3.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) De aandelen in ProCas werden tot 27 januari 2010 (deels indirect) gehouden door Rosinaad (in de persoon van [Y]), Meervoud (in de persoon van [Z]) en [X] (in de persoon van[X]). In de periode 2010-2012 zijn achtereenvolgens [X] (2010), Meervoud (2011) en Rosinaad (2012) als aandeelhouder uitgetreden door verkoop en overdracht van de aandelen aan (uiteindelijk) AquaServa Group B.V., welke vennootschap thans enig aandeelhouder van ProCas is. AquaServa Group behoort (indirect, middels Posu B.V.) toe aan[A] (hierna:[A]). De eerste contacten tussen [X], [Y], [Z] en[A], die tot deze verkopen en overdrachten hebben geleid, dateren uit 2008.
(ii) Tot de processtukken behoren de notulen van een Algemene vergadering van aandeelhouders van ProCas, gedateerd 1 december 2008, waarin onder meer het volgende staat geschreven:
(..)
De aanwezigheid van het gehele kapitaal is geconstateerd; de aandeelhouders zijn derhalve gerechtigd tot het nemen van rechtsgeldige besluiten.
(..)
2. Dividend
Dit jaar zal er in december 2008 en in de loop van 2009 een interim dividenduitkering van € 360.000,00 voor de aandeelhouder Meervoud management BV en zal worden uitgekeerd van het jaar 2008 en tevens een interim dividend van € 180.000,00 aan de aandeelhouder [X] beheer BV en € 180.000,00 aan de aandeelhouder Rosinaad BV.
(iii) De notulen van de Algemene vergadering van aandeelhouders van ProCas van 7 augustus 2009 vermelden onder meer:
(..)
De aanwezigheid van het gehele kapitaal is geconstateerd; de aandeelhouders zijn derhalve gerechtigd tot het nemen van rechtsgeldige besluiten.
(..)
3.Decharge bestuur
Met instemming van de vergadering stelt de voorzitter vast dat de algemene vergadering van aandeelhouders de jaarrekening 2008 ongewijzigd goedkeurt. (..)
4.Bestemming van de resultaten
De vergadering besluit overeenkomstig het voorstel van de directie de winst, onder aftrek van een dividenduitkering van € 388.960 en een voorgenomen dividenduitkering van € 400.000, ter gunste van de overige reserves te brengen.
In de jaarrekening van ProCas over 2008 is in de Toelichting op de balans per 31 december 2008 onder meer vermeld:
Stand per 1 januari 88.960
Resultaat boekjaar714.091
803.051
Dividenduitkering (388.960)
Betaalbaar gestelde dividenduitkering(400.000)
Stand per 31 december 14.091
en in de Toelichting winst- en verliesrekening over 2008:
10. Overige bedrijfskosten
Managementfee Rosinaad BV 300.000
Managementfee [X] Beheer BV 300.000
Managementfee Meervoud Management BV 142.000
(..)(..)
769.214
(iv) In ProCas vinden momenteel geen activiteiten meer plaats.
( v) Tussen (onder meer) AquaServa Group enerzijds en (onder meer) [X] en Rosinaad c.s. anderzijds is bij de rechtbank Midden Nederland onder zaaknummer C/10 6/353565 13-738 een bodemprocedure aanhangig waarin (deels) op dezelfde grondslag hetzelfde wordt gevorderd als in het onderhavige kort geding. In deze bodemprocedure is nog geen vonnis uitgesproken.
(vi) ProCas vordert in dit kort geding dat [X] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 453.700, Rosinaad tot betaling van een bedrag van € 343.700 en Meervoud tot betaling van een bedrag van € 360.000, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten, subsidiair een veroordeling tot betaling van een voorschot op deze bedragen. Aan de vorderingen is ten grondslag gelegd dat voor de genoemde bedragen dividenden en managementfees zijn uitgekeerd zonder dat aan die uitkeringen een geldige titel ten grondslag lag, en dat ProCas en AquaServa Group door deze betalingen in liquiditeitsproblemen zijn geraakt. Volgens ProCas is sprake van onverschuldigde betalingen en - zo heeft de voorzieningenrechter het betoog van ProCas ter gelegenheid van het pleidooi in eerste aanleg begrepen - van een jegens ProCas door [X] en Rosinaad c.s. gepleegde onrechtmatige daad.
( v) In het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter, kort weergegeven, geoordeeld
- dat, omdat het in deze zaak gaat over een geldvordering in kort geding en het restitutierisico zeer aanzienlijk is, de vordering uitsluitend kan worden toegewezen indien buiten twijfel is dat de vordering van ProCas in de bodemprocedure zal worden toegewezen;
- dat onvoldoende aannemelijk is dat het besluit van 1 december 2008 is geantedateerd en dat aannemelijk is dat de bodemrechter tot de conclusie zal komen dat sprake is geweest van besluitvorming die heeft geresulteerd in een rechtsgeldig genomen besluit tot dividenduitkering;
- dat, omdat niet aan twijfel onderhevig is dat het bestuur en de aandeelhouders van ProCas op 7 augustus 2009 een jaarrekening hebben vastgesteld waarin de betrokken managementfees zijn opgenomen en iedereen, die eind 2008 binnen ProCas als bestuurder of als aandeelhouders zeggenschap had, weet had van de toekenning van deze fees en die toekenning heeft bevorderd, niet aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de fees onverschuldigd zijn betaald;
- dat daarom de vorderingen uit hoofde van onverschuldigde betaling niet voor toewijzing in aanmerking komen;
- dat, omdat het wekken van een verkeerde voorstelling van zaken omtrent de winstgevendheid van ProCas (in ieder geval) jegens ProCas niet onrechtmatig is en omdat de vraag of sprake is geweest van onrechtmatig handelen in de complexe context van de onderhavige zaak niet geschikt is voor behandeling in kort geding, ook uit hoofde van onrechtmatige daad de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen;
- dat ProCas, als de in het ongelijk gestelde partij, moet worden veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2.1.Tegen deze beslissingen - en de gronden waarop zij berusten - heeft ProCas in totaal 25 grieven gericht. De grieven zijn onderverdeeld in zes groepen, waarvan de eerste groep (de grieven 1 tot en met 7) betrekking heeft op het dividendbesluit van 1 december 2008, de tweede groep (de grieven 8 tot en met 11) op de aanvullende managementfees, de derde groep (de grieven 12 en 13) op de bekendheid van[A], de vierde groep (de grieven 14 tot en met 17) op de onrechtmatige daad, de vijfde groep (grieven/punten 18 tot en met 21) op [Y] en de zesde groep (de grieven van 22 tot en met 25) op het restitutierisico.
3.2.2.Alvorens deze grieven te behandelen stelt het hof voor alle duidelijkheid het volgende vast. Hoewel daaraan in de processtukken veel aandacht is besteed, heeft het onderhavige geschil tussen partijen geen betrekking heeft op de vraag wat precies de inhoud is van de tussen hen met betrekking tot de aandelen gesloten koopovereenkomsten en evenmin op de vraag of die koopovereenkomsten deugdelijk zijn nagekomen. In het onderhavige geschil zijn (slechts) de vorderingen van ProCas aan de orde die gebaseerd zijn op de stelling dat de dividenden en de managementfees onverschuldigd door ProCas aan [X] en Rosinaad c.s. zijn betaald en, subsidiair, dat geïntimeerden jegens ProCas onrechtmatig hebben gehandeld.
3.2.3.Uit deze vaststelling vloeit voort dat het deel van de grieven dat betrekking heeft op het oordeel van de voorzieningenrechter dat[A] bij het overleg over de afwikkeling van de dividenduitkeringen de toekenning van managementfees betrokken is geweest en zelfs actief heeft meegedacht over de fiscale consequenties van een en ander voor ProCas en dat hij derhalve bekend was met de onttrekkingen, buiten behandeling zal blijven. Mogelijke bekendheid van[A] met de onttrekkingen is voor de beoordeling van de door ProCas in dit geding ingestelde vorderingen (in beginsel) niet van belang.
3.3.1.Ten aanzien van de in deze zaak (een geldvordering in kort geding) aan te leggen maatstaf heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat een dergelijke vordering slechts toewijsbaar is indien het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn geworden en daarnaast sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is, terwijl in de afweging van belangen van partijen het risico van onmogelijkheid tot terugbetaling mede betrokken dient te worden.
3.3.2.De voorzieningenrechter is uitgegaan van een groot restitutierisico en heeft in dat verband overwogen dat uit de stellingen van ProCas blijkt dat de in dit geding gevorderde bedragen na eventuele toewijzing doorgesluisd zullen worden naar een of meer andere vennootschappen binnen de AquaServa Group. Ook in hoger beroep heeft ProCas aangevoerd dat de van geïntimeerden te ontvangen gelden zullen worden doorbetaald aan de groepscrediteuren. Dit zo zijnde en tegen de – door ProCas in hoger beroep niet bestreden - achtergrond dat binnen ProCas geen activiteiten meer plaatsvinden moet ervan worden uitgegaan dat het restitutierisico zeer groot (zo niet 100%) is. Dit gegeven leidt ertoe dat in hoge mate aannemelijk zal moeten zijn dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen. De tegen het door de voorzieningenrechter aanwezig geachte restitutierisico gerichte grieven falen en bij (verdere) bespreking van grief 24, waarin ProCas klaagt dat de voorzieningenrechter een te streng criterium heeft aangelegd, heeft ProCas geen belang.