ECLI:NL:GHAMS:2014:3084

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
4 augustus 2014
Zaaknummer
200.125.548 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget en vaststelling van de vergoeding van de onderzoeker in een ondernemingsrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 24 juli 2014 een beschikking gegeven inzake de verhoging van het onderzoeksbudget en de vergoeding van de onderzoeker. De verzoekster, R. Versteeg Beheer B.V., had een verzoek ingediend om het onderzoeksbudget te verhogen van € 15.000 naar € 21.120, exclusief BTW. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen van de Ondernemingskamer waarin een onderzoek was bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de verweerster, NEXT LEVEL SYSTEMS B.V. (NLS), over een bepaalde periode. De onderzoeker had een declaratie ingediend die het bedrag van € 33.634,50, exclusief BTW, overschreed, wat aanleiding gaf tot het verzoek om verhoging.

De Ondernemingskamer oordeelde dat het verzoek van de onderzoeker tijdig was ingediend, aangezien het onderzoek pas eindigt met de nederlegging van het verslag ter griffie. Het verweer van de Stichting, die bezwaar maakte tegen de declaratie van de onderzoeker, werd buiten beschouwing gelaten omdat het niet tijdig en niet conform de procesregels was ingediend. De Ondernemingskamer benadrukte dat de onderzoeker vrij is in de inrichting van het onderzoek en dat er geen wettelijke voorschriften zijn voor de verslaglegging van verklaringen van personen die door de onderzoeker worden gehoord.

Uiteindelijk besloot de Ondernemingskamer om het onderzoeksbudget te verhogen tot het gevraagde bedrag van € 21.120, exclusief BTW, en de vergoeding van de onderzoeker op dat bedrag vast te stellen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beslissing werd genomen door een collegiaal orgaan bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, met ondersteuning van twee raden en de griffier, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.125.548/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 24 juli 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R. VERSTEEG BEHEER B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. A.H.Chr. Heere,kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEXT LEVEL SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NERAL BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2.
Eric Milton NERAL,
wonende te Rotterdam,
BELANGHEBBENDEN,
tot 16 juni 2013 bijgestaan door advocaat
mr. H. Devkinandan-Premchand,kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
De Ondernemingskamer zal partijen in het navolgende als volgt aanduiden:
- verzoekster met Versteeg Beheer;
- verweerster met NLS;
- belanghebbende 1 met Neral Beheer;
- belanghebbende 2 met Neral;
- belanghebbenden 1 en 2 tezamen met Neral c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 15 juli 2013, 18 juli 2013 en 25 juni 2014 in deze zaak, alsmede naar de beschikking van de Hoge Raad van 25 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:998).
1.3
Bij de beschikkingen van 15 en 18 juli 2013 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van NLS over de periode van 30 november 2011 tot 16 januari 2013, mr. C.F. Mijs benoemd teneinde het onderzoek te verrichten en het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 15.000 (exclusief BTW). Voorts heeft de Ondernemingskamer, bij wijze van onmiddellijke voorziening Neral Beheer geschorst als bestuurder van NLS, mr. J.G. Princen benoemd tot bestuurder van NLS en bepaald dat één door Versteeg Beheer en één door Neral Beheer in NLS gehouden aandeel met onmiddellijke ingang ten titel van beheer aan de hiervoor vermelde bestuurder zijn overgedragen.
1.4
De onderzoeker heeft bij e-mail van 24 juni 2014 de Ondernemingskamer verzocht om het onderzoeksbudget tot een bedrag van € 21.120 (exclusief BTW) te verhogen en zijn vergoeding overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW op dat bedrag te bepalen. Bij voormelde e-mail van 24 juni 2014 heeft de onderzoeker een declaratie (met urenspecificatie van alle onderzoekswerkzaamheden) overgelegd. De specificatie sluit op een bedrag van
€ 33.634,50 (exclusief BTW).
1.5
Bij de beschikking van 25 juni 2014 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het op die dag ter griffie neergelegde verslag (met bijlagen) van de onderzoeker ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden. Voorts heeft zij bij die beschikking partijen in de gelegenheid gesteld zich uiterlijk op woensdag 2 juli 2014 te 16:00 uur uit te laten over de onder 1.4 weergegeven verzoeken van de onderzoeker.
1.6
Bij brief van 2 juli 2014 heeft mr. Heere namens Versteeg Beheer verzocht het verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget af te wijzen.
1.7
Van NLS, Neral en Neral Beheer is in dit verband niet vernomen.
1.8
Bij op 3 juli 2014 te 00:02 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen fax heeft Stichting Gemeenschappelijke Organisatie Dienen (hierna: de Stichting), vertegenwoordigd door mr. M.P. Santokhi (hierna: mr. Santokhi), aan de Ondernemingskamer verzocht “mede namens Neral Beheer B.V. en de heer E.M. Neral” om “tot procesvertegenwoordiger of gemachtigde voor de behandeling van de hiervoor genoemde zaak” te worden toegelaten, en de Ondernemingskamer bericht dat “Neral cs. bezwaar (maakt) tegen de declaratie van de Onderzoeker”.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Bij de beoordeling van het verzoek van de onderzoeker laat de Ondernemingskamer het door de Stichting ingediende verweer van 3 juli 2014 buiten beschouwing, reeds omdat het te laat is ingediend en voorts omdat het verweer niet overeenkomstig art. 282 lid 1 jo. 278 lid 3 Rv door een advocaat is ingediend. De aard van een verzoek van de onderzoeker als hier aan de orde rechtvaardigt een informele toepassing van de uit deze bepalingen voortvloeiende eisen (vgl. Hoge Raad 20 november 2009, LJN BJ7322), zodat de onderzoeker zich naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet hoeft te laten bijstaan door een advocaat. Of ditzelfde geldt voor een belanghebbende die tegen een dergelijk verzoek bezwaar wenst te maken, kan hier in het midden blijven, nu voormelde informele toepassing niet tevens meebrengt dat een verzoek of verweer kan worden ingediend door een gemachtigde, niet zijnde een advocaat.
2.2
Het bezwaar van Versteeg Beheer dat de onderzoeker het verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget te laat heeft gedaan moet worden verworpen. Een dergelijk verzoek dient weliswaar hangende het onderzoek te worden gedaan (zie ook Hoge Raad 2 maart 1994, NJ 1994/548), maar het onderzoek neemt pas een einde met nederlegging van het verslag ter griffie. Nu de onderzoeker het verzoek heeft ingediend voorafgaand aan die nederlegging, is het tijdig ingediend.
2.3
De overige door Versteeg Beheer opgeworpen bezwaren hebben betrekking op de aard en de omvang van de door de onderzoeker verrichte werkzaamheden. Allereerst miskent zij daarmee dat de onderzoeker in beginsel vrij is in de inrichting van het onderzoek en het verslag. Zo zijn er geen wettelijke voorschriften met betrekking tot de verslaglegging van verklaringen van personen die door de onderzoeker worden gehoord. Gelet op de inhoud en omvang van het verslag komt het aantal aan het onderzoek bestede uren de Ondernemingskamer evenmin onredelijk voor. Op een enkele post na heeft Versteeg Beheer voorts niet ter discussie gesteld dat de opgegeven werkzaamheden op de beschreven wijze zijn verricht. Nu daartegen geen verdere bezwaren zijn aangevoerd en de verzoeken van de onderzoeker de Ondernemingskamer ook niet onredelijk voorkomen, mede in aanmerking genomen dat de onderzoeker zijn verzoeken ten opzichte van de overgelegde specificatie aanzienlijk heeft gematigd (zie 1.4 hiervoor), zal zij - met gelijktijdige verhoging van het maximum tot dat bedrag - de vergoeding van de onderzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 15 juli 2013 in deze zaak bevolen onderzoek ten hoogste mag kosten tot € 21.120 (exclusief BTW);
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 21.120 (exclusief BTW);
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 24 juli 2014.