Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van drie kinderen, die voortkomen uit de relatie tussen de man en de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een bijdrage van € 244,- per kind per maand was vastgesteld. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij een hogere bijdrage verzocht. De man stelt dat er een afspraak was gemaakt dat hij geen kinderalimentatie zou betalen zolang hij op de gezamenlijke schulden aflost. De vrouw betwist dit en stelt dat deze afspraak een termijn van vijf jaar had, die inmiddels is verstreken. Het hof oordeelt dat, ongeacht de rechtsgeldigheid van de afspraak, deze kan worden gewijzigd op basis van gewijzigde omstandigheden. Het hof stelt vast dat de financiële situatie van de man is verbeterd en dat hij in staat is om een bijdrage te betalen. De behoefte van de kinderen wordt vastgesteld op € 821,- per maand, terwijl de draagkracht van de man op € 409,- per maand wordt vastgesteld. De vrouw heeft een draagkracht van € 119,- per maand. Gezien de gezamenlijke draagkracht van partijen, die lager is dan de behoefte van de kinderen, wordt de bijdrage van de man vastgesteld op € 103,- per kind per maand, met ingang van 3 april 2013. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe bijdrage wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.