ECLI:NL:GHAMS:2014:3127

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
200.145.683/ 01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling en informatieverplichting in het civiele recht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2014, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 april 2014, waarbij hun schuldsaneringsregeling was beëindigd zonder het verlenen van een schone lei. De appellanten, bijgestaan door hun advocaat mr. W. Searle, stelden dat zij niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Ze voerden aan dat eventuele tekortkomingen hen niet konden worden toegerekend, onder andere vanwege de langdurige ziekte van [appellante] en haar inspanningen om een betaalde dienstbetrekking te vinden. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank en de verklaringen van de bewindvoerder.

De bewindvoerder had in hoger beroep aangegeven dat de appellanten herhaaldelijk niet de benodigde informatie hadden verstrekt en dat er een boedelachterstand was ontstaan. Desondanks heeft het hof vastgesteld dat de appellanten inmiddels alle gevraagde informatie hadden overgelegd en dat er geen boedelachterstand meer was. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen van [appellante] in het nakomen van haar verplichtingen beperkt waren tot een periode van zes maanden, en dat zij in de laatste maand een groot aantal sollicitaties had ingediend.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de schuldsaneringsregeling met twee jaar te verlengen, zodat appellanten de kans kregen om deze alsnog succesvol af te ronden. Het hof benadrukte dat dit een laatste kans was en dat alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing blijven. De beslissing van het hof houdt in dat de rechtbank te zijner tijd zal bepalen of aan appellanten de schone lei kan worden verleend.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.145.683/ 01
insolventienummers rechtbank Noord-Holland : C/14/11/134 R en C/14/11/135 R
rekestnummer : C/14/126002 / FT EA / 11.56
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 juni 2014
in de zaak van
[appellanten],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,
advocaat:
mr. W. Searle, te [vestigingsplaats].

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [appellanten] genoemd en ieder afzonderlijk [appellant] en [appellante].
[appellanten] zijn bij per fax op 22 april 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 april 2014, waarbij de rechtbank de op [appellanten] toepasselijke schuldsaneringsregeling heeft beëindigd zonder hen de schone lei te verlenen.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van het hof van 3 juni 2014. Bij die behandeling zijn [appellanten] verschenen, bijgestaan door mr. Searle voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht. Voorts is de bewindvoerder, de heer [X.], verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, het verslag van de bewindvoerder van 27 mei 2014, met producties, en de namens [appellanten] op 28 mei 2014 – ter griffie van het hof op 3 juni 2014 ingekomen - nader overgelegde stukken. [appellanten] hebben verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[appellanten] hebben in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarbij de op hun toepasselijke schuldsaneringsregeling werd beëindigd zonder schone lei, te vernietigen en hun alsnog de schone lei te verlenen. Daartoe hebben [appellanten] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd.
2.2
[appellanten] zijn van mening dat zij niet zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, althans dat deze tekortkomingen hen niet kunnen worden toegerekend. Voor zover het hof oordeelt dat sprake is van toerekenbare tekortkomingen, stellen [appellanten] zich op het standpunt dat deze tekortkomingen vanwege hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing dienen te blijven. [appellanten] stellen zich op het standpunt dat zij altijd zo goed mogelijk hebben voldaan aan de informatieverplichting. [appellanten] hebben verder aangevoerd dat [appellante] langdurig ziek is geweest en vrijgesteld is geweest van de sollicitatieverplichting tot september 2013. Na deze datum is zij ontheven van genoemde verplichting voor zover deze een 20-urige werkweek te boven gaat. [appellante] heeft zich ingespannen een betaalde dienstbetrekking te vinden. Dit viel [appellante] zwaar, omdat zij niet (goed) kan lezen, schrijven en rekenen. Desondanks is het haar gelukt met geld uit het vrij te laten bedrag een cursus tot gastouder te volgen in de periode dat zij arbeidsongeschikt was om zodoende haar kans op een baan te vergroten. Haar was door het gastouderbureau toegezegd dat zij met genoemd diploma gastouder zou kunnen worden van twee kinderen. Omdat [appellante] de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, heeft het gastouderbureau zich niet aan deze toezegging gehouden en heeft zij de kinderen bij een andere gastouder geplaatst. Vervolgens heeft [appellante] in eerste instantie slechts uitgekeken naar vacatures waarvoor zij op basis van haar kwalificaties in aanmerking komt. Toen haar bekend werd dat de sollicitatieplicht een inspanningsverplichting betreft en geen resultaatsverplichting heeft [appellante] zestig sollicitaties verricht. Inmiddels werkt [appellante] 7,5 uur per week. [appellanten] hebben verder verklaard dat het hen niet valt toe te rekenen dat er een boedelachterstand is ontstaan. Volgens hen heeft de bewindvoerder bij de berekening van het vrij te laten bedrag ten onrechte rekening gehouden met een bedrag dat [appellanten] van de belastingdienst zouden ontvangen. Inmiddels heeft de bewindvoerder dit gecorrigeerd en blijkt er geen sprake meer te zijn van een achterstand aan de boedel, maar is er zelfs sprake van een voorstand, aldus steeds [appellanten].
2.3
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. [appellanten] hebben - ondanks herhaalde waarschuwingen - vrijwel nooit stukken uit eigen beweging verstrekt en ook na het opvragen van stukken bleek de overgelegde informatie niet volledig. Zo heeft de bewindvoerder telkens te laat informatie verkregen over de vermeende arbeidsongeschiktheid van [appellante] en ook over de kwestie met de verrekening van de voorlopige teruggaaf van de belastingdienst is de bewindvoerder pas in november 2013 summierlijk geïnformeerd. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij inmiddels alle voor de schuldsaneringsregeling relevante informatie – voor zover bij hem bekend – van [appellanten] heeft ontvangen. In verband met het niet voldoen van [appellante] aan haar inspanningsverplichting heeft de bewindvoerder aangegeven dat [appellante] uiteindelijk met terugwerkende kracht is ontheven van haar sollicitatieplicht gedurende de periode dat zij een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw-uitkering) zou ontvangen. Nadat de Zw-uitkering van [appellante] in augustus 2013 werd beëindigd - en derhalve voor haar weer een sollicitatieplicht gold - heeft de bewindvoerder tot maart 2014 evenwel geen enkel bewijs van sollicitaties ontvangen. Eerst de laatste maand heeft [appellante] een zestigtal sollicitaties overgelegd. Gedurende de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling is er sprake geweest van een achterstand aan de boedel en ontbraken stukken om het vrij te laten bedrag te kunnen berekenen. De bewindvoerder heeft desondanks een correctie aangebracht vanwege de verrekening door de belastingdienst met eerdere aanslagen, zodat de achterstand aan de boedel is komen te vervallen. Nu [appellanten] herhaaldelijk op hun tekortkomingen zijn gewezen en op de verificatievergadering van 23 november 2012 met [appellanten] is gesproken over het belang van het verstrekken van informatie en het niet nakomen van de sollicitatieplicht door [appellante], meent de bewindvoerder dat Bennis voldoende mogelijkheden hebben gehad aan hun verplichtingen te voldoen. De bewindvoerder heeft dan ook geadviseerd het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.
2.4
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieplicht niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.5
Naar uit het verslag van de bewindvoerder en de door deze ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting aannemelijk is geworden, hebben [appellanten] gedurende de schuldsaneringsregeling nagelaten de bewindvoerder naar behoren te informeren. Zo hebben [appellanten] de bewindvoerder niet spontaan en tijdig voorzien van informatie omtrent hun financiële en persoonlijke situatie. Verder is niet weersproken dat [appellante] in de periode van september 2014 tot maart 2014 niet (voldoende) heeft gesolliciteerd naar een betaalde dienstbetrekking. Hoewel [appellante] thans zestig bewijzen van sollicitaties heeft overgelegd, valt niet te begrijpen waarom zij niet direct nadat zij weer arbeidsgeschikt werd bevonden, heeft gesolliciteerd naar een betaalde dienstbetrekking en bewijzen daarvan aan de bewindvoerder heeft overgelegd. Voorts had het op de weg van [appellanten] gelegen de bewindvoerder eerder te informeren omtrent de verrekening van de voorlopige teruggaaf door de belastingdienst, zodat daarmee bij de berekening van het vrij te laten bedrag tijdig rekening had kunnen worden gehouden en een boedelachterstand had kunnen worden voorkomen. [appellanten] hebben onvoldoende aangedragen om te kunnen oordelen dat genoemde tekortkomingen hen niet kunnen worden toegerekend.
2.6
Evenwel acht het hof termen aanwezig om [appellanten] in de gelegenheid te stellen de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is voldoende gebleken dat [appellanten] inmiddels alle door de bewindvoerder gevraagde informatie hebben overgelegd. Tevens is gebleken dat de tekortkoming van [appellante] in het nakomen van de inspanningsverplichting beperkt is gebleven tot zes maanden aangezien zij voor de overige periode vrijgesteld was op grond van medische redenen. Met het overleggen van een groot aantal sollicitatiebewijzen in de laatste maand heeft [appellante] bovendien aangetoond de sollicitatieverplichting naar behoren te kunnen nakomen. Eveneens positief is dat achteraf gezien geen sprake is van een boedelachterstand en dat [appellanten] in een relatief korte tijd een aanzienlijk bedrag hebben gespaard ten behoeve van de schuldeisers zonder dat zij nieuwe schulden hebben laten ontstaan. Zij zullen – naar de bewindvoerder heeft verklaard – een bedrag van € 650,-- per maand voor hun schuldeisers kunnen sparen.
2.7
Het voorgaande in aanmerking nemend zal het hof overeenkomstig het verzoek van [appellanten] de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengen teneinde hen in staat te stellen deze alsnog tot een goed einde te brengen, een en ander als hierna te melden.
2.8
[appellanten] dienen zich te realiseren dat hen hiermee een allerlaatste kans wordt gegeven om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Het hof wijst [appellanten] er op dat tijdens het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing blijven. Dat betekent dat [appellanten] gehouden zijn uit eigen beweging de bewindvoerder alle informatie te geven waarom wordt verzocht alsmede die informatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen weten dat die van belang is voor de schuldsaneringsregeling.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- verlengt de duur van de schuldsaneringsregeling met in totaal twee jaren, derhalve tot 14 april 2016;
- verstaat dat de rechtbank te zijner tijd bij gelegenheid van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog zal bepalen of aan [appellanten] de zogenoemde schone lei wordt verleend.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.