Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- de uitspraken op bezwaar vernietigd;
- het verlies van 2006 vastgesteld op € 259.538;
- de verzuimboete voor het jaar 2006 vernietigd;
- de aanslag voor het jaar 2007 verminderd tot nihil;
- het verlies van het jaar 2007 vastgesteld op € 1.939;
- de beschikking heffingsrente voor het jaar 2007 dienovereenkomstig verminderd;
- de verzuimboete voor het jaar 2007 verminderd tot € 22,
- en bepaald dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
2.Feiten
€ 1.662.073 opgenomen. Verweerder heeft met betrekking tot de vorming van de herinvesteringsreserve vragen aan eiseres gesteld. Eiseres heeft bij brief van 14 juni 2007 antwoord gegeven op de door verweerder gestelde vragen. Vervolgens heeft verweerder de aanslag voor het jaar 2005 en de verliesbeschikking conform de ingediende aangifte vastgesteld.
Artikel 5
Verkoper verklaart vervolgens:
a. Het is hem niet bekend dat er feiten zijn, onder meer op grond van:
waaruit blijkt dat het verkochte in zodanige mate is verontreinigd met giftige, chemische en/of andere (gevaarlijke) stoffen, dat het aannemelijk is dat deze verontreiniging ingevolge de thans geldende milieuwetgeving en/of milieurechtspraak aanleiding zou geven tot sanering of tot het nemen van andere maatregelen.”
(…)
Door het ingenieursbureau [...] [dat] is aangesteld door de gemeente [Z] (…) zijn wij geadviseerd om voor het bouwperceel [perceelnummer 1] rekening te houden met circa
EUR 1.500.000 excl. BTW aan saneringskosten
Wij stellen [belanghebbende] (…) aansprakelijk voor het betalen van de geraamde saneringskosten (…).”
(…)
Hierbij deel ik u mee dat ik incidenteel Hoger Beroep instel tegen de uitspraak van de Rechtbank Haarlem van 28 augustus 2012, nr. AWB 11/6060. Deze uitspraak heeft betrekking op het ingestelde beroep door [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2006 (…). De uitspraak heeft ook betrekking op het ingestelde beroep door [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2007 (…).
Mijn verweerschrift treft u bijgevoegd in drievoud aan. Dit verweerschrift bevat tevens de motivering van het incidenteel Hoger Beroep. Het incidenteel Hoger Beroep heeft betrekking op de beslissing van de Rechtbank Haarlem om de bij uitspraak op bezwaar gehandhaafde definitieve aanslagen vennootschapsbelasting en beschikkingen heffingsrente 2006 en 2007 te verminderen voor wat betreft het onderdeel ‘herinvesteringsreserve’.”
3.Geschil in hoger beroep
van € 1.000.000 mogen vormen?
herinvesteringsreserve van € 1.662.073 in 2006 vrij te vallen?
mogelijk is, kan dan het in 2006 niet belaste deel van die reserve in 2007 worden belast;
4.Beoordeling van het geschil
De inspecteur heeft deze stelling betwist.
De rechtbank heeft door middel van één uitspraak een beslissing genomen over meerdere voor bezwaar en beroep vatbare besluiten van de inspecteur, waaronder de aanslag Vpb 2007 en de verliesvaststellingsbeschikkingen 2006 en 2007. Het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep hebben op deze (ene) uitspraak betrekking. In een dergelijk geval strookt het niet met de ratio en met de wetsgeschiedenis van artikel 27m, eerste lid, AWR om de partij die incidenteel hoger beroep instelt gebonden te achten aan de (deel)beslissingen waarop het hoger beroep betrekking heeft (verg. HR 4 juni 2010, nr. 09/01362, ECLI:NL:HR:2010:BL7972, BNB 2010/263), ook niet voor zover het – zoals in casu – gaat om een hoger beroep inzake de verliesvaststellingsbeschikking 2006 en een incidenteel hoger beroep inzake de aanslag Vpb 2007 en de verliesvaststellingsbeschikking 2007. Hieraan doet niet af dat het gaat om twee afzonderlijke beroepen die door de rechtbank als twee afzonderlijke zaken zijn ingeschreven.
€ 1.500.000 exclusief omzetbelasting. Eiseres heeft gelet hierop, nu in de minnelijke taxatie (zie onder 2.5.2) en bij bepaling van de verkoopprijs is uitgegaan van een bedrag van € 500.000 aan saneringskosten, in de jaarrekening 2006 een voorziening getroffen van € 1.000.000 voor de kosten van sanering.
Dat betekent dat het Hof verder voorbij gaat aan hetgeen in artikel 5 van het koopcontract is opgenomen (als vermeld onder 2.2).
€ 1.402.535 (= aangegeven verlies van € 1.259.538 + € 1.000.000 + € 1.662.073) bedraagt.
Nu evenwel de aanslag Vpb 2006, in verband met het niet tijdig opleggen van die aanslag, bij uitspraak op bezwaar door de inspecteur is vernietigd, kan de verschuldigdheid van belasting op grond van voormeld belastbaar bedrag niet worden geformaliseerd. Teneinde toch tot een heffing over het belastbaar bedrag van 2006 te komen heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat het voor het jaar 2007 aangegeven verlies van € 1.939 met een ‘Correctie niet belaste belastbare winst 2006’ van € 1.402.535 moet worden verhoogd.
De inspecteur heeft zich in dit verband beroepen op de foutenleer. Belanghebbende heeft gesteld dat de vrijval van de herinvesteringsreserve tot het resultaat van 2006 behoort en dat het bedrag van de vrijvalwinst niet kan worden begrepen in de winst van het jaar 2007.
In een dergelijk geval moet ervan worden uitgegaan dat de herinvesteringsreserve op 31 december 2006 is opgeheven, ook al heeft de inspecteur dat niet volledig door middel van een aanslag kunnen effectueren. Gelet op hetgeen onder 4.6.3 is overwogen geldt dat ook voor de milieuvoorziening (ofwel de voorziening aansprakelijkstelling). Beide posten moeten in 2006 als opgeheven worden beschouwd en komen derhalve per 31 december 2006 (en per 1 januari 2007) niet (meer) op de balans van belanghebbende voor.
Er is derhalve per ultimo 2006 geen balanspost die tot herstel van een fout kan worden gecorrigeerd en waarvan dat herstel doorwerkt in het beginvermogen van het volgende, nog openstaande jaar. In een dergelijke situatie staat de balanscontinuïteit in de weg aan het rechttrekken van de gemaakte fout (het niet tijdig opleggen van de aanslag Vpb 2006) in het jaar 2007.
5. Kosten
6. Beslissing
verzuimboete 2006, de aanslag Vpb 2007, de verliesvaststellingsbeschikking 2007,
de verzuimboete 2007, de heffingsrente 2007, de proceskosten en het griffierecht;
verliesvaststellingsbeschikking 2006, en verklaart het beroep tegen de uitspraak op
bezwaar voor het jaar 2006, voor zover deze betrekking heeft op de
verliesvaststellingsbeschikking 2006 ongegrond, en