ECLI:NL:GHAMS:2014:2934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
23-005749-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2013. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hem een werkstraf van 180 uren was opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 140 uren, en daarnaast schadevergoedingsmaatregelen aan benadeelde partijen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte geen belang heeft bij het hoger beroep en dat hij het hoger beroep wenst in te trekken. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof oordeelt dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de bewezen verklaarde feiten in het vonnis van de rechtbank. De beslissing van het hof houdt in dat de straf die in het vonnis is opgelegd, in stand blijft. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

parketnummer: 23-005749-13
datum uitspraak: 15 april 2014
TEGENSPRAAK (raadsman bepaaldelijk gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-660390-12, welk vonnis in hoger beroep is gesplitst in de zaak met parketnummer 23-000877-14 (waarin op 29 april 2014 een afzonderlijk arrest zal worden gewezen) en onderhavige zaak,
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 15 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de gemachtigd raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de gemachtigde raadsman van verdachte medegedeeld dat de verdachte geen belang heeft bij het hoger beroep tegen deze feiten en dat hij het ingestelde hoger beroep tegen de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2013 wenst in te trekken. Op grond van het vorenstaande en gehoord de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de verdachte niet ontvangen dient te worden in het door hem ingestelde hoger beroep ten aanzien van de in voormeld vonnis onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten, met dien verstande dat de straf die in voormeld vonnis ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit is opgelegd, te weten:
- een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 140 uren voorwaardelijk, subsidiair 70 dagen jeugddetentie, proeftijd 2 jaren, en
- met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 218,05, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 72,69, subsidiair 1 dag jeugddetentie, en;
- met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 166,70, subsidiair 3 dagen jeugddetentie,
in stand blijft.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, ingesteld tegen de feiten 1 en 2 van bovengenoemd vonnis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.G.B. Heutink, mr. D. Radder en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van der Drift, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2014.
Mr. Wildenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.