Uitspraak
mrs. F.M. Peters en M.D. Hazenberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[Belanghebbende sub 1] ,
[Belanghebbende sub 2],
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam,
3.[Belanghebbende sub 3] ,
mrs. J.A. Meijer en K. ter Hart, kantoorhoudende te Den Haag.
1.Het verloop van het geding
- verzoeker als [verzoeker] ;
- verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s.;
- belanghebbende 1 als [Belanghebbende sub 1] ;
- belanghebbende 2 als [Belanghebbende sub 2] ;
- belanghebbende 3 als [Belanghebbende sub 3] ;
- B. van Haaren-Van Duijn als Van Haaren of de bestuurder;
- E. Hammerstein met Hammerstein of de beheerder;
2.Feiten
3.De gronden van de beslissing
rulingin verband met de splitsing.
fundingvan het onderzoek op korte termijn;
fundingconform de overgelegde kostenraming voor de periode 26 juni 2014 tot en met 31 oktober 2014. In deze kostenraming staan onder andere de volgende bedragen: € 80.000 voor het onderzoek, € 50.000 voor de werkzaamheden van Hammerstein, € 100.000 voor de werkzaamheden van Van Haaren, € 147.500 voor overige kosten waaronder administratiekosten, kosten accountant en kosten juridische ondersteuning voor Van Haaren en Hammerstein;
“in beginsel (…) bereid om, als dat nodig is, nadere financiering proberen te verstrekken”voor de werkzaamheden van beide functionarissen,
“maar hij meent dat aangewezen is dateerst[Belanghebbende sub 1] c.s., althans [Belanghebbende sub 1] zelf de portemonnee trekt”en meent daarom, dat [Belanghebbende sub 1] c.s., althans [Belanghebbende sub 1] zich voor € 120.000 dienen te committeren (verweerschrift onder 6 en 35 ev). Hij heeft gesteld dat [Belanghebbende sub 1] Van Haaren tegenwerkt en dat hij zich schuldig maakt aan ernstig verwijtbaar onbehoorlijk bestuur. Volgens [verzoeker] dient [Belanghebbende sub 1] mede op die grond te worden bevolen om op straffe van een dwangsom te voorzien in de zekerheidstelling van financiering van het onderzoek en van de beide functionarissen.
het nemen van haar verantwoordelijkheid”. Volgens hem verkeren Leaderland c.s. in een financieel deplorabele toestand. Hetgeen [verzoeker] over hem naar voren heeft gebracht, heeft hij betwist. Tot slot heeft hij bezwaar gemaakt tegen de door Van Haaren en Hammerstein overgelegde kostenraming.
proberen, maar eerst moeten [Belanghebbende sub 1] c.s., althans [Belanghebbende sub 1] over de brug komen) en gelet op de omstandigheid, dat geen van de andere betrokkenen bereid is gebleken voor (verdere) financiering te zorgen en er – zoals bleek – geen aanleiding is daartoe een verplichting op te leggen, moet ervan worden uitgegaan, dat de verdere kosten van de bestuurder en de beheerder niet zullen kunnen worden voldaan. Dat betekent, dat er aanleiding is om de desbetreffende onmiddellijke voorzieningen op te heffen.