Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. J.P. van den Brinkte Amsterdam,
mr. S.J. Cammelbeeckte Rotterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
contra legemuit mag leggen, de mogelijk mededingingsrechtelijke strekking die aan artikel 10 Aw moet worden toegekend, de artikelen 2:140 en 3:28 van de Mediawet 2008, de beperkte mogelijkheden voor anticiperende interpretatie, het rechtszekerheidsbeginsel en het feit dat [Europese] richtlijnen zich primair richten tot nationale overheden, en mede in ogenschouw genomen dat het Dataco-arrest betrekking heeft op andere informatie dan programmagegevens, acht de voorzieningenrechter het voorshands onvoldoende aannemelijk dat, bij de huidige stand van zaken, de bodemrechter de vordering van de Omroepen op de door De Telegraaf aangevoerde gronden zal afwijzen (rov. 4.19-4.27).
contra legemuit mag leggen (rov. 4.20). Daarbij heeft zij geoordeeld dat het beginsel van scheiding der machten de rechter noopt tot terughoudendheid bij het vooruitlopen op een eventuele wetswijziging en dat de vraag of het Dataco-arrest consequenties heeft voor de Auteurswet nog door de Minister wordt bestudeerd (rov. 4.21).
sui generisregime van de Databankenwet vallen, vgl. art. 10 lid 4 Aw], buiten het bereik van de Databankenrichtlijn valt en dat in databanken opgenomen gegevens die zijn aan te merken als geschriften in de zin van art. 10 lid 1 onder 1° Aw, derhalve vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming (…).
contra legemkunnen hieraan niet afdoen. De formulering van art. 10 lid 1 onder 1° Aw laat de hier bedoelde uitleg immers toe. Aan de bedoeling van de wetgever om de geschriftenbescherming voorshands te handhaven, komt bij de uitleg van de onderhavige bepaling geen overwegende betekenis toe. Dit is reeds het geval omdat - zoals hiervoor in 3.4.2 is overwogen – niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de handhaving van de geschriftenbescherming heeft willen afwijken van datgene waartoe de Databankenrichtlijn hem verplichtte, in samenhang met de omstandigheid dat de wetgever van de onjuist gebleken veronderstelling uitging dat de geschriftenbescherming buiten het bereik van de Databankenrichtlijn viel.”
mutatis mutandisook van toepassing op de omroepprogrammagegevens waar het in het onderhavige geding om gaat. Dat brengt mee dat het beroep van NPO op de geschriftenbescherming geen doel kan treffen en dat de anders luidende overwegingen van het vonnis reeds hierom geen stand kunnen houden. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat de verwijzing in het vonnis naar de artikelen 3.28 en 2.140 van de Mediawet 2008, daargelaten de relevantie ervan voor het onderhavige geschilpunt, is achterhaald doordat deze wetsartikelen per 1 januari 2013 zijn vervallen en inmiddels in het najaar van 2013 een wijzigingsvoorstel van de Auteurswet bij de Tweede Kamer is ingediend tot afschaffing van de geschriftenbescherming.