ECLI:NL:HR:2014:998

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
13/06217
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep zonder advocaat en griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoekers, bestaande uit twee natuurlijke personen en de Stichting Gemeenschappelijke Organisatie Dienen, hebben cassatie ingesteld tegen een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Deze beschikking was gegeven op 18 juli 2013 en betrof een geschil dat voortvloeide uit een eerdere procedure. De Hoge Raad verwijst naar de beschikkingen van de ondernemingskamer en stelt vast dat het cassatierekest niet ondertekend was door een advocaat, wat in strijd is met artikel 80a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO).

De Hoge Raad overweegt dat de verzoekers niet op de juiste wijze hebben gereageerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die had gepleit voor niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De brieven van de verzoekers, waarin zij op het standpunt van de Procureur-Generaal reageerden, waren niet via een advocaat verzonden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verzoekers onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep, en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere beslissing van de ondernemingskamer in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in cassatiezaken, met name de noodzaak van een advocaat en de betaling van griffierechten.

Uitspraak

25 april 2014
Eerste Kamer
nr. 13/06217
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoekster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
3. STICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE ORGANISATIE DIENEN,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERZOEKERS tot cassatie,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak 200.125.548/01 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 15 en 18 juli 2013.
De beschikkingen van de ondernemingskamer zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de ondernemingskamer van 18 juli 2013 hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep.
[verzoeker] c.s. hebben bij brieven van 21 en 22 maart en 11 april 2014 op dat standpunt gereageerd. Nu deze brieven niet door tussenkomst van een advocaat zijn toegezonden, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-6).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 april 2014.