Uitspraak
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
mr. L.C.M. Bergerte Amsterdam,
mr. W.A.M. Rupertte Rotterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot de aansprakelijkheid en schadevergoeding na de instorting van een bedrijfspand. De eisers, Remco Ruimtebouw B.V. en Janssen de Jong Groep B.V., hadden in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de verzekeraars en de eigenaar van het pand, Drienerveld Onroerend Goed B.V. De instorting vond plaats op 26 november 2005, na een periode van zware sneeuwval. De verzekeraars weigerden uitkering onder de polis, stellende dat de instorting het gevolg was van een constructiefout. De rechtbank had eerder de vordering tegen de verzekeraars afgewezen, maar Remco c.s. werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Drienerveld.
In het hoger beroep vorderden Remco c.s. om als tussenkomende partij te worden toegelaten, zodat zij hun belangen konden behartigen in de procedure tegen de verzekeraars. Het hof oordeelde dat de incidentele vorderingen van Remco c.s. in een te laat stadium waren ingediend, wat zou leiden tot onredelijke vertraging van de procedure. Het hof wees de vorderingen af en veroordeelde Remco c.s. in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel door Drienerveld.
Dit arrest benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van vorderingen en de gevolgen van vertraging in civiele procedures. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van Drienerveld en de verzekeraars begroot op € 4.580,- per partij, uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.