ECLI:NL:GHAMS:2014:3010

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
23-003462-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal voorafgegaan van geweld met meerdere mededaders

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte was beschuldigd van poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld, gepleegd met meerdere mededaders. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de voorbereidingen van de overval door afspraken te maken met mededaders, hen te vervoeren en de benodigde kleding voor de overval in zijn auto te hebben liggen. De verdediging stelde een alternatief scenario voor, maar het hof achtte dit ongeloofwaardig en verwierp de argumenten van de verdediging. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met zijn mededaders een plan had gemaakt om de woning van het slachtoffer binnen te dringen door zich voor te doen als medewerkers van een energiebedrijf. De verdachte zelf was niet in de woning, maar had wel een belangrijke rol gespeeld in de uitvoering van het misdrijf. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had eerder een veroordeling voor een gekwalificeerd vermogensdelict.

Uitspraak

parketnummer: 23-003462-13
datum uitspraak: 29 juli 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 18 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-703138-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 27 juni 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van een vals kostuum, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van een vals kostuum, met een of meer van zijn mededader(s) naar Middenmeer is gereden, waarbij hij en/of een van zijn mededader(s) zich in bedrijfskleding van een energiebedrijf ([bedrijf 1]/[bedrijf 2]) heeft/hebben gekleed en/of naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of zich heeft/hebben voorgedaan als medewerkers van een energiebedrijf en/of heeft/hebben gevraagd of ze in de meterkast mochten kijken, waarna die [slachtoffer] hem/hen toegang heeft verschaft tot die woning en/of (vervolgens) die woning is/zijn binnengegaan en/of die [slachtoffer] (met kracht) om zijn nek heeft vastgegrepen en/of naar de grond heeft getrokken en/of de woonkamer van die woning in is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 27 juni 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van een vals kostuum, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of verdachte waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van een vals kostuum, zich in bedrijfskleding van een energiebedrijf ([bedrijf 1]/[bedrijf 2]) heeft/hebben gekleed en/of naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of zich heeft/hebben voorgedaan als medewerkers van een energiebedrijf en/of heeft/hebben gevraagd of ze in de meterkast mochten kijken, waarna die [slachtoffer] hem/hen toegang heeft verschaft tot die woning en/of (vervolgens) die woning is/zijn binnengegaan en/of die [slachtoffer] (met kracht) om zijn nek heeft vastgegrepen en/of naar de grond heeft getrokken en/of de woonkamer van die woning in is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juni 2012 tot en met 27 juni 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een voorverkenning te verrichten te Middenmeer en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van informatie te voorzien over de woning van die [slachtoffer] en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van (bedrijfs)kleding te voorzien en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te vervoeren naar Middenmeer.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en strafmaatoverweging en een andere overweging met betrekking tot een gevoerd verweer komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 27 juni 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachtes mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een vals kostuum, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders naar Middenmeer is gereden, waarbij zijn mededaders zich in bedrijfskleding van een energiebedrijf ([bedrijf 1]/[bedrijf 2]) hebben gekleed en naar de woning van die [slachtoffer] zijn gegaan en zich hebben voorgedaan als medewerkers van een energiebedrijf en hebben gevraagd of ze in de meterkast mochten kijken, waarna die [slachtoffer] hen toegang heeft verschaft tot die woning en vervolgens die woning zijn binnengegaan en een van zijn mededaders die [slachtoffer] met kracht om zijn nek heeft vastgegrepen en naar de grond heeft getrokken en een van zijn mededaders de woonkamer van die woning in is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van de gevoerde bewijsverweren

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een alternatief scenario aangevoerd, inhoudende dat de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enkel in zijn auto heeft vervoerd om ergens hennepplantjes te gaan knippen, dat hij daarvoor een beloning van €100,- zou krijgen en dat van enige betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit geen sprake is. Volgens de raadsman kan voorts geen sprake zijn van medeplegen, nu vast staat dat de verdachte niet in de woning van [slachtoffer] is geweest en van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking geen sprake is geweest. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het hof verwerpt de gevoerde verweren en overweegt daaromtrent het volgende.
Alternatief scenario
Met name de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] [1] en de bevindingen met betrekking tot de telefoongegevens tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [2] geven blijk van een grotere betrokkenheid van de verdachte bij de overval dan het alleen vervoeren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met een negroïde man met rastahaar (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) door een andere negroïde man die hij kent als [naam] (het hof begrijpt: de verdachte) naar de woning in Middenmeer is gebracht en dat hij nadat de overval was mislukt, door [naam] weer is afgezet in Leeuwarden. De verdachte had hem benaderd of hij mee wilde gaan. De verdachte zou [medeverdachte 1] namelijk niet vertrouwen en daarom hebben gewild dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] mee naar de woning ging. Volgens [medeverdachte 2] lag de kleding van [bedrijf 1]/[bedrijf 2] die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben aangetrokken al in de auto van de verdachte voordat hij werd opgehaald. Daarna hebben ze [medeverdachte 1] opgehaald en zijn ze naar de woning van [slachtoffer] gereden. In de auto hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de kleding aangetrokken. De verdachte had volgens [medeverdachte 2] contact met [medeverdachte 1] en alles met [medeverdachte 1] afgesproken; vervolgens heeft de verdachte [medeverdachte 2] over de situatie bij de woning verteld. Het geld zou worden verdeeld tussen de verdachte en [medeverdachte 1].
Ook [medeverdachte 1] heeft (bij de rechter-commissaris op 17 april 2014) verklaard dat de kleding in de auto lag en dat die kleding in de auto is aangetrokken.
De telefoongegevens ondersteunen de verklaring van [medeverdachte 2] in die zin dat daaruit naar voren komt dat het toestel van de verdachte veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met het toestel van [medeverdachte 1] in de periode voorafgaand aan de overval, tot zo’n twee en een half uur voordat de overval werd gepleegd. Voorts heeft het toestel van de verdachte kort na de overval driemaal contact gehad met het toestel van [medeverdachte 2].
Gelet op het voorgaande acht het hof het aangevoerde alternatieve scenario van de verdachte niet aannemelijk en stelt het dit als ongeloofwaardig terzijde.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, met name de reeds hiervoor aangehaalde verklaringen en bevindingen, volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De verdachte heeft immers een substantiële bijdrage geleverd aan het ten laste gelegde feit door alles af te spreken met [medeverdachte 1], door [medeverdachte 2] te benaderen om mee te gaan naar de woning van aangever, door de te gebruiken kleding reeds in zijn auto te hebben liggen voordat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] instapten, en door voor het vervoer voorafgaand en na de overval zorg te dragen. Dat hij zelf niet mee de woning van aangever is in gegaan, doet daar niets aan af.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte samen met twee mededaders getracht heeft een persoon in zijn woning te beroven. Zij hebben daartoe een plan gemaakt en zijn met zijn drieën in de auto van de verdachte naar de woning van het slachtoffer gereden. Verdachte is bij zijn auto gebleven en zijn mededaders zijn naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar hebben zij zich bij de achterdeur tegenover het slachtoffer voorgedaan als medewerkers van een energiebedrijf die, in verband met een kabelbreuk in de buurt, in de meterkast wilde kijken.Een van de mededaders was daarbij gekleed in een overall van [bedrijf 1] en de andere mededader in een jas van het [bedrijf 2]. Het slachtoffer heeft daarop toegang tot zijn woning verleend. In de hal is vervolgens door de ene mededader geweld uitgeoefend op het slachtoffer en heeft hij het slachtoffer in een nekklem vastgepakt en naar de grond getrokken. De andere mededader is de woonkamer van de woning ingelopen. Kennelijk maakte het geschreeuw van het slachtoffer en het aanslaan van de honden van de buren dat de mededaders van verdachte de woning zonder buit hebben verlaten waardoor het bij een poging is gebleven. Door het handelen van de verdachte en zijn mededaders heeft het slachtoffer zich angstig en bedreigd gevoeld. Ook hebben verdachte en zijn mededaders op doortrapte wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat mensen in het algemeen en het slachtoffer in het bijzonder hebben in medewerkers van energiebedrijven. Voorts weegt het hof zwaar mee dat het feit zich in de woning van het slachtoffer heeft afgespeeld, een plek waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, en acht het om die reden passend om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op te leggen. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de straffen die zijn opgelegd in de strafzaken van zijn mededaders
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 juni 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor een gekwalificeerd vermogensdelict onherroepelijk is veroordeeld, maar nog niet eerder voor een soortgelijk feit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf waarvan een deel voorwaardelijk van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldheer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2014.

Voetnoten

1.[[...]].
2.[[...]].