Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
In het door eiser tegen deze navorderingsaanslagen ingestelde beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam bij uitspraak van 10 februari 2011, nrs. 04/02749, 04/02750 en 04/02751, het aannemelijk geacht dat sprake is van een juiste identificatie van eiser als rekeninghouder en dat aannemelijk is geworden dat eiser in genoemde jaren een bankrekening heeft aangehou-den bij [bank]. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 april 2012, nr. 11/01440, deze uitspraak gehandhaafd voor zover het de opgelegde navorderingsaanslagen betreft. Genoemde uit-spraak is vernietigd uitsluitend voor zover het genoemde verhogingen en boetes betreft en de Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar een ander Gerechtshof voor verdere behandeling met inachtneming van het arrest.
1. Is deze bankrekening in 2009 nog steeds door u en/of uw (ex)partner
aangehouden?
2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen op
1 januari en 31 december 2009?
3. Zo nee, waar wordt het eerder op de [bank]-rekening gestalde vermogen in 2009
4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2009?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op
welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
kopie) te overleggen.
(…)
Als u niet aan uw informatieverplichtingen voldoet en niet of niet tijdig bezwaar hebt gemaakt tegen deze beschikking, wordt deze informatiebeschikking
onherroepelijk. Dat betekent dat u zich dan in een nadelige bewijspositie hebt gemanoeuvreerd in de bezwaarfase tegen de belastingaanslagen waarop de informatieverzoeken zien. U dient dan namelijk ‘te doen blijken’ dat die belastingaanslagen niet juist zijn, de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast.
(…)”
Gevolggevend aan Uw verzoek wensen wij U eraan te herinneren dat onze bank, in overstemming met het Algemeen Reglement der Verrichtingen, over het recht beschikt om de gearchiveerde documenten en bewijsstukken te vernietigen die de wettelijke bewaartijd van 10 jaar overschrijden.
Om deze reden voert de bank geen opzoekingen uit voor verrichtingen die deze periode voor afgaan en dienen wij U tot onze spijt mee dat wij geen gunstig gevolg kunnen geven aan Uw verzoek.
(…)”
fl. 131.180,28 is opgenomen en dat het saldo van die rekening op 27 maart 1997 nihil bedraagt.
Bezittingen: specificatieUit mijn gegevens blijkt dat u op 1 januari 2009 buitenlandse bankrekening(en) in uw bezit heeft.
(…)
Om uw voordeel uit sparen en beleggen op het
juistebedrag te kunnen vaststellen, verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:
- een specificatie en bewijsstukken van de waarde van de buitenlandse bankrekening(en) op 1 januari 2009 en op 31 december 2009;
(…).”
Ik heb geen buitenlandse bankrekening aangehouden in het jaar 2009.”
De Belastingdienst heeft in 2002 de beschikking gekregen over informatie van rekeninghouders bij de [bank] (…). Uit de gegevens bleek dat u en/of uw partner een rekening aanhield(en) bij deze Bank. Het saldo op die rekening bedroeg volgens de informatie op 31 januari 1994 f 139.194. (…) Op basis van deze gegevens heeft de Belastingdienst u om nadere informatie gevraagd. (…)
Het zou (…) kunnen dat die rekening nu niet meer bestaat. Dat neemt niet weg dat de rekening er tot 1997 wel is geweest. Wanneer de rekening in 1996 is opgeheven is het saldo overgeheveld naar andere rekeningen of door u opgenomen. U heeft daarvan geen informatie willen verstrekken.”
U heeft deze inlichtingen en gegevens niet verstrekt.”
Zo heeft u ook bv rekening [rekeningnummer], hier gaat het om een onderrekening in USD.”
3.Geschil in hoger beroep
4. Beoordeling van het geschil
(hierna: de AWR) is bepaald:
De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op artikel 25, derde lid.
Voorts betwist de inspecteur dat belanghebbende door middel van het onderhoud ter inspectie op 23 mei 2013 dan wel overigens na de zitting van de rechtbank overgelegde stukken opening van zaken heeft gegeven en alsnog de door de inspecteur verlangde informatie heeft verstrekt. Voor een oordeel over de vraag of belanghebbende na de uitspraak van de rechtbank alsnog aan zijn informatieverplichting heeft voldaan is volgens de inspecteur in de onderhavige procedure geen plaats.
5.Kosten
6. Beslissing
beroep betreft, en
- stelt belanghebbende een termijn van zes weken vanaf de dagtekening van de uitspraak
van het Hof waarbinnen hij alsnog de in de informatiebeschikking verlangde informatie aan
de inspecteur kan verstrekken.