ECLI:NL:GHAMS:2014:3215

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
200.118.194-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding na instorting bedrijfspand

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot de aansprakelijkheid en schadevergoeding na de instorting van een bedrijfspand. De eisers, Remco Ruimtebouw B.V. en Janssen de Jong Groep B.V., hadden in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de verzekeraars en de eigenaar van het pand, Drienerveld Onroerend Goed B.V. De instorting vond plaats op 26 november 2005, na een periode van zware sneeuwval. De verzekeraars weigerden uitkering onder de polis, stellende dat de instorting het gevolg was van een constructiefout. De rechtbank had eerder de vordering tegen de verzekeraars afgewezen, maar Remco c.s. werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Drienerveld.

In het hoger beroep vorderden Remco c.s. om als tussenkomende partij te worden toegelaten, zodat zij hun belangen konden behartigen in de procedure tegen de verzekeraars. Het hof oordeelde dat de incidentele vorderingen van Remco c.s. in een te laat stadium waren ingediend, wat zou leiden tot onredelijke vertraging van de procedure. Het hof wees de vorderingen af en veroordeelde Remco c.s. in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel door Drienerveld.

Dit arrest benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van vorderingen en de gevolgen van vertraging in civiele procedures. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van Drienerveld en de verzekeraars begroot op € 4.580,- per partij, uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.118.194/01
zaaknummer rechtbank : 366351/HA ZA 07-924 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 juli 2014
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REMCO RUIMTEBOUW B.V.,
gevestigd te Best, kantoorhoudend te Eindhoven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN DE JONG GROEP B.V.,
gevestigd te Son en Breugel,
eisers in het incident,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRIENERVELD ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te Enschede,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
verweerster in het incident,
advocaat:
mr. L.C.M. Bergerte Amsterdam,
en
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
4. de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
5. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING
MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in voorwaardelijk incidenteel appel,
verweersters in het incident,
advocaat:
mr. W.A.M. Rupertte Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Eiseressen in het incident worden hierna ieder afzonderlijk Ruimtebouw B.V. en Janssen de Jong Groep B.V. genoemd en gezamenlijk Remco c.s. Verweersters in het incident worden hierna Drienerveld en (gezamenlijk) de verzekeraars genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 19 maart 2013 een tussenarrest gewezen, waarbij de onderhavige zaak op de voet van artikel 222 Rv is gevoegd met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.114.938/01 tussen enerzijds Remco c.s. als appellanten in principaal appel, geïntimeerden in incidenteel appel en anderzijds Drienerveld als geïntimeerde in principaal appel en appellante in incidenteel appel.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel, memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel met producties;
- incidentele conclusie met producties;
- memorie van antwoord in incident (Drienerveld);
- memorie van antwoord in incident met een productie (verzekeraars).
Remco c.s. hebben incidenteel op de voet van artikel 217 Rv jo. artikel 353 lid 1 Rv gevorderd dat zij in de onderhavige zaak worden toegelaten (primair) als tussenkomende partij, althans (subsidiair) als gevoegde partij aan de zijde van Drienerveld.
Drienerveld heeft geantwoord in het incident en geconcludeerd tot referte.
De verzekeraars hebben geantwoord in het incident en geconcludeerd tot afwijzing van de primaire en subsidiaire incidentele vordering, met veroordeling van Remco c.s. in de proceskosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident
2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover van belang, om het volgende.
( i) Drienerveld is eigenaar van het bedrijfspand gelegen aan het Transportcentrum 25 te Enschede (hierna: het bedrijfspand).
(ii) Remco Ruimtebouw is aannemer. Zij heeft 14 oktober 1998 de bouw van het bedrijfspand aangenomen. Janssen de Jong heeft zich hoofdelijk naast Remco Ruimtebouw aansprakelijk gesteld jegens Drienerveld.
(iii) Drienerveld heeft het bedrijfspand bij de verzekeraars verzekerd door middel van een zogenaamde Nederlandse Beurspolis voor Uitgebreide Gevaren (hierna: de polis).
(iv) Nadat in de omgeving van het bedrijfspand veel sneeuw was gevallen is het op 26 november 2005 om ongeveer 14.00 uur ingestort.
( v) De verzekeraars hebben uitkering onder de polis geweigerd omdat de instorting het gevolg zou zijn van een constructiefout.
(vi) Drienerveld heeft daarop zowel de verzekeraars als Remco c.s. in rechte betrokken. De rechtbank heeft bij vonnis van 14 december 2011 de vordering tegen de verzekeraars afgewezen. Bij vonnis van 27 juni 2012 heeft de rechtbank Remco c.s. hoofdelijk onder meer veroordeeld tot betaling in hoofdsom van € 6.548.935,-. Dat vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
(vii) Op 14 december 2012 hebben partijen in verband met de betekening en tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 juni 2012 een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) die kort en zakelijk samengevat inhoudt dat Remco c.s. ineens € 1.400.000,- aan Drienerveld voldoen en daarna nog twaalf termijnen van € 625.000, waarvan de laatste vervalt op 1 oktober 2015. Voorts heeft Remco Ruimtebouw tot zekerheid aan Drienerveld een eerste hypotheek verleend op het pand “Brandmeester” te Amstelveen. Drienerveld heeft tot zekerheid voor een eventuele terugbetalingsverplichting haar vordering op de verzekeraars aan Remco c.s. verpand.
(viii) Op 1 april 2014 hadden Remco c.s. in het kader van de overeenkomst reeds € 5.150.000,- aan Drienerveld voldaan.
2.2
Remco c.s. hebben ter onderbouwing van hun primaire incidentele vordering tot tussenkomst - samengevat - aangevoerd dat zij na tussenkomst vorderingen tegen de verzekeraars en Drienerveld willen instellen die erop gericht zijn dat, indien in hoger beroep alsnog zal worden geoordeeld dat de verzekeraars tot een schade-uitkering onder de polis gehouden zijn, de verzekeraars deze betaling rechtstreeks aan Remco c.s. zullen doen en dat Drienerveld hieraan haar medewerking zal verlenen. Een en ander uit hoofde van het door Drienerveld aan Remco c.s. verstrekte pandrecht, of artikel 14.3.1 van de voorwaarden van de polis op grond waarvan Drienerveld Remco c.s. als begunstigden van de schade-uitkering kan aanwijzen. Remco c.s. hebben daarbij voldoende belang, omdat de uitspraak in de zaak tussen Drienerveld en de verzekeraars met betrekking tot de vraag of sprake was van een constructiefout in het door Remco c.s. gerealiseerde bedrijfspand, nadelige gevolgen voor Remco c.s. kan hebben. Daarnaast hebben Remco c.s. voldoende belang bij de gevorderde tussenkomst vanwege de nadelige financiële gevolgen die de uitspraak voor hen kan hebben omdat, indien de vorderingen van Drienerveld op de verzekeraars in hoger beroep alsnog worden toegewezen, al hetgeen Remco c.s. in het kader van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 juni 2012 aan Drienerveld hebben voldaan, - als onverschuldigd betaald - moet worden gerestitueerd. Daarvoor biedt het hiervoor onder 2.1(vii) genoemde pandrecht onvoldoende zekerheid, aldus steeds Remco c.s. Subsidiair hebben Remco c.s. aangevoerd dat zij, op grond van het voorgaande, voldoende belang hebben bij voeging aan de zijde van Drienerveld.
2.3
De verzekeraars hebben bezwaar gemaakt op gronden die hierna, voor zover van belang, zullen worden weergegeven.
2.4
De onderhavige hoofdzaak is aangebracht op de rol van 11 december 2012. Bij arrest van 19 maart 2013 is de zaak - op vordering van Drienerveld, en ondanks het verweer van Remco c.s. dat de gevorderde voeging van zaken tot onredelijke vertraging van de procedure zou leiden - op de voet van artikel 222 Rv gevoegd met de zaak met zaaknummer 200.114.938/01.
Laatstgenoemde zaak is aangebracht op de rol van 16 oktober 2012. Remco c.s. hebben in die zaak een incidentele vordering opgeworpen strekkende tot - kort gezegd - schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 juni 2012 en/of de bepaling dat Drienerveld zekerheid zal stellen voor het reeds door Remco c.s. betaalde bedrag. Die incidentele vordering is bij arrest van 20 augustus 2013 afgewezen. De hoofdzaak staat thans, nadat de memories in principaal en incidenteel appel zijn genomen, voor beraad partijen.
2.5
Naar het oordeel van het hof zijn de niet eerder dan op de rol van 17 juni 2014 ingestelde incidentele vorderingen van Remco c.s. in een zodanig laat stadium van de procedure ingediend, dat de toewijzing daarvan tot onredelijke vertraging van de procedure zal leiden. Gesteld noch gebleken is waarom Remco c.s. de (primaire en subsidiaire) incidentele vorderingen, anders dan Remco c.s. in het eerdere voegingsincident ex artikel 222 Rv meenden, thans niet tot onredelijke vertraging van de procedure zou leiden. De omstandigheid dat de onderhavige hoofdzaak - vóór de indiening van dit incident - op de rol van 9 december 2014 stond voor het nemen van een memorie van antwoord in incidenteel appel door Drienerveld, doet aan het voorgaande niet af, omdat een toewijzing van de gevorderde tussenkomst of voeging ertoe zal leiden dat het partijdebat wordt vervolgd, hetgeen tot verdere vertraging van de procedure zal leiden. Die vertraging van de procedure acht het hof in strijd met de eisen van een goede procesorde en staat derhalve reeds in de weg aan de toewijsbaarheid van de primaire en subsidiaire incidentele vordering op de voet van artikel 217 Rv. Dit betekent dat de incidentele vorderingen worden afgewezen.
2.6
Remco c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
2.7
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel door Drienerveld.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
wijst de (primaire en subsidiaire) vordering af;
verwijst Remco c.s. in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van Drienerveld worden begroot op € 4.580,- aan salaris en aan de zijde van de verzekeraars op € 4.580,- aan salaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 9 september 2014 voor het nemen van een memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel door Drienerveld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, A.M.A. Verscheure en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.