ECLI:NL:GHAMS:2014:3316

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
23-003213-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandeling voor productie methamfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de productie van methamfetamine, een harddrug die ernstige gezondheidsrisico's met zich meebrengt. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk telen, bereiden en verwerken van amfetamine en aanverwante stoffen, zoals pseudo-efedrine en zoutzuur, die benodigd zijn voor de productie van methamfetamine. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2012 in Zaandam laboratoriumbenodigdheden en stoffen voorhanden had, waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor de bereiding van methamfetamine.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was dat de aangetroffen stoffen daadwerkelijk bij de verdachte waren aangetroffen, aangezien er geen deskundigenrapport van het NFI was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de combinatie van de aangetroffen stoffen en voorwerpen, alsook de verklaringen van de verdachte, voldoende bewijs opleverden voor de bewezenverklaring. De verdachte had wisselend verklaard over de aangetroffen stoffen en zijn verklaringen werden als ongeloofwaardig beschouwd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijke hechtenis van 50 dagen. De straf is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid.

Uitspraak

parketnummer: 23-003213-12
datum uitspraak: 5 juni 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 13 juli 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-113211-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij:
Primair
op of omstreeks 22 mei 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in arrondissement Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen - een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of - voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (al dan niet via (een) ander(en) - hardware/laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid trechters en/of maatbekers en/of destillatie kelken, -welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -), voorhanden gehad en/of verkocht en/of geleverd en/of besteld en/of - (een) stof(fen), te weten (een) (grote) hoeveelheid/-heden pseudo-efedrine en/of alcohol en/of zoutzuur (- welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -) besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben;
Subsidiair
op of omstreeks 22 mei 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in het arrondissement Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 250 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende pseudo-efedrine, in elk geval een middel aangewezen krachtens artikel 3a van de Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 22 mei 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van methamfetamine voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij, verdachte laboratoriumbenodigdheden, trechters en maatbekers en destillatie kelken - welke voorwerpen benodigd zijn bij de bereiding van methamfetamine - voorhanden gehad en stoffen, te weten hoeveelheden pseudo-efedrine en alcohol en zoutzuur - welke stoffen benodigd zijn bij de bereiding van methamfetamine - voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De raadsman heeft gepleit overeenkomstig de inhoud van zijn pleitnota.
Daarnaast heeft hij naar voren gebracht dat het proces-verbaal van bevindingen van [LFO-expert] van 30 mei 2012 daaromtrent alsmede de door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde e-mailbericht van 21 mei 2014 niet zonder meer het bewijs opleveren dat de tenlastegelegde stoffen daadwerkelijk bij de verdachte zijn aangetroffen, aangezien hierover geen deskundigenrapport is uitgebracht door het NFI.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Senior LFO-expert van het Korps Landelijke Politiediensten [LFO-expert] heeft het door de raadsman genoemde proces-verbaal van bevindingen (pag. 15 e.v.) opgemaakt na een door hem verricht onderzoek van de bij de verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen stoffen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een e-mailbericht overgelegd van genoemde [LFO-expert], met als bijlagen de grafische weergaven van zijn onderzoeken naar de stoffen tolueen, pseudo-efedrine en methanol. In genoemde e-mail heeft verbalisant [LFO-expert] onder meer medegedeeld dat hij de monsters van de stoffen destijds met hoogwaardige analyseapparatuur door middel van Ramantechnologie heeft onderzocht, waarbij hij volledige indicaties c.q. bevestigingen had op genoemde stoffen.
In het licht hiervan heeft de raadsman onvoldoende gemotiveerd om welke reden daarnaast nog een onderzoek door het NFI zou zijn aangewezen. Reeds hierom dient het verweer te worden verworpen.

Nadere bewijsoverweging

De verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de bij hem aangetroffen stoffen en voorwerpen bedoeld waren voor de productie van afslankpillen.
Bij de verdachte is echter niet alleen pseudo-efedrine aangetroffen – welke stof als grondstof gebruikt wordt voor de vervaardiging van methamfetamine –, maar daarnaast ook andere stoffen, waaronder zoutzuur, alcohol en tolueen, en trechters, maatbekers, kelken, pH-papier, en rondfilters . Genoemde stoffen en voorwerpen zijn bij uitstek geschikt voor de productie van methamfetamine. Gelet op de combinatie van de aangetroffen voorwerpen en stoffen, de gezamenlijkheid waarin deze zijn aangetroffen, alsmede de feiten en omstandigheden waaronder deze bij de verdachte zijn aangetroffen, is het hof van oordeel dat de verdachte wist dat hij stoffen voorhanden had die bestemd waren voor de bereiding van amfetamine.
Het hof betrekt hierbij dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de aanwezige stoffen en voorwerpen. Na de doorzoeking van zijn auto verklaarde de verdachte tot twee keer toe dat de spullen in zijn auto schoonmaakspullen waren. Gedurende het politieverhoor en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg verklaarde de verdachte dat hij enkel de efedrine in capsules wilde doen om deze te verkopen als afslankmiddel en niet wist dat de spullen die in zijn auto zijn aangetroffen tot zulke grote problemen zouden leiden. Het hof acht derhalve de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft voorbereidingshandelingen gepleegd voor de productie van methamfetamine. Methamfetamine is een drug die tot dezelfde categorie behoort als cocaïne en andere harddrugs. Het gebruik ervan kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. Voor een dergelijk feit zou een vrijheidsbenemende straf in beginsel op zijn plaats zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 mei 2014 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
De verdachte heeft voorts inmiddels een verblijfstatus in Nederland die geldig is tot 14 januari 2018. Gelet op deze omstandigheid ziet het hof in het voordeel van de verdachte aanleiding te beslissen zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd. Gezien de ernst van het feit kan echter niet worden volstaan met een lagere straf dan geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. W.M.C. Tilleman, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2014.
mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.