ECLI:NL:GHAMS:2014:2767

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
200.137.535/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontheffing van tijdelijk bestuurder en beheerder van aandelen in vennootschappen met een onderzoek naar beleid en gang van zaken

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van de tijdelijk bestuurder en beheerder van aandelen van de besloten vennootschappen Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. De verzoeker, die als tijdelijk bestuurder was aangesteld, heeft aangegeven dat zij niet in staat is om haar taken adequaat uit te voeren vanwege een gebrek aan toegang tot de benodigde informatie en middelen. De Ondernemingskamer heeft eerder op 18 maart 2014 een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen over een bepaalde periode. De verzoeker heeft in haar verzoekschrift uiteengezet dat zij geen medewerking ontvangt van de betrokken partijen en dat zij niet over de noodzakelijke informatie beschikt om haar functie uit te oefenen. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van de belanghebbenden tot ontheffing van de tijdelijk bestuurder en beheerder afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de tijdelijk bestuurder haar taken niet naar behoren uitvoerde. De Ondernemingskamer heeft tevens bepaald dat de volledige administratie van de vennootschappen aan de tijdelijk bestuurder moet worden overgedragen, op straffe van een dwangsom. De Ondernemingskamer heeft de beslissing op de verzoeken van de tijdelijk bestuurder en beheerder aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.137.535/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 11 juli 2014
inzake:
[verzoeker] ,
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. F.M. Peters en M.D. Hazenberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM II B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM III B.V.,
allen gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS,
advocaten (voorheen, maar thans teruggetrokken):
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam,
thans niet verschenen,
e n t e g e n

1.[Belanghebbende sub 1] ,

wonend te [....] ,
2.
[Belanghebbende sub 2],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam,

3.[Belanghebbende sub 3] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. J.A. Meijer en K. ter Hart, kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [verzoeker] ;
  • verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s.;
  • belanghebbende 1 als [Belanghebbende sub 1] ;
  • belanghebbende 2 als [Belanghebbende sub 2] ;
  • belanghebbende 3 als [Belanghebbende sub 3] ;
  • B. van Haaren-Van Duijn als Van Haaren of de bestuurder;
  • E. Hammerstein met Hammerstein of de beheerder;
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar de beschikking van 18 maart 2014. In deze beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, heeft de Ondernemingskamer onder andere:
- een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode vanaf 1 oktober 2012;
- Mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en drs. N. van der Noll te Oosthuizen benoemd tot onderzoekers;
- het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 80.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
- bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Leaderland c.s., en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de onderzoekers voor de aanvang van hun werkzaamheden zekerheid dienen te stellen;
- bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding [Belanghebbende sub 2] geschorst als bestuurder van Leaderland c.s.;
- bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding Van Haaren, benoemd tot bestuurder van Leaderland c.s. en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Leaderland c.s. te vertegenwoordigen;
- bepaald dat het salaris en de kosten van deze bestuurder ten laste komen van Leaderland c.s. en dat Leaderland c.s. voor de betaling daarvan ten genoege van de bestuurder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
- bepaald vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen die [Belanghebbende sub 1] , [Belanghebbende sub 3] en [verzoeker] houden in Leaderland c.s. met ingang van 18 maart 2014 ten titel van beheer zijn overgedragen aan Hammerstein;
- bepaald dat het salaris en de kosten van deze beheerder van aandelen ten laste komen van Leaderland c.s. en dat Leaderland c.s. voor de betaling daarvan ten genoege van de beheerder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden.
1.3
Mr. E. Soerjatin, advocaat te Amsterdam, heeft namens Van Haaren bij op 20 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht Van Haaren uit de functie van tijdelijk bestuurder van Leaderland te ontheffen.
1.4
Bij e-mailbericht van 24 juni 2014 heeft Hammerstein verzocht hem uit de functie van tijdelijk beheerder van de aandelen te ontheffen.
1.5
[Belanghebbende sub 3] heeft bij op 24 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, “tevens houdende zelfstandig verzoek ex art. 2:345 BW en (voorwaardelijk) tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen” de Ondernemingskamer verzocht Van Haaren van haar taak als bestuurder te ontheffen en een andere bestuurder, bij voorkeur [Belanghebbende sub 2] te benoemen, Hammerstein van zijn taak als beheerder te ontheffen en een andere beheerder te benoemen, met veroordeling van Van Haaren en Hammerstein, zo begrijpt de Ondernemingskamer, in de kosten van het geding. Gelet op het zojuist – gedeeltelijk – aangehaalde opschrift alsmede het slot van het verweerschrift, was het kennelijk de bedoeling geweest om tevens een zelfstandig verzoek tot het bevelen van een onderzoek te doen. Noch de stelling dat zich gegronde redenen hebben voorgedaan om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen noch een duidelijk daarop gebaseerd verzoek valt in het verweerschrift te lezen.
1.6
[Belanghebbende sub 1] heeft bij op 24 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift/verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer het verzoek tot ontheffing van Van Haaren en Hammerstein uit hun tijdelijke functies ondersteund en daarbij tevens zelfstandig verzocht dat zij uit hun taken worden ontheven en dat de schorsing van [Belanghebbende sub 2] als bestuurder ongedaan wordt gemaakt.
1.7
[verzoeker] heeft bij op 24 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift/verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven – bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
het door de onderzoeker te verrichten onderzoek nader te bepalen zoals omschreven in het verweerschrift/verzoekschrift;
het verzoek van Van Haaren en Hammerstein voor onbepaalde tijd aan te houden, althans [verzoeker] als tijdelijk bestuurder aan te stellen, al dan niet tezamen met Van Haaren en te verstaan dat het tijdelijk bestuur van Leaderland c.s. het tot zijn taak mag rekenen in rechte op te treden in Nederland en elders, ten einde het vermogen van Leaderland c.s. te herstellen;
[Belanghebbende sub 1] te bevelen om zekerheid te stellen ten behoeve van de betaling van de onderzoekers en de tijdelijke bestuurder en beheerder, versterkt met een dwangsom;
[Belanghebbende sub 1] te bevelen aan Leaderland c.s. de administratie van Leaderland c.s. aan Leaderland c.s. te verschaffen, versterkt met een dwangsom;
[Belanghebbende sub 1] te verbieden om de komende 12 maanden aansprakelijkheidstellingen uit te brengen tegen de tijdelijk bestuurder en beheerder, een en ander zoals nader beschreven in het verweerschrift, versterkt met een dwangsom;
elke andere maatregel te nemen die de Ondernemingskamer geraden acht ten aanzien van het bestuur en het aandeelhouderschap in het kapitaal van Leaderland c.s.;
[Belanghebbende sub 1] te verwijzen in de kosten van het geding.
1.8
[Belanghebbende sub 3] heeft bij op 25 juni 2014 per e-mailbericht ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen “akte rectificatie tevens verweerschrift” zijn verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek in die zin aangevuld dat het petitum na rectificatie luidt dat [Belanghebbende sub 3] de Ondernemingskamer verzoekt een onderzoek in te stellen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode van 18 maart 2014 tot 25 juni 2014. Voorts heeft hij verzocht de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen.
1.9
De onderzoekers hebben bij e-mailbericht van 25 juni 2014 de Ondernemingskamer laten weten dat zij geen aanvang hebben gemaakt met het onderzoek omdat geen zekerheid voor betaling van de onderzoekskosten is gesteld en voorts dat zij de verdere ontwikkelingen afwachten.
1.1
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 26 juni 2014. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, mr. Kamstra en zijn kantoorgenoot mr. I.S. Oosterhoff aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen. Voorts is het volgende aan de orde geweest:
- mr. Soerjatin heeft een op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden raming van de kosten van het onderzoek en de kosten van Van Haaren en Hammerstein voor de periode 26 juni 20154 tot en met 31 oktober 2014 overgelegd (zie hierna);
- Van Haaren heeft een nadere toelichting gegeven op de achtergronden van haar verzoek en over de werkzaamheden die zij tot dan toe heeft verricht. Hammerstein heeft zich bij deze toelichting aangesloten. Beiden hebben zich bereid verklaard hun werkzaamheden als bestuurder respectievelijk beheerder voor te zetten onder de voorwaarden zoals neergelegd in een ter terechtzitting overgelegde productie (zie hierna);
- [Belanghebbende sub 1] heeft zich niet bereid verklaard een bijdrage te leveren aan (het voorschot op) de financiering van het onderzoek en van de tijdelijk bestuurder en beheerder;
- Mr. Kamstra en mr. Oosterhoff hebben toegezegd dat zij alle dossiers waarin zij of kantoorgenoten namens Leaderland c.s. (of een van deze vennootschappen) optreden of hebben opgetreden zo spoedig mogelijk zullen doen toekomen aan Van Haaren. Deze toezegging betreft (i) complete dossiers, dus niet alleen de processtukken maar tevens alle overige stukken, waaronder de cliëntinformatie en correspondentie, en (ii) in ieder geval dossiers in de volgende procedures:
- twee procedures die in België aanhangig zijn tussen [verzoeker] en Leaderland c.s. tot het opheffen van beslagen,
- een arbeidsrechtelijke procedure tussen [verzoeker] en Leaderland c.s.,
- een door Leaderland TTM gestarte procedure tegen [verzoeker] tot schadevergoeding;
- Mrs. Kamstra en Oosterhoff hebben verklaard dat hun kantoor niet optreedt in en dat zij dus niet over het dossier beschikken van een procedure in Rusland die door [verzoeker] is gestart tegen Leaderland TTM en Soyuz Corporation in verband met de geldigheid van een koopovereenkomst met betrekking tot de verkoop van de aandelen van Soyuz TTM (zie de beschikking van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014 onder 2.10);
- [verzoeker] heeft zijn bereidheid € 80.000 ter beschikking te stellen voor het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. gehandhaafd onder de voorwaarde dat Van Haaren en Hammerstein in functie blijven;
- alle partijen hebben zich welwillend getoond om lopende procedures waarin Leaderland c.s. is betrokken tijdelijk te bevriezen en eventueel nieuw te starten procedures na aanbrengen aan te houden; over de termijn is men het echter niet eens geworden;
- partijen hebben overige vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.

2.Feiten

2.1
De Ondernemingskamer gaat uit van dezelfde feiten, die zij in haar beschikking van 18 maart 2014 tot uitgangspunt heeft genomen (2.1 tot en met 2.17).

3.De gronden van de beslissing

3.1
Van Haaren heeft aan haar verzoek om uit haar functie van tijdelijk bestuurder te worden ontheven ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven, dat zij sinds haar benoeming bezig is geweest om zicht te krijgen op de situatie in de ondernemingen van Leaderland c.s. en dat haar dat ondanks haar inspanningen daartoe niet is gelukt. Partijen verlenen geen medewerking aan het verkrijgen van de noodzakelijke informatie en financiële middelen. Zij heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
- Zij heeft onder andere aan mr. Oosterhoff, die als advocaat voor Leaderland is opgetreden (zie beschikking Ondernemingskamer van 18 maart 2014) om financiële gegevens van de onderneming van Leaderland c.s. gevraagd. Op haar verzoeken heeft zij geen bevredigende reactie ontvangen. Zij heeft haar verzoeken om informatie diverse keren herhaald.
- Zij heeft in aanwezigheid van alle ter zitting aanwezige advocaten op 24 april 2014 een bijeenkomst belegd, onder meer om te bezien of mediation tot een oplossing zou kunnen bieden van de conflicten tussen partijen. Die poging is op niets uitgelopen.
- Zij heeft op 19 maart 2014 telefonisch gesproken met ene [A] , wiens naam zij had gevonden als contactpersoon van Leaderland c.s. op internet. Aan hem heeft ze verzocht haar de laatste omzetgegevens van de onderneming van Leaderland c.s. en aangiftes vennootschapsbelasting te sturen. Via hem heeft ze de beschikking gekregen over een kopie van een zonder haar medeweten in april 2014 ingediende aangifte BTW over het eerste kwartaal 2014, ondertekend door [Belanghebbende sub 3] . Daaruit heeft zij afgeleid dat er activiteiten in de onderneming zijn, aangezien er een omzet van 6,6 miljoen euro staat vermeld voor het eerste kwartaal 2014. [A] is een aan haar gedane toezegging om een lijst van activiteiten en contactgegevens van medewerkers te verstrekken, niet nagekomen.
- Zij heeft contact gezocht met de accountant van Leaderland c.s., die haar heeft medegedeeld dat hij sinds januari 2014 als accountant is ingeschakeld, dat hij zijn (wettelijk verplichte) controle werkzaamheden voor Leaderland c.s. niet heeft kunnen afronden omdat gegevens ontbraken en dat [A] steeds zijn contactpersoon is geweest. Omdat eind april de termijn verliep waarop de aangifte vennootschapsbelasting moest zijn ingediend, heeft Van Haaren contact gezocht met de inspecteur vennootschapsbelasting om te bewerkstelligen dat er uitstel zou worden verleend. Haar was gebleken dat de splitsing voortkomend uit de splitsingsakte van augustus 2012 (waarbij een gedeelte van het vermogen van Leaderland TTM is afgesplitst aan Leaderland I tot en met III; zie beschikking Ondernemingskamer 18 maart 2014 onder 2.2) niet was verwerkt in de concept jaarcijfers 2012. Ondanks haar nadrukkelijke instructie dat niet te doen heeft Overduin, een fiscalist van Grant Thornton, de aangifte toch ingediend. Zij heeft de aangifte laten intrekken en er is uitstel gevraagd. Zij verwacht dat de inspecteur uitstel verleent. Zij is voorts in overleg met de inspecteur over een
rulingin verband met de splitsing.
- Op 19 mei had zij een afspraak met [A] ten kantore van Leaderland c.s. in Hilversum. [A] is niet op die afspraak verschenen. Zij werd door [Belanghebbende sub 1] ontvangen. Hij deelde haar mee dat [A] al jaren niet meer werkzaam is voor Leaderland c.s. Op haar vraag wie zich bezighoudt met de administratie van Leaderland c.s. heeft zij geen antwoord gekregen. Evenmin is er gereageerd op haar verzoeken aan [Belanghebbende sub 1] (tijdens dat gesprek en ook later) om haar overzichten van verplichtingen, lopende claims, handelsposities en namen van handelspartijen te verstrekken. Aan haar verzoek om de administratie van Leaderland c.s. aan een administratiekantoor over te dragen, heeft [Belanghebbende sub 1] ondanks een toezegging, niet voldaan. Ten kantore te Hilversum was de administratie volgens [Belanghebbende sub 1] niet aanwezig. [Belanghebbende sub 1] heeft haar vervolgens in diverse e-mails persoonlijke aansprakelijkheid in het vooruitzicht gesteld. [A] heeft zij na de ontmoeting met [Belanghebbende sub 1] niet meer kunnen bereiken.
- Zij beschikt niet over relevante informatie over lopende procedures waarin Leaderland c.s. zijn betrokken. Baker&Mckenzie treedt op of is opgetreden voor Leaderland c.s. Zij kan echter geen instructies geven omdat zij niet beschikt over de volledige dossiers en die worden haar niet door Baker&Mckenzie ter beschikking gesteld.
- Van Haaren heeft geen of nauwelijks financiële middelen aangetroffen. Zij heeft twee bankrekeningen van de onderneming met beperkte saldi achterhaald (één bij de Rietumu bank in Riga waartoe zij na een bezoek aan Parijs toegang heeft gekregen en één bij ABNAMRO) en inmiddels geactiveerd. Zij weet niet of er meer bankrekeningen zijn.
- Op basis van de beperkte informatie die haar bekend is, heeft zij geconstateerd dat Leaderland c.s. sinds eind maart 2014 niet meer voldoen aan betalingsverplichtingen jegens werknemers, de Belastingdienst en crediteuren. Zij heeft geen reactie ontvangen op sommaties, gericht aan OOO Soyuz en SC Raw Materials (zie voor deze ondernemingen de beschikking van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014 onder 2.3 en 2.10) om betalingsverplichtingen uit een financieringsovereenkomst met Leaderland c.s. te na te komen.
Van Haaren acht het samenvattend niet mogelijk om haar bestuurlijke taken te vervullen zonder (i) onvoorwaardelijke toegang tot de administratie van de onderneming (ii) te beschikken over de complete relevante dossiers in lopende procedures en (iii) te beschikken over financiële middelen.
3.2
Hammerstein heeft zich met betrekking tot het door hem gedane verzoek tot ontheffing aangesloten bij de bovenstaande toelichting van Van Haaren, zowel wat betreft de feiten als wat betreft haar conclusies. Hij heeft daar ter terechtzitting aan toegevoegd dat van de betrokken partijen alleen [verzoeker] medewerking verleent aan Van Haaren en aan hem als tijdelijk beheerder.
3.3
Van Haaren en Hammerstein hebben zich tijdens de terechtzitting bereid verklaard onder de volgende voorwaarden, zakelijk weergegeven, aan te blijven als tijdelijk bestuurder respectievelijk beheerder van de aandelen:
- volledige toegang tot de onderneming (volledige informatie over bedrijfsactiviteiten en verplichtingen van de onderneming, overdracht van de volledige administratie, toegang tot alle medewerkers);
- opschorten van alle lopende procedures waarbij Leaderland c.s. partij zijn;
-
fundingvan het onderzoek op korte termijn;
-
fundingconform de overgelegde kostenraming voor de periode 26 juni 2014 tot en met 31 oktober 2014. In deze kostenraming staan onder andere de volgende bedragen: € 80.000 voor het onderzoek, € 50.000 voor de werkzaamheden van Hammerstein, € 100.000 voor de werkzaamheden van Van Haaren, € 147.500 voor overige kosten waaronder administratiekosten, kosten accountant en kosten juridische ondersteuning voor Van Haaren en Hammerstein;
- partijen onthouden zich van dreigingen met aansprakelijkheidstelling van Van Haaren en Hammerstein;
- partijen vrijwaren Van Haaren ter zake van claims en daaruit voortvloeiende redelijke kosten van verweer van aandeelhouders/derden in verband met haar optreden als tijdelijk bestuurder;
- partijen verlenen alle medewerking aan het onderzoek.
3.4
[verzoeker] heeft de Ondernemingskamer verzocht zodanige maatregelen te treffen dat het voor Van Haaren en Hammerstein mogelijk is om hun functies uit te oefenen als bestuurder respectievelijk beheerder. Hij heeft reeds € 30.000 in de vorm van een lening en nog enkele kleinere bedragen aan Leaderland TTM verstrekt ten behoeve van de werkzaamheden van Van Haaren en Hammerstein. [verzoeker] is bereid om aan de onderzoekers € 80.000 ter beschikking te stellen onder de voorwaarde dat Van Haaren en Hammerstein in functie blijven. Voorts is hij
“in beginsel (…) bereid om, als dat nodig is, nadere financiering proberen te verstrekken”voor de werkzaamheden van beide functionarissen,
“maar hij meent dat aangewezen is dateerst[Belanghebbende sub 1] c.s., althans [Belanghebbende sub 1] zelf de portemonnee trekt”en meent daarom, dat [Belanghebbende sub 1] c.s., althans [Belanghebbende sub 1] zich voor € 120.000 dienen te committeren (verweerschrift onder 6 en 35 ev). Hij heeft gesteld dat [Belanghebbende sub 1] Van Haaren tegenwerkt en dat hij zich schuldig maakt aan ernstig verwijtbaar onbehoorlijk bestuur. Volgens [verzoeker] dient [Belanghebbende sub 1] mede op die grond te worden bevolen om op straffe van een dwangsom te voorzien in de zekerheidstelling van financiering van het onderzoek en van de beide functionarissen.
3.5
[Belanghebbende sub 1] heeft in zijn verweer, dat strekt tot het inwilligen van de verzoeken van Van Haaren en Hammerstein en tot het opheffen van de schorsing van [Belanghebbende sub 2] , naar voren gebracht dat de gehele administratie van Leaderland c.s. ter beschikking staat van Van Haaren. Hij heeft voorts verwezen naar een e-mail van 18 juni 2014 van mr. Oosterhoff namens [Belanghebbende sub 1] aan onder anderen Van Haaren, waarin hij schrijft dat [Belanghebbende sub 1] onverminderd bereid is om aan informatieverzoeken te voldoen. Hij meent voorts dat Van Haaren weinig betrokken is bij Leaderland, dat zij zich niet in de administratie heeft verdiept, dat zij geen duidelijke instructies heeft gegeven aan de advocaten in procedures waarbij Leaderland c.s. zijn betrokken en dat zij niet is bedreigd met aansprakelijkheid maar slechts is aangesproken op “
het nemen van haar verantwoordelijkheid”. Volgens hem verkeren Leaderland c.s. in een financieel deplorabele toestand. Hetgeen [verzoeker] over hem naar voren heeft gebracht, heeft hij betwist. Tot slot heeft hij bezwaar gemaakt tegen de door Van Haaren en Hammerstein overgelegde kostenraming.
3.6
[Belanghebbende sub 3] heeft aangevoerd dat zowel Van Haaren als Hammerstein hun taken als bestuurder respectievelijk beheerder niet naar behoren uitvoeren. In dat verband heeft hij gesteld dat Hammerstein optreedt als advocaat voor Van Haaren. Voorts heeft hij verweer gevoerd tegen de standpunten van [verzoeker] .
3.7
De Ondernemingskamer zal eerst ingaan op de door [Belanghebbende sub 1] en [Belanghebbende sub 3] gedane verzoeken tot ontheffing van Van Haaren. De Ondernemingskamer neemt bij de beoordeling van een verzoek tot tussentijdse ontheffing van de tijdelijk bestuurder de terughoudendheid in acht die strookt met de ruime beoordelingsmarge die aan een tijdelijk bestuurder toekomt bij het nemen van besluiten en het treffen van maatregelen die hij op basis van zijn of haar voorlopige waardering van de stand van zaken binnen de vennootschap en de met haar verbonden onderneming geraden acht. In deze zaak speelt als bijzonderheid dat van Haaren op de door haar aangevoerde gronden nog onvoldoende in de gelegenheid is geweest om inzicht te krijgen in de onderneming van Leaderland c.s. en om die reden aan de uitoefening van bestuurlijke taken nog nauwelijks is toegekomen. Gezien de door haar verrichte werkzaamheden (hierboven weergegeven onder 3.1), die onvoldoende zijn betwist, kan niet worden gezegd dat zij zich onvoldoende heeft ingezet of anderszins te kort is geschoten. Eerder moet worden geconstateerd dat zij wordt tegengewerkt. De door [Belanghebbende sub 1] en [Belanghebbende sub 3] geuite bezwaren over het functioneren van Van Haaren acht de Ondernemingskamer onvoldoende gespecificeerd en worden door de Ondernemingskamer verworpen. Datzelfde geldt voor de bezwaren die zijn geuit tegen Hammerstein. De Ondernemingskamer wijst daarom de verzoeken van [Belanghebbende sub 1] en [Belanghebbende sub 3] tot ontheffing van Haaren en Hammerstein uit hun functies af. De Ondernemingskamer merkt nog op dat Hammerstein, zoals hij heeft toegelicht ter terechtzitting, niet als advocaat van Van Haaren is opgetreden, maar dat hij een aantal keren wegens verblijf van Van Haaren in het buitenland mede namens haar berichten (e-mails en brieven) heeft verstuurd.
3.8
Ten aanzien van de door Van Haaren aangevoerde gronden voor haar verzoek tot ontheffing, bij welke gronden Hammerstein zich heeft aangesloten, overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Deze gronden betreffen in de kern (i) een gebrek aan toegang tot en informatie met betrekking tot de onderneming, (ii) een gebrek aan informatie over procedures waarbij Leaderland c.s. (of een van die vennootschappen) betrokken zijn, en (iii) onvoldoende financiële middelen om de werkzaamheden te kunnen voortzetten. De Ondernemingskamer stelt vast dat [Belanghebbende sub 1] in zijn verweer en de daarin aangehaalde correspondentie naar voren heeft gebracht dat hij bereid is om de volledige administratie van Leaderland c.s. aan Van Haaren ter beschikking te stellen en tevens dat hij bereid is om onverminderd aan verzoeken van Van Haaren om informatie te voldoen. Een en ander heeft hij desgevraagd ter terechtzitting bevestigd. De Ondernemingskamer begrijpt hieruit dat [Belanghebbende sub 1] over de volledige administratie van de onderneming(en) van Leaderland c.s. beschikt en dat hij tevens beschikt over de noodzakelijke informatie over de bedrijfsactiviteiten en verplichtingen van de onderneming van Leaderland c.s. Gelet op hetgeen Van Haaren overigens heeft gesteld over niet nakoming van aan haar gedane toezeggingen, zal de Ondernemingskamer aan [Belanghebbende sub 1] - op straffe van een dwangsom - een bevel geven tot overdracht van de administratie en tot het verschaffen van volledige informatie over de verplichtingen en activiteiten van Leaderland c.s. respectievelijk de door hen gedreven onderneming(en) vanaf 1 januari 2012.
3.9
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben mr. Oosterhoff en mr. Kamstra ten overstaan van de Ondernemingskamer toegezegd zo spoedig mogelijk de betreffende complete procesdossiers (inclusief cliëntinformatie en correspondentie) van Leaderland c.s. aan Van Haaren te doen toekomen. De Ondernemingskamer verwijst naar hetgeen hierboven onder 1.10 is vermeld. De Ondernemingskamer gaat er van uit dat deze toezegging in der minne en voortvarend zal worden nagekomen en zal daarom daaraan geen verdere beslissing verbinden.
3.1
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is niet althans onvoldoende komen vast te staan dat [Belanghebbende sub 1] verantwoordelijk is voor de omstandigheid, dat Leaderland c.s. geen zekerheid hebben gesteld voor de kosten van het onderzoek en die van het bestuur en beheer. De Ondernemingskamer zal daarom het verzoek van [verzoeker] om [Belanghebbende sub 1] te bevelen (op straffe van een dwangsom) zekerheid te stellen ten behoeve van de betaling van de onderzoekers en de tijdelijk bestuurder en beheerder afwijzen. Ook de overige stellingen van [verzoeker] bieden onvoldoende aanknopingspunten om [Belanghebbende sub 1] als aandeelhouder dit bevel op te leggen.
3.11
De Ondernemingskamer overweegt als volgt ten aanzien van het door Van Haaren gestelde zoals weergegeven onder 3.3. Of de vennootschappen de kosten van het onderzoek en het bestuur en beheer kunnen dragen, kan thans niet met zekerheid worden gezegd. In ieder geval heeft Van Haaren geen activa aangetroffen, die voor het maken van die kosten toereikend zijn, zelfs niet voor een beperkte tijd. Gelet op de door [verzoeker] aan verdere financiering van de werkzaamheden van Van Haaren en Hammerstein verbonden voorbehouden (hij is bereid het te
proberen, maar eerst moeten [Belanghebbende sub 1] c.s., althans [Belanghebbende sub 1] over de brug komen) en gelet op de omstandigheid, dat geen van de andere betrokkenen bereid is gebleken voor (verdere) financiering te zorgen en er – zoals bleek – geen aanleiding is daartoe een verplichting op te leggen, moet ervan worden uitgegaan, dat de verdere kosten van de bestuurder en de beheerder niet zullen kunnen worden voldaan. Dat betekent, dat er aanleiding is om de desbetreffende onmiddellijke voorzieningen op te heffen.
3.12
Gelet voorts op de omstandigheid, dat [verzoeker] aan zijn aanbod een bedrag van € 80.000 ter beschikking te stellen voor het onderzoek, de voorwaarde heeft verbonden dat Van Haaren en Hammerstein niet uit hun functies worden ontheven – welke voorwaarde zoals zojuist bleek thans niet wordt vervuld – en gelet op de omstandigheid dat geen van de andere betrokkenen bereid is de kosten van het onderzoek te financieren en er – zoals bleek – geen aanleiding is daartoe een verplichting op te leggen, dient er van te worden uitgegaan, dat de kosten van het onderzoek niet zullen kunnen worden voldaan. Dat betekent, dat er aanleiding is om ook het onderzoek en daarmee de zaak te beëindigen.
3.13
De Ondernemingskamer houdt er echter rekening mee dat een of meer van partijen er boven beëindiging van onderzoek en onmiddellijke voorzieningen de voorkeur aan geeft alsnog voor toereikende financiering van voorlopig € 140.000 (zie hierna) zorg te dragen. De Ondernemingskamer zal hen daartoe in de gelegenheid stellen en overweegt in verband daarmee als volgt. Ter terechtzitting is aan de orde geweest of financiering van een bedrag minder dan door Van Haaren en Hammerstein geraamd (zie de kostenraming) vooralsnog zou kunnen volstaan opdat Van Haaren - nadat zij op grond van deze uitspraak de beschikking heeft gekregen over administratie, informatie en dossiers - kan onderzoeken of de vennootschappen over middelen beschikt die Van Haaren en Hammerstein in staat stellen om vervolgwerkzaamheden te verrichten. De Ondernemingskamer gaat ervan uit dat een bedrag van € 60.000 redelijkerwijs toereikend zal zijn voor de werkzaamheden van beide functionarissen gedurende de beperkte tijd die nodig is om zodanig onderzoek te doen. De Ondernemingskamer is van oordeel, dat van Van Haaren en Hammerstein niet kan worden verwacht, dat zij hun werkzaamheden voortzetten, indien niet ten minste betaling van dat bedrag is gegarandeerd. Het is niet noodzakelijk, dat de door de Ondernemingskamer benoemde onderzoekers reeds nu aan de slag gaan. Zij kunnen desgewenst de uitkomst van voormeld onderzoek door Van Haaren afwachten. Wel dient reeds nu komen vast te staan dat ook betaling van de kosten van het onderzoek is gegarandeerd, opdat dat van start kan gaan. Er bestaat geen bezwaar tegen, dat aan die garantie de voorwaarde wordt verbonden dat de verzoeken tot ontheffing van Van Haaren en Hammerstein worden afgewezen. De Ondernemingskamer zal Van Haaren en Hammerstein in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vraag of zij bereid zijn hun werkzaamheden gedurende voormelde beperkte tijd en met het oog op het voormelde doel voort te zetten op de voorwaarde dat de beide garanties zoals in het dictum omschreven zullen zijn gegeven.
3.14
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding voor het stellen van verdere voorwaarden. Zoals onder 1.10 geconstateerd staan partijen welwillend tegenover het bevriezen van de procedures. Doch ook indien partijen het daarover uiteindelijk niet eens worden, hoeft dat niet aan het beoogde onderzoek door Van Haaren in de weg te staan. Een toezegging van partijen dat zij zullen meewerken aan het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen acht de Ondernemingskamer niet noodzakelijk. De desbetreffende verplichtingen zijn in de wet omschreven en voorzien van middelen om de nakoming van die verplichtingen af te dwingen.
3.15
Gelet op het voorgaande zal de Ondernemingskamer de beslissing op de verzoeken van Van Haaren en Hammerstein tot ontheffing uit de functies van bestuurder en beheerder aanhouden.
3.16
De Ondernemingskamer ziet geen grond voor toewijzing van het in de onder 1.8 vermelde “akte rectificatie tevens verweerschrift” opgenomen maar verder niet behoorlijk toegelichte verzoek van [Belanghebbende sub 3] tot het gelasten van een enquête in Leaderland c.s. over de periode van 18 maart 2014 tot 25 juni 2014. Dit verzoek zal worden afgewezen. Eveneens zal worden afgewezen het verzoek van [verzoeker] tot nadere bepaling van het onderzoek. Ook daartoe ziet de Ondernemingskamer geen grond.
3.17
De Ondernemingskamer zal na ommekomst van de in het dictum vermelde termijnen – in beginsel zonder verdere mondelinge behandeling – nader beslissen. Iedere verdere beslissing zal tot dan worden aangehouden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt [Belanghebbende sub 1] , wonende te [....] , om binnen een week na betekening van deze beschikking de volledige administratie (als bedoeld in art. 2: 10 BW) van Leaderland c.s. vanaf 1 januari 2012 te doen toekomen aan Van Haaren op een door Van Haaren te bepalen wijze en plaats op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag met een maximum van € 10.000.000;
stelt Van Haaren en Hammerstein in de gelegenheid zich binnen drie weken na de datum van deze beschikking erover uit te laten of zij bereid zijn hun werkzaamheden gedurende de onder 3.13 bedoelde beperkte periode en met het oog op het daar doel voort te zetten op de voorwaarde dat de na te noemen garanties tijdig zullen zijn gegeven;
stelt partijen in de gelegenheid om binnen 14 dagen nadat Van Haaren en Hammerstein zich overeenkomstig voorgaande alinea hebben uitgelaten – met bericht daaromtrent aan de Ondernemingskamer –
een eersteklas bankgarantie af te geven ten gunste van Van Haaren en Hammerstein tezamen tot een bedrag van € 60.000 tot zekerheid van de betaling van het salaris en de kosten van elk van hen, zoals bedoeld in het dictum van de beschikking van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014 in deze zaak, en
een eersteklas bankgarantie af te geven ten gunste van de onderzoekers tezamen tot een bedrag van € 80.000 tot zekerheid van de betaling van de kosten van het onderzoek zoals bepaald in het dictum van de beschikking van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014 in deze zaak,
met dien verstande dat de garantie onder 2 desgewenst de voorwaarde kan worden verbonden dat de verzoeken van Van Haaren en Hammerstein tot ontheffing uit hun functie van respectievelijk bestuurder en beheerder van de aandelen wordt afgewezen;
wijst de verzoeken van [verzoeker] , [Belanghebbende sub 3] en [Belanghebbende sub 1] af;
houdt iedere verdere beslissing aan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en E.R. Bunt en drs. P.R. Baart, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink en D. Cohen Tervaert, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 juli 2014.