ECLI:NL:GHAMS:2014:3024
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van een minderjarige verdachte wegens schending van het consultatierecht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een minderjarige, was eerder op 6 maart 2014 aangehouden op verdenking van handel in cocaïne. Na zijn aanhouding werd hij heengezonden, maar later opnieuw geconfronteerd met de bevindingen van de politie zonder dat hij de gelegenheid had gekregen om contact op te nemen met een advocaat. De raadsvrouw van de verdachte stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging vanwege ernstige vormverzuimen, met name de schending van het consultatierecht van de minderjarige verdachte. Het hof oordeelde dat de verbalisante een nieuwe verhoorsituatie had gecreëerd zonder de verdachte in de gelegenheid te stellen om met een advocaat te overleggen. Dit vormverzuim was zo ernstig dat het de rechten van de minderjarige verdachte grovelijk had veronachtzaamd. Het hof verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De beslissing van het hof benadrukt het belang van het consultatierecht voor minderjarige verdachten en de noodzaak voor de politie om dit recht te respecteren tijdens verhoren.