ECLI:NL:GHAMS:2014:2934
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.J.G.B. Heutink
- D. Radder
- M.E.A. Wildenburg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2013. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hem een werkstraf van 180 uren was opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 140 uren, en daarnaast schadevergoedingsmaatregelen aan benadeelde partijen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte geen belang heeft bij het hoger beroep en dat hij het hoger beroep wenst in te trekken. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof oordeelt dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de bewezen verklaarde feiten in het vonnis van de rechtbank. De beslissing van het hof houdt in dat de straf die in het vonnis is opgelegd, in stand blijft. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.