ECLI:NL:GHAMS:2014:339

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
23-004509-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake verwerving van gestolen mobiele telefoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van een mobiele telefoon, een Blackberry Bold, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze telefoon van diefstal afkomstig was. De tenlastelegging betrof de periode van 25 december 2012 tot en met 21 januari 2013, waarin de verdachte de telefoon had verworven in Amsterdam.

Tijdens de terechtzittingen in hoger beroep op 9 en 21 januari 2014 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdediging stelde dat de verdachte de telefoon voor een redelijke prijs van € 100,- had gekocht en daarom niet kon weten dat deze van diefstal afkomstig was. Het hof verwierp dit verweer, wijzend op het risico dat verbonden is aan het kopen van een telefoon van een onbekende op straat, zonder aankoopbewijs of onderzoek naar de herkomst van het goed.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen en dat hij zich schuldig had gemaakt aan schuldheling. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, waarvan 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Het hof besloot de werkstraf voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De beslissing van het hof was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-004509-13
datum uitspraak: 4 februari 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 september 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-860119-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 9 januari 2014 en 21 januari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks de periode van 25 december 2012 tot en met 21 januari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon, Blackberry, (Bold 9500) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 25 december 2012 tot en met 21 januari 2013 te Amsterdam, een mobiele telefoon, Blackberry Bold, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde nu - kort gezegd - de verdachte niet wist of had moeten vermoeden dat de telefoon, die verdachte heeft verworven en voorhanden heeft gehad, van diefstal afkomstig was, omdat hij de telefoon voor een redelijke prijs, te weten € 100,-, heeft gekocht.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Volgens de verklaringen van de verdachte, zoals afgelegd bij de politie en op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, heeft de verdachte de telefoon, een Blackberry Bold, op straat gekocht van een tot op heden onbekend gebleven persoon. Het hof overweegt dat in het strafdossier geen aanwijzingen te vinden zijn dat de verdachte, toen hij de telefoon verwierf, een aankoopbon heeft gekregen. Daarnaast is ook niet gesteld, of naar voren gekomen dat verdachte om een dergelijke bon heeft gevraagd, dan wel dat hij nader onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de telefoon. Het hof overweegt hierbij dat het kopen van een telefoon op straat van een onbekende een aanmerkelijk risico met zich brengt dat het aangeboden goed mogelijk niet via een legale weg is verkregen. De verdachte had, door het onder deze omstandigheden kopen van de telefoon, redelijkerwijs moeten vermoeden dat de betreffende telefoon van diefstal afkomstig was. Hij heeft naar het oordeel van het hof niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen, die bij het kopen van een telefoon mag worden verwacht. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie waarvan 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Tevens heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffende rapport van 22 augustus 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en het voorhanden hebben van een telefoon, een Blackberry Bold, terwijl hij op het moment van verwerven redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze telefoon van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft daardoor bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 januari 2014 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Gezien het lange tijdsverloop van inmiddels ruim een jaar sinds het plegen van het feit, acht het hof, anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.G.B. Heutink, mr. D. Radder en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2014.
[...]