In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 29 november 2013 in Amsterdam een winkelwagen met kruidenierswaren ter waarde van ongeveer 361,34 euro heeft weggenomen uit een Albert Heijn winkel. De verdachte heeft geprobeerd de winkel te verlaten via verschillende uitgangen, maar is uiteindelijk met de winkelwagen vertrokken door zich achter andere klanten te begeven die de uitgang konden openen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen, wat leidde tot de bewezenverklaring van diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, en het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vijf dagen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.