daar ontstaat dan dus een extreme vochtbelasting die de verf niet kan weerstaan.
Ik constateerde verder dat de woningen niet geventileerd werden. Als er niet gekit is, betekent dat dat het vocht van binnenuit de woning door condensatie tussen glaslat en raamhout kan komen en daar ook voor problemen kan zorgen. Is er wel tijdig gekit, dan kunnen vuil en vocht geen problemen meer veroorzaken.
Als ik in het rapport spreek over de manier van plaatsen van glas en glaslatten bedoel ik, dat ik constateerde dat glaslatten ter plekke werden gezaagd maar de kopse kanten niet van een grondlaag werden voorzien. De kier die dan overblijft als glaslatten tegen elkaar worden gezet kan dan ook voor een vochtprobleem zorgen.
Op een vraag van mr. Schoo antwoord ik als volgt: het niet aanbrengen van de kitlaag en de vervuiling zijn de oorzaak van het loslaten van de verf.
Op vragen van mr. Klaver antwoord ik: de minimale laagdikte volgens concept II is 120mu. Ik blijf bij de conclusie die ik met betrekking tot de laagdikte die ik aantrof in het rapport heb getrokken; dat betekent dat op een specifieke plek inderdaad niet wordt voldaan aan concept II. De afwerkingtermijn onder concept II is 18 maanden. U houdt mij voor de verklaring die de heer [Z] als getuige heeft afgelegd op 6 juni 2012. In paragraaf 5 van zijn eigen verklaring geeft hij te kennen dat hij ook heeft gezien dat de verf heeft losgelaten op plaatsen waar helemaal geen kitwerk diende te worden aangebracht zoals op de stijlen van draairamen en aan de binnenzijde van kozijnen. Ook ik heb dat wel waargenomen. Op die plekken bestaat dan geen relatie met het ontbreken van kitwerk, maar heeft het loslaten een andere oorzaak die verband houdt met externe vochtbelasting, bijvoorbeeld vervuiling. (…)Op verzoek van de opdrachtgever ben ik nog een tweede maal naar het project gegaan om onderzoek te doen, toen vergezeld van een collega. Mijn collega had geen andere observaties dan ikzelf.
2.2.10
Productie 4 bij inleidende dagvaarding is een brief van SKH d.d. 23 februari 2009 (ook: “het SKH-rapport”), waarin onder meer staat vermeld:
“Op verzoek van Wagenborgen Houtbeheer bv heeft onze heer [J] op dinsdag 10 februari 2009 een bezoek aan bovenvermeld werk gebracht. Dit bezoek had als doel de oorzaak van de verfonthechting op de kozijnen te achterhalen (…)
Tijdens dit bezoek zijn de volgende zaken door dhr. [J] vastgelegd:
  • Rondom de ontmoeting van stijl en onderdorpel van het kozijn worden sterk verhoogde houtvochtpercentages gemeten, oplopend tot 28%.
  • Op het schuine oppervlak van de onderdorpels zijn resten cq. sporen te zien van vervuiling door waarschijnlijk specieresten van het metselen. Op diverse plaatsen is ernstige en langdurige vervuiling van de onderdorpels geconstateerd.
  • Er is glas geplaatst in de ramen, deuren en kozijnen terwijl de topafdichting op de rugvulling pas na lange tijd wordt aangebracht zodat er op de rugvulling ernstige vervuiling kan optreden. Kitonthechting in de toekomst is hierdoor zeer waarschijnlijk, terwijl er ook verfschade kan ontstaan.
  • (…)
  • De bij concept II verplichte tijdelijke bescherming van de liggende delen is door certificaathouder los meegeleverd en in de eerst blokken niet fabrieksmatig aangebracht. Volgens afspraak, doch in strijd met de regels, zou de tijdelijke bescherming door de aannemer aangebracht worden. Niet bekend is wanneer en op welke wijze dit uitgevoerd is.
  • Uit de IKB rapportage van de certificaathouder blijkt dat het verwerkte Iroko een houtvochtpercentages tussen de 12 en 16 % had.
Conclusie:
-
Door ernstige vervuiling op de onderdorpels, met name in de hoeken, heeft een langdurige vochtbelasting plaatsgevonden, waardoor de verflagen uiteindelijk in de hoeken zijn gaan verweken. Hierdoor kon er vocht opname in het hout en met name in de stijlen ontstaan, terwijl er ook vrij water tussen hout en verflaag ontstond. De vorstperiode in de afgelopen winter heeft de verflagen van het hout gedrukt waardoor het schade beeld zichtbaar is geworden.(…)
[J] heeft als getuige onder meer verklaard dat hij het SKH-rapport heeft geschreven en heeft daaraan toegevoegd:
De oppervlakte van de onthechtingen die ik heb aangetroffen was steeds circa maximaal 5 centimeter. Het vochtpercentage van hout moet onder de 20% zijn. 28% is dus veel te hoog. Wij noemen dat hout niet vochtig maar nat. (…). Wat ik rapporteer over de vervuiling die ik constateerde op de onderdorpels is een slechte situatie. Vuil is langdurig vochtig, en is daarmee zeer slecht voor zowel het hout als de verf. In dat verband is nog van belang dat deze bouw een open karakter had, en veel zandverplaatsingen plaatshadden. De vervuiling die ik aantrof was daar duidelijk langer dan een week. Een topafdichting was nog niet aangebracht en naar ik op de bouwplaats begreep was ook niet op korte termijn gepland. Er bestaat een praktijkrichtlijn ‘beglazen van gebouwen’’, de NPR3577. Is daaraan voldaan, wordt men geacht te hebben voldaan aan de norm NER3576. Volgens de NPR3577 moet de topafdichting zo spoedig mogelijk worden aangebracht. Dat betekend in de goede praktijk dezelfde dag of misschien enkele dagen later. Wat ik aantrof voldeed niet aan deze praktijkrichtlijn. (…)
Vanaf ongeveer 2007 zijn de “concepten” in het leven geroepen. Het gaat daarbij in wezen om het verdelen van verantwoordelijkheden. Bij concept I ligt de verantwoordelijkheid bij de aannemer, bij concept III bij de timmerfabrikant. Concept II ligt er in feite tussenin en geeft de timmerfabrikant meer verantwoordelijkheden dan gebruikelijk waren. Bij concept I is de aannemer verplicht om binnen 6 maanden af te lakken, bij concept II is dat 18 maanden. Bij concept II zijn er twee belangrijke aspecten: het aanbrengen van drie lagen (twee grondverflagen en 1 voorlaklaag) en de tijdelijke beschermingsmaatregelen. Onlosmakelijk onderdeel van concept II vormt tevens het treffen van een definitieve beschermingsmaatregel namelijk het aanbrengen van dorpelafdekker, ook wel neuslat genoemd. Die maatregelen (behoudens het aanbrengen van de dorpelafdekker: daar moet de aannemer voor zorgen) zijn de verantwoordelijkheid van de timmerfabrikant. Hij kan deze zelf aanbrengen, bijvoorbeeld fabrieksmatig, maar hij kan ook met de aannemer afspreken dat die ervoor zorgt. Ook in dat geval blijft het treffen van die maatregelen wel de verantwoordelijkheid van de timmerfabrikant. Met de zinsnede “doch in strijd met de regels” doel ik daar ook op. De aannemer mag uitvoeren maar de timmerfabrikant blijft verantwoordelijk. Dus als de tijdelijke bescherming ontbreekt, en dat was hier het geval, is de taak van de fabrikant om de aannemer daarop te wijzen. Stel dat de aannemer die maatregelen dan toch niet treft, dan zou de fabrikant aansprakelijkheid onder concept II moeten afwijzen. Hier was, als gezegd, geen bescherming terwijl die aangebracht moet zijn gedurende de ruwbouwfase. Het gaat er immers om, bescherming te leveren tegen vervuiling door de metselaar en de voeger. Het metselen had hier al plaatsgevonden, alleen het voegen moest nog gebeuren.
(…)
De tijdelijke bescherming wordt normaal gesproken weggehaald als het glas wordt geplaatst. (…) Het beglazen, kitten en weghalen van de tijdelijke bescherming vind kort op elkaar plaats. De vervuiling en het ontbreken van kit hebben een rol gespeeld bij het onthechten van de verf. In beide situaties is sprake van langdurige vochtbelasting. (…) Als de kitlaag ontbreekt dan word de rugvulling vervuild waardoor ook vochtproblemen optreden. Het past wat mij betreft geheel binnen het systeem van concept II als de timmerfabrikant, die constateert dat er nog niet gekit is, de aannemer daarop wijst. Als de timmerfabrikant vervolgens aansprakelijkheid afwijst als de aannemer de topafdichting niet aanbrengt, past dat wat mij betreft ook in het systeem van concept II.
(…) De gemiddelde laagdikte onder concept II is 120mu. (…) Ik ben van mening dat als er op een onderdeel van een kozijn bijvoorbeeld 100mu wordt gevonden, er niet per definitie niet aan concept II wordt voldaan. Het is immers een gemiddelde en als je op een aantal plaatsen meet moet er gemiddeld 120mu uitkomen. Als er op een gedeelte van het houtwerk helemaal geen verf zit, dan voldoet dat niet aan concept II. U houdt mij voor de verklaring van de heer [Z] (getuigenverklaring van 6 juni 2012) waar hij zegt te hebben gezien dat de verf ook losliet op plaatsen waar helemaal geen kitwerk diende te worden aangebracht, zoals op de stijlen van draairamen. Ik heb op de bouwlocatie de woningen alleen aan de buitenzijde bekeken. Als aan de binnenzijde ook onthechtingen hebben plaatsgevonden kan ook daar er maar 1 oorzaak zijn en dat is vocht. (…)
2.2.11
[K] heeft als getuige onder meer verklaard:
Ik ben in dienst van SKH als inspecteur. SKH is een organisatie die door de houtindustrie in het leven is geroepen om een kwaliteitsniveau vast te stellen en te waarborgen. SKH maakt beoordelingsrichtlijnen en laat de naleving van deze richtlijnen door de bedrijven controleren door inspecteurs zoals ikzelf. (…) In het kader van mijn werkzaamheden bezoek ik bedrijven onaangekondigd om te controleren of zij aan bovenvermelde eisen voldoen. In dat verband heb ik Houtbewerking Wagenborgen sedert 2004 (sinds zij hun certificaat hebben) vier keer per jaar bezocht.
(…)
Concept 1 is een basisproduct. Het is een halffabricaat dat op de bouw twee keer afgeschilderd moet worden.
Concept 2 is ook een halffabricaat maar nu met een voorlaklaag: het moet één keer worden afgeschilderd op de bouw.
Concept 3 is een afgelakt beglaasd kozijn, dat wordt geleverd en geplaatst op de bouw door de timmerfabriek.
Bij concept 1 is het verder zo dat de bescherming van de liggende delen de verantwoordelijkheid is van de aannemer. Bij concept 2 is dat de verantwoordelijkheid van de timmerfabrikant. Bij de concepten 2 en 3 is verder een dorpelafdekker buiten verplicht.
(…) Om de concepten 2 en 3 te kunnen produceren moest een toetsing plaatsvinden. Dat is ook bij Houtbewerking Wagenborgen gebeurd. Die toetsing was positief verlopen alleen het duurde even voordat bij SKH een en ander administratief was verwerkt. Wij hebben hen toen al wel het groene licht gegeven om concept 2 te gaan toepassen. Dat betekent dat zij gecertificeerd mogen afleveren.
(…) Ik kan verklaren dat Houtbewerking Wagenborgen voldoet aan de BRL 0801 voor concept 2 voor wat betreft de applicatie van de verf en de beschermende maatregelen. (…) Houtbewerking Wagenborgen heeft vast wel eens een negatief punt gehad. (…). In het verleden, ergens tussen 2004 en 2008, hebben ze ook wel eens een afleververbod gehad. Dat was wegens openstaande verbindingen. Na herkeuring is het product weer vrijgegeven.
Op vragen van mr. Schoo antwoord ik als volgt:
U toont mij een set kleurenfoto’s die u bij brief van 10 oktober 2013 aan het Hof en aan mr. Klaver heeft gezonden en die volgens u het bewuste project betreffen.
(…)
Bladzijde 2:
Ik concludeer uit de onderste foto dat de dorpelbeschermers waren aangebracht, van aluminium karton. Ik zie ook dat deze gedeeltelijk zijn verwijderd; ik zie ze nog halverwege de deuren en bij de kozijnen. Dat maakt voor mij aannemelijk dat ze in de fabriek zijn aangebracht. Ik zie aan de onderzijde van de foto een losse dorpelbeschermer liggen en zie twee deuren zonder dorpelbescherming op de onderdorpel. Dat maakt voor mij aannemelijk dat ze op de bouwplaats zijn verwijderd.
(…)
Bladzijde 4:
Ik zie hier dat de ramen zijn beglaasd maar dat geen kitwerk is aangebracht. Als vervolgens vervuiling optreedt heeft dat nadelig effect op de hechting van de kit (…)
(…)
Op vragen van mr. Schoo antwoord ik als volgt:
U houdt mij voor productie 4 bij inleidende dagvaarding, de conclusie van SKH. Ik zeg u daarop het volgende. Naar aanleiding van de foto’s die ik heb gezien kan ik zeggen dat op basis van de vervuiling door cementresten, die alkalisch zijn, aantasting van de verflaag optreedt (verweking) waardoor vochtproblemen en het loslaten van verf kan ontstaan. Als SKH die conclusie trekt, kan ik me daar wel iets bij voorstellen. (…)
Op vragen van mr. Klaver antwoord ik als volgt:
Bij concept 2 hoort ook een minimale laagdikte van de verflaag. Die is op enig moment veranderd, het was 140 mu en is nadat de verf gecertificeerd werd 120 mu geworden. Het gaat hier om een gemiddelde verfdikte, met vastgelegde ondergrenzen. Dat betekent dat van de vijf metingen er één een lagere waarde mag geven, maar er moet wel een gesloten verflaag zijn. Dus een waarde van nul of tien mu is niet conform concept 2. Ik zou zegen dat vanaf ongeveer 100 mu er sprake is van een gesloten verflaag.
(…) Concept 2 geeft geen voorschriften voor het moment waarop, na beglazing, moet worden gekit. Maar volgens de verwerkingsvoorschriften die gelden voor de Nederlandse timmerindustrie moet dat direct gebeuren.
2.3
Silmar was toegelaten te bewijzen dat het loslaten van de verf is veroorzaakt door een onjuiste wijze van aanbrengen van de verf door Wagenborgen, dan wel omdat Wagenborgen Concept II niet goed heeft toegepast. Uit de getuigenverklaringen van [X], [Y], [Z], [A], en [C] blijkt dat de problemen met de verf eruit bestonden, dat de verf afbladderde dan wel losliet.
2.3.1
Uit de getuigenverklaringen is naar ’s hofs oordeel met onvoldoende zekerheid af te leiden, dat het loslaten van de verf is veroorzaakt doordat Wagenborgen de verf onjuist heeft aangebracht. [Z] concludeert dat het probleem is ontstaan tijdens het productie- of drogingsproces, maar dit vermoeden wordt niet gesteund door enig ander bewijsmiddel. De enige getuige die een verklaring aflegt omtrent de werkwijze van Wagenborgen is [K], die inspecties bij Wagenborgen heeft verricht in zijn hoedanigheid van SKH-inspecteur, maar ook diens verklaring biedt geen aanknopingspunt voor fouten bij het productieproces van Wagenborgen die tot het afbladderen van de verf hebben geleid.
2.3.2
Wat betreft het bewijs dat Wagenborgen Concept II niet goed heeft toegepast stelt het hof het volgende voorop. Silmar heeft gesteld dat Wagenborgen niet aan Concept II had voldaan, omdat de grondverflaag niet volledig en in onvoldoende dikte is aangebracht. Uit verschillende getuigenverklaringen is naar voren gekomen, dat Concept II een systeem is dat zowel verplichtingen legt op de houtfabriek als op de aannemer. Wagenborgen heeft als productie 2 bij conclusie van antwoord in reconventie een “SKH KOMO-attest met productcertificaat – Houten gevelelementen concepten I en II” in het geding gebracht. Dat document bevat verwerkingsvoorschriften onder concept I en II voor de aannemer en prestaties van de geleverde houten gevelelementen op grond van eisen van het bouwbesluit, maar bevat niet de eisen die Concept II stelt aan de houtfabriek, zoals die ter zake het aanbrengen van de voorlaklaag, de minimale laagdikte van die verf en het aanbrengen van tijdelijke bescherming. Voor deze verplichtingen van Wagenborgen zal het hof zich op de afgelegde getuigenverklaringen baseren. Gelet op de verklaringen van [K], [J], [X], [D] en [Y] neemt het hof aan dat Wagenborgen onder Concept II verantwoordelijk was (1) voor het aanbrengen van een verflaag met een gemiddelde laagdikte van (in het verleden) 140 mu dan wel (later) 120 mu en (2) voor de tijdelijke bescherming van de liggende delen (onderdorpels). Bij de beoordeling of Wagenborgen feitelijk aan deze eisen heeft voldaan acht het hof van ondergeschikt belang dat Wagenborgen ten tijde van de levering (nog) niet gecertificeerd was voor leveringen onder Concept II. Getuige [K] heeft daarover verklaard dat Wagenborgen de daarvoor noodzakelijke toetsing had doorstaan, maar de administratieve verwerking daarvan nog niet was voltooid. Onder die omstandigheid ziet het hof geen aanleiding om aan het ontbreken van het certificaat het vermoeden te ontlenen dat niet was voldaan aan de eisen die Concept II stelt. Aan het verwijt van Silmar inzake het ontbreken van het certificaat komt onder genoemde omstandigheden geen zelfstandige betekenis toe.
2.3.3
De door Silmar voorgebrachte getuigen hebben geen laagdikte metingen uitgevoerd. Door [F] zijn op 13 en/of 29 mei 2009 wel laagdikte metingen uitgevoerd. Uit het [F] rapport blijkt bij het meten van deurstijlen dat er aan de onderzijde van de stijl onvoldoende is aangebracht, laagdikte is 100 mu. Tevens wordt gemeld “
het lijkt [erop] dat onder sommige stijlen geen verf zit”, maar die observatie acht het hof onvoldoende zeker om gevolgen aan te kunnen verbinden. De minimale laagdikte volgens [I] is 120 mu, zodat volgens hem op een enkel punt niet aan Concept II is voldaan. [J], auteur van het SKH-rapport, verklaart evenwel dat een meting van 100 mu nog niet betekent dat er niet volgens Concept II is gewerkt, omdat dat immers een gemiddelde is. Ook SKH-inspecteur [K] geeft aan dat bij Concept II een minimale laagdikte hoort, met dien verstande dat van de 5 metingen er 1 een lagere laagdikte mag aangeven maar dat er wel een gesloten verflaag moet zijn; hij meent dat vanaf ongeveer 100 mu er sprake is van een gesloten verflaag. Het hof hecht met name waarde aan deze getuigenverklaringen van [J] en [K], gelet op hun professionele kennis van de SKH-normen en richtlijnen. Het hof gaat er daarom vanuit, dat door Wagenborgen is voldaan aan de gemiddelde laagdikte die Concept II eist.
2.3.4
Over de bescherming van de liggende delen volgt uit de verklaringen van [X] en [Y] dat geen dan wel niet alle kozijnen van een dergelijke bescherming voorzien waren. Dat lijkt met werken volgens Concept II in strijd. Echter, [Y] heeft daarover verklaard dat met Wagenborgen was afgesproken dat Silmar de kozijnen van losse kartonnen hoekjes zou voorzien; ook verklaart hij dat later nog dorpelbeschermingen werden nageleverd, die door Silmar zijn geplaatst. In het SKH-rapport van [J] wordt melding gemaakt dat de bij concept II behorende verplichte tijdelijke bescherming van de liggende delen los is meegeleverd en dat volgens afspraak, doch in strijd met de regels, de tijdelijke bescherming door de aannemer aangebracht zou worden. Uit de toelichting die [J] daarop als getuige heeft gegeven volgt verder dat die bescherming niet aanwezig was, maar ook, dat de tijdelijke bescherming normaal gesproken wordt weggehaald als het glas wordt geplaatst. [X] heeft verklaard dat de ramen waren geplaatst vóór de winter, zodat het in zoverre geen bevreemding wekt dat de tijdelijke bescherming niet (meer) aanwezig was. In samenhang met de toelichting van [J] kan daarom uit het SKH rapport onvoldoende worden afgeleid dat Wagenborgen met betrekking tot de dorpelbescherming niet conform Concept II heeft gehandeld. Uit de verklaring van [K] volgt ten slotte, dat hij concludeert dat wel fabrieksmatig tijdelijke dorpelbeschermers zijn aangebracht en dat deze op de bouwplaats zijn verwijderd.
2.3.5
Verschillende getuigen ([D], [I], [J]) maken er ten slotte melding van dat het vochtgehalte van de houten kozijnen en deuren te hoog was en dat dat het loslaten van de verf veroorzaakte. Niet, dan wel onvoldoende concreet is door Silmar gesteld dat levering onder Concept II ook een maximaal vochtgehalte van het hout vereist en daarenboven dat het aan Wagenborgen te wijten is geweest, dat het vochtgehalte van het hout te hoog was. Weliswaar valt uit de getuigenverklaring van [K] af te leiden dat droogtijd ook een onderdeel van Concept II vormt maar dat ziet, naar het hof begrijpt, op de droogtijd van de verf, niet van het hout. Uit hetgeen Silmar heeft gesteld is verder onvoldoende duidelijk af te leiden welke verwijten Silmar Wagenborgen in dit verband maakt. Dat had temeer op haar weg gelegen nu enerzijds uit het SKH-rapport valt af te leiden dat het houtvochtpercentage van het door Wagenbergen gebruikte hout binnen de norm viel, en anderzijds verschillende getuigen verklaren over de (bijzondere) omstandigheden tijdens de bouw die kunnen meebrengen dat het vochtprobleem is veroorzaakt door niet voor Wagenborgens rekening komende omstandigheden zoals de vervuiling op de bouw, de weersomstandigheden, de aanwezigheid van relatief veel zand en het feit dat de kozijnen en deuren (te) laat door Silmar zijn afgekit, dan wel door een combinatie van deze factoren. Het vochtgehalte van het hout is daarom voor de bewijsopdracht niet van belang.
2.4
De slotsom luidt dat Silmar niet is geslaagd in haar bewijslevering voor zover betrekking hebbend op het aanbrengen van de verf en de toepassing daarbij van Concept II door Wagenborgen. Daarmee is niet komen vast te staan dat Wagenborgen van het loslaten van de verf een verwijt kan worden gemaakt. De vraag naar de schade van Silmar als gevolg van het loslaten van de verf is daarom niet meer van belang.
Niet-passend houtwerk
2.5
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Silmar getuigen doen horen, die voor zover van belang hebben verklaard zoals hieronder weergegeven.
2.5.1
[X] heeft als partijgetuige onder meer verklaard:
Ik heb de volgende gebreken geconstateerd. Sommige deuren krompen zo dat zij niet meer op slot konden. Daar hebben wij nieuwe sluitnaalden voor moeten maken die Dozy heeft geplaatst. Dat is overigens ook vorige week nog geconstateerd: ook deze problemen spelen derhalve nog steeds. Verder gingen draai-kiepramen moeilijk dicht. Eigenlijk waren zij te groot. Ik heb geconstateerd dat waar twee draai-kiepramen naast elkaar zitten, deze bij openen tegen elkaar aankwamen. Er waren ook deuren die te groot waren en daardoor niet goed sloten.
De ramen en deuren werden door Wagenborgen in het kozijn gemonteerd geleverd en vervolgens door de aannemer geplaatst. Bij het plaatsen wordt in elk geval bij de draai-kiepramen niet gecontroleerd of het allemaal wel goed sluit, en bij de deuren ook niet persé. Het was na verloop van tijd dat er kieren begonnen te ontstaan die zo groot waren dat de deuren niet meer sloten.
U vraagt mij een reactie op de stelling, dat de problemen werden veroorzaakt door de glaszetter, die de ramen verkeerd had opgebokt. Het klopt dat bij de eerste huizen de problemen daardoor werden veroorzaakt. (…) Vervolgens heeft de glaszetter het wel goed gedaan, maar de problemen waren daarmee niet weg. Dozy is toen tot herstel van de ramen overgegaan door deze te verwijderen, naar de werkplaats van Dozy te vervoeren, op maat te maken en opnieuw te plaatsen. (…) Met deze herstelwerkzaamheden konden de problemen worden opgelost. (…)
Ik ga ervan uit dat deze problemen door een fout of nalatigheid van Wagenborgen zijn veroorzaakt. Op Wagenborgen rust de verplichting om passende en goed sluitende ramen en deuren te leveren. (…)
2.5.2
[Y] heeft als getuige onder meer verklaard:
Ik heb waargenomen dat de draai-kiepramen niet goed sloten. De draairamen waren te groot. Als ze al een paar millimeter te groot zijn werkt de sluiting niet meer. Ook de deuren sloten niet goed. Er zat werking in, zodat ze bij kou uitzetten en krimpen als de zon er op staat. De driepuntsluitingen sluiten dan niet meer goed. Ook waren er ramen en deuren krom. (…)
De oorzaak is bij de draairamen dat ze te groot waren en bij de deuren dat er werking in zit.
De beglazing heeft niets te maken met de problemen die met het houtwerk zijn ontstaan. De glaszetter heeft volgens alle voorschriften beglaasd. Wij maken in onze fabriek op kleine schaal ook kozijnen en hebben daarvoor een deskundige rondlopen. Die heeft de ramen en deuren nagemeten en heeft geconstateerd dat ramen en deuren niet maatvast waren. Aan de scharnierzijde moet 2 mm ruimte zitten aan de sluitzijde 2 á 3 mm. Soms was dat wel 5 á 6 mm aan de sluitzijde en vorige week hadden wij een deur met 9 mm ruimte. Sommige deuren waren 12 á 13 mm krom. Pas bij oplevering wordt het sluiten van ramen en deuren getest en toen bleken deze problemen.
Naar mijn mening ligt de fout hier bij Wagenborgen omdat de ramen te groot waren. Ook voor wat betreft de deuren ligt de fout bij Wagenborgen; ik denk dat zij geen goede kwaliteit hout hebben gebruikt en dat de deuren daardoor werkten. (…)
U vraagt mij waarom, als de ramen te groot waren deze toch werden geplaatst; op het moment dat de kozijnen worden geleverd zit het raam erin en dan past het toch? Ik antwoord daarop dat als het kozijn wordt geplaatst, met het raam erin, er vervolgens omheen wordt gemetseld. Op dat moment zijn de boompjes in het raam, om het raam te openen en te sluiten, nog niet aangebracht. Dat gebeurt pas bij de oplevering. En toen bleek dat ramen klemden, of dat de sluiting niet goed werkte.
U vraagt of het probleem niet is veroorzaakt door verkeerd opbokken door de glaszetter. De glaszetter is een erkend glaszetbedrijf en die hebben het opbokken van het begin af aan goed gedaan. Op enig moment werden wij er van beschuldigd dat de glaszetter het verkeerd had gedaan. Toen hebben wij de projectleider van dat glaszettersbedrijf er bij gehaald en die heeft het werk gecontroleerd. Het bleek dat het glas goed was gezet. (…)
2.5.3
Uit eerdergenoemde schriftelijke verklaring van [Z] blijkt onder meer:
14. Deuren en ramen dienden volledig in de kozijnen afgemonteerd te worden aangeleverd door Silmar die voor dat doel Wagenborgen had ingeschakeld. (Behoudens voordeuren. Deze werden op verzoek later geleverd in verband met beschadigingen).
15. Tijdens de bouwwerkzaamheden worden de kozijnen geplaatst, maar de draaiende delen nog niet gebruikt. Voor de officiële oplevering doen wij als aannemer een vooroplevering. De raamkrukken en cilinders worden vlak voor de vooroplevering gemonteerd. Dan pas kunnen wij zien of de deuren en ramen na behoren werken. In deze fase kwamen wij veel problemen tegen. Ramen die klemden. Twee ramen naast elkaar beide in de kiepstand kwamen tegen elkaar aan. Ramen die niet goed in de draaikiepscharnieren zaten vielen eruit. Deuren welke klemden. Grote draainaden tussen de dubbele deuren. Enz.(…)
21. Het probleem heeft niets te maken met het zogenaamd verkeerd “opbokken” van de ramen. Op enig moment heeft Wagenborgen dat wel gesteld maar we hebben dat gecontroleerd en dat bleek gewoon niet het geval. Het was goed gegaan.
[Z] heeft hieraan als getuige toegevoegd:
(…) Ik heb wel zelf kunnen vaststellen dat het probleem niet lag in het verkeerd opbokken, omdat de afmetingen van de ramen niet goed waren. Dat heb ik zelf geconstateerd. (…)
U vraagt mij waarom bij aflevering niet geconstateerd is dat de ramen te groot waren. Ik zeg u daarop dat ten tijde van de aflevering het helemaal niet mogelijk is om dat allemaal te controleren. Dat kost allereerst bijzonder veel tijd, het passen van de draaikiepramen is millimeterwerk en controle kan pas na plaatsing goed plaatsvinden. De kozijnen moeten namelijk waterpas staan.
2.5.4
Uit eerdergenoemde schriftelijke verklaring van [A] blijkt onder meer:
Ik heb kennis genomen van de verklaring die [Z], onze werkvoorbereider, hierover heeft afgelegd. (…) Ook ik heb de gebreken gezien die hij in zijn verklaring heeft genoemd en onderschrijf zijn waarneming en diagnose volledig. (…)
[A] heeft hieraan als getuige toegevoegd:
Ik weet dat is getekend voor de goede ontvangst van de kozijnen. Ik wil daar graag aan toevoegen dat op dat moment slechts een korte visuele inspectie plaatsvindt. Je checkt het aantal, of het merk klopt, dat soort dingen. De draaiende delen kan je dan niet controleren: dat gebeurt pas nadat de kozijnen zijn geplaatst en beglaasd, ongeveer een week of 6 voor de oplevering.
2.5.5
[B] heeft als getuige onder meer verklaard:
(…) Ik heb zelf geconstateerd dat ramen niet sloten en dat zelfs geheel vaste ramen scheef waren. Volgens mij hadden de problemen niets te maken met het opblokken van de ramen. In het begin van het project speelde even de kwestie van het opblokken. (…) alles wat ik hierover weet heb ik indertijd van een collega gehoord, maar niet zelf waargenomen. (…) De uitkomst van de discussie was in ieder geval dat de discussie over het opblokken gesloten was. Desondanks bleven de problemen met de draaiende delen aanhouden. (…)
2.5.6
Uit eerdergenoemde schriftelijke verklaring van [C] blijkt onder meer:
Het probleem van de draaiende delen heeft niets te maken met het zogenaamd verkeerd “opbokken” van de ramen. Dat verhaal heeft Wagenborgen een keer in het leven geroepen maar slaat nergens op. Ik heb van de uitvoerder van Dozy begrepen dat het goed is gegaan en dat het dus geen oorzaak kan zijn geweest van dit probleem.(…)
Dozy liet weten dat veel ramen en deuren niet goed sloten. Ze klemden of ze zaten juist de ruim in het kozijn door krimp waardoor enorme kieren ontstonden tussen bijvoorbeeld openslaande deuren. Als de deuren te klein werden voor de sponning konden ze niet meer worden afgesloten want de deurnaald viel dan niet in de sluiting.
[C] heeft hieraan als getuige toegevoegd:
Naar aanleiding van paragraaf 4 zeg ik u, dat ik niet weet wat er is gebeurd met het verhaal van Wagenborgen dat er verkeerd zou zijn opgeblokt. Daar ben ik niet bij betrokken geweest. Dat ik verklaar dat het probleem van de draaiende delen niets met het verkeerd opblokken te maken heeft, komt omdat ik dat zo begrepen heb van de uitvoerder van Dozy. (…) Ik weet niet uit eigen wetenschap of er wel of niet goed is opgeblokt.
2.5.7
Wagenborgen heeft een aantal getuigen in contra-enquête doen horen. [G] heeft als partijgetuige onder meer verklaard:
Allereerst kan ik u zeggen dat elk kozijn dat onze fabriek verlaat perfect past. Aan het productieproces komt geen mensenhand te pas; de kozijnen worden per computer ontworpen en de zaagmachines worden door de computer aangestuurd. Dus dat klopt allemaal perfect. Voordat de kozijnen de fabriek verlaten worden ze ook nog visueel geïnspecteerd door de persoon die verantwoordelijk is voor de eindcontrole. Het enige onderdeel dat nog handmatig plaatsvindt is het vastschroeven van het hang en sluitwerk.
Ik kan wel een verklaring geven voor het feit dat op de bouwplaats de ramen niet goed sloten. Ik heb zelf geconstateerd dat het glas in draai-kiepramen niet goed was geplaatst. Het glas was verkeerd opgeblokt. Dat is weliswaar door glaszetters aangepast maar daarbij hebben ze verzuimd om het hang en sluitwerk weer terug aan te passen in de stand die deze af fabriek hadden. Dus dat moest weer gecorrigeerd worden. In het algemeen kan ik wel zeggen dat draai-kiepramen veel moeilijker te beglazen zijn dan gewone ramen en dat er in dat opzicht vaak veel mis gaat. Veel beglazers weten gewoon niet hoe ze hier om moeten gaan. Tegenwoordig doen wij ook standaard beglazing-instructies bij draai-kiepramen. Bij dit project hadden we dat niet gedaan omdat het beglazen hier niet onze verantwoordelijkheid was maar die van Silmar.
Wat betreft de deuren geldt het volgende. De deuren waren voorzien van DTS- dorpels. DTS is een kunststof. Dit soort dorpels zet uit door temperatuurverschillen. Een voorschrift van DTS is dan ook dat ze elke 30 á 40 centimeter op een betonnen vloer worden vastgezet. Dat is niet gebeurd. Wij hebben wel tussenruimten tot een meter waargenomen. Wij hebben de heer Van der Walden, de uitvoerder namens Dozy, daarop gewezen. Hij zei dat hij dure en kwalitatief goede beugels had gebruikt. Ik vind eigenlijk dat ze beter goedkopere beugels hadden kunnen gebruiken, maar wel volgens de voorschriften elke 30 á 40 centimeter vastzetten.
Voor de rest is het ook zo dat als houtwerk niet tijdig wordt gekit, het vocht op kan nemen en daardoor kan uitzetten. Ook dat kan voor problemen met klemmen en dergelijke zorgen. Natuurlijk krimpt het hout wel zodra het droogt, en dan zou het probleem in principe opgelost moeten zijn. Tenzij in de tussentijd aan het hout is geschaafd want dan houd je natuurlijk een kier over.
(…) Ik wil tenslotte nog graag opmerken dat ik vind dat de aannemer slordig met onze producten is omgegaan. En ik wil verder graag nog opmerken dat wij drie van de kozijnen die wij voor Silmar hadden geproduceerd ter keuring hebben opgestuurd naar SHR. De keuring betrof lucht- en waterdichtheid. De conclusie van SHR was dat wij op die factoren zeer goed scoorden en dat onze kozijnen in gebouwen tot 35 meter hoog gebruikt kunnen worden en dan zelfs windkracht 12 kunnen weerstaan.
2.5.8
[K] heeft als getuige onder meer verklaard:
(…) de verankering van het kozijn aan het bouwkundig kader (...)is volgens mij niet volgens de verwerkingsvoorschriften uitgevoerd. Ik schat dat de afstand tussen de ankers ongeveer een meter is en dat moet veel minder zijn, ik dacht 30 centimeter. Dat kan leiden tot problemen, het kozijn kan gaan werken en dat kan het sluiten van de deuren beïnvloeden.
2.5.9
[H] heeft als getuige onder meer verklaard:
(…) De door ons geleverde ramen en deuren zijn goed bij onze fabriek weggegaan. Ik ben diverse keren naar Den Helder gegaan om ramen na te stellen. Dat is heel gebruikelijk, dat je als er opgeleverd wordt, hier en daar nog wat moet na stellen. Wat mij in dit project opviel, was dat ramen iedere keer dezelfde kant opzakten. Ik heb toen op een gegeven moment de glaslatten van één raam verwijderd en zag toen, dat het glas verkeerd was opgeklost door de glaszetter. Ik heb toen [L], uitvoerder van Dozy, gebeld of hij wilde komen kijken. Dat deed hij en hij nam ook [M], de hoofd uitvoerder, mee. We hebben met zijn drieën naar het raam gekeken en geconstateerd dat het glas niet goed was opgeklost. Ik heb toen het volgende advies gegeven: eerst van alle ramen het beslag weer in de neutraalstand zetten, alles opnieuw opklossen, dan de hieldichting erin en de glaslatten ervoor en dan zou het goedgaan.
Een week later was ik weer terug in Den Helder. Ik zag toen dat ze met het glas bezig waren, maar ik weet niet of ze ook het beslag in de neutraalstand hebben gezet. Ik heb er verder geen contact meer over gehad.
Naast het probleem met de draaikiepramen waarover ik zojuist even verklaarde, was er ook een probleem met de draainaalden van deuren. Ik had gezien dat de onderdorpels niet om de 30 centimeter waren gebeugeld, maar dat er tussen de beugels ongeveer (geschat) 120-130 centimeter zat. Dat is niet volgens de voorschriften van de leverancier. De dorpels gaan dan namelijk werken en dat leidt tot problemen bij het sluiten van deuren: te grote maar ook te kleine kieren. Het is de aannemer die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de beugels. Ik heb [L] erop aangesproken. Hij vertelde mij dat hij dure beugels had gebruikt zodat er wel minder geplaatst konden worden. Maar dat gaat niet op.
Op een vraag van mr. Schoo antwoord ik als volgt:
U toont mij de onderste foto op bladzijde 2 van de bijlage van dit proces-verbaal. Ik zie op die foto dat de beugels van de onderdorpel te ver uit elkaar zijn bevestigd. Ik heb ditzelfde gezien bij alle kozijnen waar deze dorpel onder zit.
2.6
Het hof overweegt als volgt. Uit alle getuigenverklaringen volgt genoegzaam, dat de door Wagenborgen geleverde deuren, ramen en kozijnen niet goed pasten (niet sloten, kieren vertoonden dan wel klemden). Door getuigen wordt verklaard over ramen die klemden dan wel te ruim waren ([Y], [C]), dubbele kiep-kantelramen die – als ze open stonden - tegen elkaar aan kwamen ([Z]), ramen die niet sloten en scheef stonden (Seegers) grote draainaden tussen de dubbele deuren ([Z]) en deuren die werkten, krompen dan wel te groot waren en daardoor niet meer sloten ([X], [C], [Y], [Z]). Silmar is in dit opzicht in haar bewijslevering geslaagd. Dat Wagenborgen de ramen en deuren onjuist zou hebben afgemonteerd, is niet komen vast te staan. Genoemde verklaringen bieden onvoldoende concrete aanknopingspunten dat Wagenborgen in dit opzicht zou zijn tekortgeschoten.
2.7
Wagenborgen stelt zich echter op het standpunt dat het niet goed passen van de deuren, ramen en kozijnen niet aan haar toerekenbaar is, omdat (a) de glaszetter het glas niet goed had geplaatst (de ramen waren verkeerd opgeblokt/opgeklost), (b) de kozijnen niet tijdig waren gekit waardoor vochtproblemen ontstonden en (c) de kozijnen van de deuren niet om de 30 a 40 centimeter waren bevestigd.
2.7.1
Tegenover de verklaringen van [G] en [H] staat allereerst de verklaring van [X] waaruit volgt, dat bij de eerste huizen de glaszetter inderdaad eerst een fout had gemaakt maar ook, dat de glaszetter het vervolgens wel goed heeft gedaan maar dat de problemen daarmee niet weg waren. Volgens de verklaring van [G] komt dat omdat is verzuimd om na het opblokken eerst het hang en sluitwerk van de ramen weer in de stand af fabriek te zetten, maar dat betoog wordt niet door enig ander, niet van [G] afkomstig, bewijsmiddel gestaafd. Nu ook de overige verklaringen zijdens Silmar (met name [Y], Van de Wolde en [Z]) het betoog van Wagenborgen weerspreken, gaat het hof ervan uit dat er het niet goed passen van ramen, deuren en kozijnen niet door het verkeerd opblokken is veroorzaakt.
2.7.2
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft Wagenborgen tevens aangevoerd dat de problemen zijn veroorzaakt (ook) door het ontijdig kitten van kozijnen door Silmar, als gevolg waarvan het hout een te hoog vochtgehalte heeft gekregen. Wagenborgen heeft in dat verband verwezen naar haar brief van 16 januari 2009 waarin [N] onder meer aan Silmar heeft geschreven:
Tijdens ons bezoek van hedenochtend hebben wij geconstateerd dat het glas in de kozijnen in de ramen niet is afgekit, terwijl het glas vorig jaar (ca. twee maanden terug) al geplaatst is. Volgens voorschriften dient glas binnen een etmaal na te plaatsen afgekit te worden. De laatste paar woningen was men nu het glas aan het zetten, overige woningen waren reeds beglaasd.
We constateren nu dat er op de plaats waar de kit hoort te zitten een gootje van water staat, tevens loopt het water aan de binnenzijde onder de glaslatten uit. (…)
Tevens kan er nu door de opeenhoping van het vocht schade ontstaan aan de verbindingen en kunnen de ramen en/of deuren gaan uitzetten, hierdoor gaan klemmen en minder goed functioneren, hetgeen weer schade kan veroorzaken aan het hang-& sluitwerk.
Wij gaan er vanuit dat dit op een correcte wijze door u opgelost wordt en dat wij straks niet naar werk worden geroepen om door toedoen van bovenstaand problemen op te komen lossen.
Bij brief van 2 juli 2009 heeft Wagenborgen, in verband met verwijt met betrekking tot de draaikiepramen, herhaald dat niet tijdig was afgekit. [G] heeft als getuige verklaard dat als hout niet tijdig wordt gekit, het vocht op kan nemen hetgeen voor problemen met klemmen kan zorgen. Hetzelfde heeft hij bij gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg aangevoerd. Het betoog van Wagenborgen dat niet tijdig is gekit wordt ondersteund door het [F]- en het SKH-rapport. In het [F]-rapport staat onder meer vermeld:

Een belangrijke constatering is dat het project al maanden beglaasd is, maar dat er geen kit is aangebracht. Aan de binnenzijde van de woningen loopt condens van de ramen af. In de woning heerst dus een zeer hoge vochtigheid”.
In het SKH-rapport staat vermeld:
“Er is glas geplaatst in de ramen, deuren en kozijnen terwijl de topafdichting op de rugvulling pas na lange tijd wordt aangebracht zodat er op de rugvulling ernstige vervuiling kan optreden. (…) Conclusie: door ernstige vervuiling op de onderdorpels, met name in de hoeken, heeft een langdurige vochtbelasting plaatsgevonden.”
[I], auteur van het [F]-rapport, heeft verder ook als getuige verklaard dat direct na het beglazen gekit moet worden (dus niet na 1 of 2 weken), dat hij zelf heeft geconstateerd dat er ramen niet gekit waren (maar ook dat er ramen al wel gekit waren) en dat dat betekent dat er te laat is gekit. Daartegenover staat dat [Y] als getuige heeft verklaard dat de ramen 2 à 3 maanden na het plaatsen van de ramen in winter 2008/voorjaar 2009 zijn beglaasd en toen direct aan de buitenkant zijn gekit. Het hof hecht daaraan geen geloof, nu [Y] verklaring niet door andere getuigen wordt bevestigd en zowel uit het SKH- als het [F]-rapport blijkt dat de ramen reeds in januari 2009 beglaasd waren, maar er toen nog niet was gekit. De verklaring die [D] als getuige heeft afgelegd biedt verder onvoldoende zekerheid over het tijdstip waarop het kitwerk is uitgevoerd. Het hof gaat er daarom vanuit dat niet tijdig is gekit.
2.7.3
De gevolgtrekkingen die Wagenborgen (o.a. in haar brief van 16 januari 2009) aan niet-tijdig kitten verbindt voor het niet functioneren en klemmen van ramen en deuren heeft Silmar niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en deze komen het hof ook niet onaannemelijk voor. Daarom moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat het niet-tijdig kitten voor vochtproblemen heeft gezorgd in de vorm van niet-passende en klemmende ramen en deuren. Uit de verklaringen die de door Silmar voorgebrachte getuigen geven voor de oorzaak van de problemen kan geen voldoende weerlegging van dat uitgangspunt worden afgeleid. De verklaringen van [Z], dat de afmetingen niet goed waren, en [Y], dat ook een deskundige die bij hem in de fabriek rondloopt had geconstateerd dat de geleverde ramen en deuren niet maatvast waren, volstaan niet om het betoog van Wagenborgen in voldoende mate te ontkrachten. In de eerste plaats omdat deze persoon zelf niet als getuige is gehoord en er ook geen van deze persoon afkomstige informatie in het geding is gebracht. In de tweede plaats is het niet maatvast zijn van het hout verenigbaar met het betoog van Wagenborgen, dat dit door het te hoge vochtpercentage van het hout is veroorzaakt. Gesteld noch gebleken is verder dat de afwijkingen die volgens [Y] zijn gemeten van zodanige aard en omvang zijn, dat deze niet door vocht kunnen zijn veroorzaakt. In dat verband is van belang dat verschillende getuigen, ([Y], [Z]) ook hebben verklaard dat het bij het passen van de ramen om millimeterwerk ging.
2.8
Alles afwegende komt het hof tot de slotsom dat in dit geding niet is komen vast te staan dat het niet goed passen van de deuren, ramen en kozijnen aan Wagenborgen toerekenbaar is. De in r.o. 2.7 onder (c) genoemde grondslag van het verweer van Wagenborgen behoeft daarom geen bespreking meer.
Schade ontbreken afwateringsvoorzieningen/niet voldoen aan PKM
2.9
Over de afwateringsvoorzieningen heeft [Y] als getuige verklaard dat het om 15 woningen ging, drie dorpels per woning en 3 à 4 gaatjes per dorpel, hetgeen resulteert in een dag werk voor twee man à € 40,- per man per uur ofwel € 640,-. Segers heeft verklaard dat de verklaring van [Y] op dit punt juist is. [Z] heeft verklaard dat het ongeveer een dag werk voor één man is, zijnde € 310,=. [H] heeft als getuige daartegenover verklaard, dat het om het boren van een paar gaatjes ging en dat dat nooit meer dan € 100,-- kan kosten. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [G] en [Z] niet opwegen tegen hetgeen [Y], projectleider bij Dozy, heeft verklaard over het bedrag dat hij heeft berekend en waarvan de juistheid is bevestigd door Segers, bij Dozy verantwoordelijk voor (o.a.) garantie en nazorg. Het hof zal derhalve uitgaan van het door [Y] genoemde bedrag.
2.1
Over de schade als gevolg van het niet voldoen aan het PKM heeft [X] als partijgetuige verklaard:
De schade die ik in verband met dit onderwerp heb geleden bestaat uit de volgende kosten:
- het maken van een proefkozijn: € 900,00.
- patentbouten € 250,00.
- manuren in verband met aanbrengen nieuwe voorzieningen (34 woningen) € 3.360,00
- test op kozijn (F. van de Kant) € 2.000,00. De factuur is nog niet ontvangen.
- 40 uur medewerker [C]: € 1.600,00.
Alle bedragen zijn exclusief BTW.
Tezamen is dit € 8.110,= (ex btw). [C] heeft als getuige verklaard dat de [X] de schade correct heeft weergegeven. In zijn schriftelijke verklaring heeft hij nog aangegeven:
[X] heeft mij gevraagd om te werken aan de oplossing van dit probleem. Ik was toen al niet meer in dienst van Silmar, en bij Silmar hadden ze hier de tijd niet voor. Ik ben hier dus intensief bij betrokken geweest. Ik heb Silmar hiervoor echter geen factuur gestuurd, maar het als een vriendendienst beschouwd. U vraagt mij of ik weet wat een proefopstelling kost. Dat kan ik u zo niet zeggen. Een kozijn maken kost ongeveer € 1.250,--, maar daar komt nog van alles bij.
2.11
Gezien deze opgave van [X] en gelet op de stellingen van Silmar in haar memorie na enquête gaat het hof ervan uit, dat Silmar haar vordering tot vergoeding van onderzoekskosten ter grootte van € 2.500,= (die was ingesteld in samenhang met een vordering tot verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure) niet langer handhaaft. Wagenborgen heeft de opgave van [X] betwist door erop te wijzen dat de genoemde bedragen niet met werkbriefjes zijn onderbouwd en dat de uren van [C] door laatstgenoemde niet in rekening zijn gebracht. Het hof is van oordeel dat gezien Twellaars verklaring onvoldoende is komen vast te staan dat Silmar die kosten daadwerkelijk heeft gemaakt, zodat genoemde € 1.600,= in verband met 40 uur [C] op het door Silmar gevorderde totaalbedrag van € 8.110,= in mindering worden gebracht en € 6.510,= resteert. Gesteld noch gebleken is verder dat de overige genoemde bedragen onredelijk zijn. Daarbij neemt het hof tevens in ogenschouw dat – als in het tussenarrest onder 3.15 overwogen – de gevolgen van het feit dat de kozijnen niet aan het PKM voldeden, voor rekening van Wagenborgen komen en dat Silmar – naar Wagenborgen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist – een grote inspanning heeft geleverd om die potentieel omvangrijke schade tot een gering bedrag te beperken.
2.12
De slotsom luidt dat de grief I slaagt en de grieven II en III gedeeltelijk slagen en voor het overige falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd voor zover in conventie gewezen, nu tegen dat oordeel geen grieven waren gericht, en zal worden vernietigd voor zover in reconventie gewezen. De vorderingen van Silmar zullen worden toegewezen zoals in het dictum te vermelden en voor het overige worden afgewezen. In plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente zal de wettelijke rente worden toegewezen, nu de grondslag van de verbintenis tot betaling geen handelsovereenkomst maar schadevergoeding is. Hetgeen in eerste aanleg meer of anders is gevorderd kan niet leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Silmar zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden verwezen in de kosten van het geding in eerste aanleg, voor zover in conventie gewezen en in hoger beroep. Wagenborgen zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg, in reconventie gewezen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in conventie gewezen;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in reconventie gewezen:
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Wagenborgen om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Silmar te betalen € 640,= en € 6.510,=, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 december 2009 tot aan het tijdstip der algehele voldoening;
veroordeelt Silmar in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van Wagenborgen begroot op € 1.367,25 aan verschotten en € 1.788,= voor salaris en in de kosten van Wagenborgen in het hoger beroep, tot op heden begroot op € 1.730,= aan verschotten en € 9.786,= voor salaris;
veroordeelt Wagenborgen in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie, tot op heden aan de zijde van Silmar begroot op € 894,= voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.H. de Bock en M.A.J.G. Janssen door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2014.