ECLI:NL:GHAMS:2014:328

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
200.002.738
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake begroting van declaratie in civiele zaak

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep inzake de begroting van een declaratie. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Lieuw On, heeft in het verleden een tussenarrest ontvangen op 26 maart 2013. In dat arrest werd de appellant in de gelegenheid gesteld om de onherroepelijke resultaten van de begroting van zijn salaris door de Raad van Toezicht in het geding te brengen. De appellant heeft vervolgens een akte uitlaten na tussenarrest genomen en daarbij een productie overgelegd. De geïntimeerde, zonder vaste woon- of verblijfplaats, wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

Tijdens de procedure heeft de appellant een brief overgelegd van de Amsterdamse Orde, waarin wordt aangegeven dat het dossier gereed zal worden gemaakt voor begroting. De appellant heeft aangegeven dat hij na deze brief niets meer van de Raad van Toezicht heeft vernomen en verzoekt om uitstel om de gevraagde gegevens te kunnen overleggen. Het hof heeft, omdat de geïntimeerde niet heeft betwist dat de mededeling van de appellant juist is, besloten om de appellant wederom een uitstel van een half jaar te verlenen.

De beslissing van het hof houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 12 augustus 2014, waar de appellant de gevraagde gegevens moet overleggen, waarna de geïntimeerde daarop zal mogen reageren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2014.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.002.738/01
zaaknummer rechtbank 341212/HA ZA 06-1250 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 februari 2014
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E.M. Lieuw On, te Amsterdam,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 26 maart 2013 een (vierde) tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat arrest.
Vervolgens heeft [appellant] een akte uitlaten na tussenarrest genomen en daarbij een productie overgelegd. [geïntimeerde] heeft afgezien van het nemen van een antwoordakte.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.
Bij het laatste tussenarrest is [appellant] wederom in de gelegenheid gesteld de onherroepelijke resultaten van de in artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken bedoelde begroting van zijn salaris door de Raad van Toezicht bij akte in het geding te brengen. Daarbij is hem een nadere termijn van een (klein) half jaar gegund.
2.2.
[appellant] heeft bij zijn daarna genomen akte een brief overgelegd van de Amsterdamse Orde van 10 september 2013, welke als volgt luidt:
“(…)
Inzake: begroting declaratie d.d. 20 januari 2006 van [appellant] (…) ten laste van de heer [geïntimeerde] (…) 1302;
(…)
Het dossier zal thans gereed worden gemaakt voor begroting. Zodra de raad van toezicht een beslissing heeft genomen wordt u nader geïnformeerd. U dient er rekening mee te houden dat met de verdere behandeling van het dossier nog enige tijd gemoeid zal zijn.
(…)”
2.3.
In zijn akte stelt [appellant], zakelijk, dat hij na de zojuist geciteerde brief niets meer van de Raad van Toezicht heeft vernomen en om die reden nog niet in staat is de door het hof gevraagde gegevens te overleggen. Hij verzoekt andermaal om een ruim uitstel.
2.4.
Omdat [geïntimeerde] niet heeft gesteld - noch is gebleken - dat de door [appellant] gedane mededeling onjuist is, zal het hof van de juistheid ervan uitgaan en [appellant] wederom een uitstel van een half jaar verlenen.
2.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 12 augustus 2014 voor het nemen van een akte door [appellant] om de onder 2.1 van dit arrest bedoelde gegevens over te leggen, waarna [geïntimeerde] daarop zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, C. Uriot en J.W. Hoekzema, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014 door de rolraadsheer.