ECLI:NL:GHAMS:2014:3158
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verbod van publicatie in dagblad met betrekking tot wederhoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap HET PAROOL B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. Het Parool was in hoger beroep gekomen van een uitspraak die hen verbood een artikel te publiceren over de appellanten, die gezamenlijk als Waterfront c.s. worden aangeduid. De voorzieningenrechter had bepaald dat Het Parool de openbaarmaking van een deel van het artikel moest opschorten om de appellanten de gelegenheid te geven voor wederhoor. Het Parool stelde dat het vonnis hen in hun journalistieke vrijheid belemmerde en dat zij belang hadden bij het hoger beroep, ondanks dat de termijn voor publicatie inmiddels was verstreken.
Het hof oordeelde dat het hoger beroep geen feitelijke betekenis meer had, omdat de periode waarvoor de voorzieningenrechter het verbod had opgelegd al was verstreken. Het hof concludeerde dat Het Parool geen materieel belang had bij de behandeling van het hoger beroep, aangezien de situatie niet meer kon worden veranderd door een vernietiging van het vonnis. Het hof verwierp het hoger beroep en veroordeelde Waterfront c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, waarbij de kosten aan de zijde van Het Parool werden begroot op een totaal van € 3.479,80.
De uitspraak benadrukt de afweging tussen de vrijheid van de pers en het recht op wederhoor, en bevestigt dat in gevallen waar geen materieel belang meer bestaat, het hoger beroep kan worden verworpen. Het hof wees erop dat de journalistieke vrijheid niet onbeperkt is, maar dat er ook ruimte moet zijn voor de belangen van betrokkenen in publicaties.