ECLI:NL:GHAMS:2014:3319

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
23-005681-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal via zelfscankassa met een waarde van 361,34 euro

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 29 november 2013 in Amsterdam een winkelwagen met kruidenierswaren ter waarde van ongeveer 361,34 euro heeft weggenomen uit een Albert Heijn winkel. De verdachte heeft geprobeerd de winkel te verlaten via verschillende uitgangen, maar is uiteindelijk met de winkelwagen vertrokken door zich achter andere klanten te begeven die de uitgang konden openen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen, wat leidde tot de bewezenverklaring van diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, en het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vijf dagen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

parketnummer: 23-005681-13
datum uitspraak: 5 juni 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-703627-13 en 13-701160-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [PI].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 29 november 2013 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een (1) winkelwagen (met) (inhoudende) (een grote hoeveelheid) kruidenierswaren (onder andere AH lamsrack en/of scharrelkip en/of biefstuk en/of braadworst en/of AH Rib-eye; totale waarde (ongeveer) Euro 361,34), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, vestiging [adres 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 29 november 2013 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een winkelwagen inhoudende een hoeveelheid kruidenierswaren, onder andere lamsrack en scharrelkip en biefstuk en braadworst en rib-eye; totale waarde euro 361,34, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, vestiging [adres 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging/bespreking verweer

De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw op het standpunt gesteld dat de verdachte zich niet aan diefstal schuldig heeft gemaakt, maar aan verduistering, hetgeen niet is ten laste gelegd, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het aangifteformulier van 29 november 2013 (pagina 3 van het dossier) en het proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2013, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant] (pagina 10 van het dossier), is het hof in staat vast te stellen welke handelingen de verdachte heeft verricht alvorens de winkel te verlaten. Hij heeft in eerste instantie getracht de winkel met een volle boodschappenwagen te verlaten via de klaphekken bij de ingang. Doordat deze klaphekjes slechts naar binnen toe openklappen als iemand de winkel betreedt, lukte het hem niet op deze wijze de winkel te verlaten met de boodschappenwagen. Vervolgens heeft de verdachte gekeken of hij bij de lege (het hof begrijpt: onbemande) kassa’s de winkel kon verlaten. De ruimte tussen deze kassa’s was geblokkeerd met lege winkelwagens, dit bood derhalve evenmin een mogelijkheid. De verdachte heeft zich vervolgens begeven naar de afdeling met zelfscankassa’s, maar in zijn handen is geen zelfscanner gezien.
Uiteindelijk heeft de verdachte de winkel verlaten door (naar het hof begrijpt: met de winkelwagen) te gaan lopen vlak achter een drietal personen, die het poortje naar de uitgang konden openen met hun bon van de zelfscankassa.
Uit het voorgaande, en met name uit het feit dat de verdachte eerder op andere wijzen de Albert Heijn heeft getracht te verlaten zonder te betalen, leidt het hof af dat de verdachte van meet af aan het opzet heeft gehad zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeldiefstal. Daardoor heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke, overlast gevende feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 mei 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 31 januari 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 31 januari 2013, parketnummer 13-701160-13, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. W.M.C. Tilleman, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2014.
mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]