Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[Appellant sub 1],
[Appellant sub 2],
[X] AUTOLEASE B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
Grief Ikeert zich tegen overweging 1.3 met de klacht dat de kantonrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat de leaseovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de Volvo XC90 op 4 augustus 2006 is gesloten. Deze grief faalt. De kantonrechter vermeldt in overweging 1.3 slechts dat de schriftelijke overeenkomst met betrekking tot bedoelde Volvo als datum van ingang van de huur 4 augustus 2006 vermeldt en die datum ook vermeldt als eerste vervaldag. Beide feitelijke vaststellingen worden door [Appellant sub 1] c.s. niet bestreden en zij stemmen overigens overeen met de tekst van het in het geding gebrachte contract. De overige door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Gelet op een en ander zal in hoger beroep worden uitgegaan van voormelde feitenvaststelling in het genoemde tussenvonnis.
3.Beoordeling
[Appellant sub 2] hodn [Appellant sub 1] Ltd’ als huurder en vermeldt als bouwjaar van de auto 2006 en als datum van ingang van de huur en als eerste vervaldag ‘
04/08/2006’ en noemt een huurprijs per maand van € 1.360,= te vermeerderen met 19% btw ad € 258,40, dus in totaal € 1.618,40. Handgeschreven staat als btw vermeld een bedrag van € 197,03 en een totale huurprijs per maand van € 1.557,03.
Artikel 9 Tijdelijke vervangingsautomobiel indien in prijs gekalkuleerd
Volgens [Appellant sub 1] c.s. is met [X] overeengekomen dat [Appellant sub 1] per maand een contant bedrag (zwart) tegen algehele en finale kwijting als huurprijs zou betalen en verplichtten de overeenkomsten [Appellant sub 1] dus tot een bij de wet verboden prestatie, namelijk belastingontduiking. Een dergelijk beding is qua inhoud en/of strekking in strijd met de openbare orde en/of goede zeden en nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW, hetgeen, aldus nog steeds [Appellant sub 1] c.s., nietigheid van de gehele overeenkomst met zich meebrengt.
inclusief btwen dat de veroordeling van de kantonrechter van [Appellant sub 1] c.s. daarop is gebaseerd. Van het niet betalen van btw is derhalve geen sprake. Terecht heeft de kantonrechter ten slotte overwogen dat uit het enkele feit dat [Appellant sub 1] c.s. de huur (aanvankelijk; later heeft zij huurtermijnen per bank overgemaakt) contant hebben betaald en [X] een korting op de huurprijs heeft verleend ter hoogte van het oorspronkelijke btw-bedrag, niet valt te concluderen dat [X] fiscaal onjuist heeft gehandeld (of fiscaal onjuist zou hebben willen handelen).
De slotsom is dat grief II faalt.
grief IVkeren [Appellant sub 1] c.s. zich tegen overweging 12 van het tussenvonnis waarin de kantonrechter het verweer van [Appellant sub 1] c.s. bespreekt dat zij niet gehouden is tot betaling van schadevergoeding aan [X] wegens ontbinding van de leaseovereenkomsten, althans niet het door [X] ter zake gevorderde bedrag.
Ook deze grief faalt. Met juistheid heeft de kantonrechter overwogen dat uit artikel 10 van de algemene voorwaarden voortvloeit dat [X] gerechtigd was [Appellant sub 2] na de total loss verklaring van de Mini Cooper een auto ter vervanging aan te bieden, dat het kennelijke oogmerk van deze bepaling is dat [X] in staat moet worden gesteld het rendement op haar investering te behalen en dat [Appellant sub 2] niet het voortijdige einde van de leaseovereenkomst kon bewerkstelligen door die vervangende auto te weigeren. Dat [X] na 31 maart 2010 geen facturen meer heeft verzonden, doet hieraan niet af. [X] heeft immers in deze procedure op de huurtermijnen over de maanden april en mei 2010 wel aanspraak gemaakt (en ter zake facturen in het geding gebracht) en ter beoordeling stond derhalve of de ter zake gevorderde bedragen toegewezen konden worden. Met de kantonrechter beantwoordt het hof die vraag bevestigend.
grief VIvoeren [Appellant sub 1] c.s. aan dat de kantonrechter de achterstallige huur en de op de voet van artikel 16 onder d van de algemene voorwaarden verschuldigde schadeloosstelling (ter zake van de Volvo XC90), in totaal € 35.720,21 aan hoofdsom, verkeerd heeft berekend, waardoor ook minder rente verschuldigd is, en dat de kantonrechter ten onrechte buitengerechtelijke incassokosten heeft toegewezen.
grief VIIIop tegen de afwijzing van de reconventionele vorderingen. Aangezien [Appellant sub 1] c.s. hun vorderingen baseren op de stelling dat de leaseovereenkomsten nietig zijn om de reden die hiervoor onder 3.3 is vermeld, heeft de kantonrechter die vorderingen terecht afgewezen omdat, zoals onder 3.4 is overwogen, geen grond bestaat die overeenkomsten nietig te achten.