ECLI:NL:GHAMS:2014:3216
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident in hoger beroep over zekerheidstelling voor proceskosten in civiele procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Het vonnis, gewezen op 26 augustus 2013, veroordeelde [appellante] tot betaling van een bedrag van € 6.824,- aan [X], vermeerderd met contractuele rente, en € 2.900,- met wettelijke rente, alsook de kosten van een deskundige. [X] heeft in het incident gevorderd dat [appellante] zekerheid zou stellen voor de te verwachten proceskosten, die bij een bekrachtiging van het vonnis zouden kunnen ontstaan. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [appellante], die oorspronkelijk gedaagde was in de eerste aanleg en nu appellante is, niet verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten. Dit is in overeenstemming met artikel 353 lid 2 juncto 224 Rv, dat bepaalt dat de oorspronkelijk gedaagde niet gehouden is tot de in artikel 224 Rv bedoelde zekerheidsstelling. Het hof heeft de incidentele vordering van [X] dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het bezwaar van [X] tegen de memorie van grieven van [appellante] ongegrond is, omdat de termijnen voor proceshandelingen niet worden onderbroken voor de behandeling van de meeste incidenten. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [X]. Het arrest is uitgesproken op 22 juli 2014 door de meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam.