ECLI:NL:GHAMS:2014:2763

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
200.134.648-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een klacht tegen notarissen in het kader van tuchtrecht

In deze zaak heeft klager, die van 2000 tot 2009 samen met andere notarissen een notariële praktijk heeft uitgeoefend, een klacht ingediend tegen de notarissen na het beëindigen van zijn samenwerking per 1 september 2009. Klager verwijt de notarissen dat zij hebben gehandeld in strijd met de onafhankelijkheid en integriteit die van notarissen verwacht mag worden. De kamer voor het notariaat heeft klager echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht vanwege gebrek aan belang. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de zaak behandeld op 6 mei 2014, waarbij klager en de notarissen, vergezeld van hun gemachtigde, aanwezig waren. Klager heeft zijn klacht in hoger beroep gedeeltelijk ingetrokken, specifiek voor de notaris sub 2. Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van klager beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en jurisprudentie. Klager heeft aangevoerd dat hij zowel een reputatiebelang als een financieel belang heeft, aangezien hij nog steeds gerechtigd is tot een aandeel in de winst van de naamloze vennootschap waarin hij en de notarissen samenwerkten.

Het hof concludeert dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de handelwijze van de notarissen in zijn belangen is geschaad. De argumenten van klager over zijn reputatie en financiële belangen zijn te vaag en niet onderbouwd. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kamer en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.134.648/01 NOT
zaaknummers eerste aanleg : 530965/NT 12-65 J, 530968/NT 12-66 J en
530969/NT 12-67 J
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 juli 2014
inzake
[klager],
notaris te [plaatsnaam],
appellant,
tegen:
1. [notaris],
(oud-)notaris te [plaatsnaam],
2. [notaris],
notaris te [plaatsnaam],
3. [notaris],
notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. P. Wanders, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 26 september 2013 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 17 september 2013 (ECLI:NL:TNOKAMS:2013:6). De kamer heeft in de bestreden beslissing klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.
1.2.
Geïntimeerden (hierna tezamen: de notarissen) hebben op 6 november 2013 een verweerschrift (met bijlagen) bij het hof ingediend.
1.3.
Op 30 april 2014 heeft het hof een faxbericht van klager ontvangen, waarin hij de door hem ingestelde klacht in hoger beroep intrekt, doch uitsluitend voor zover deze klacht is gericht tegen de notaris sub 2.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 mei 2014. Klager en de notarissen, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de notarissen aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft in zijn beroepschrift een aantal kanttekeningen geplaatst bij deze door de kamer vastgestelde feiten. Het hof zal hiermee, voor zover relevant, bij zijn beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager heeft van september 2000 tot 1 september 2009, aanvankelijk als kandidaat-notaris en vanaf 1 januari 2004 als notaris, samen met onder anderen de notarissen de notariële praktijk uitgeoefend. De praktijkuitoefening en samenwerking vonden plaats in de naamloze vennootschap [N.V.] (hierna: [N.V.]), gevestigd te [plaatsnaam], waarvan zowel klager als de notarissen (indirect) aandeelhouder waren. Klager heeft per 1 september 2009 de samenwerking opgezegd. In aanloop naar die opzegging en nadien is de verstandhouding tussen klager enerzijds en [N.V.] en de notarissen anderzijds verstoord geraakt.
3.2.2.
Tot 1 januari 2009 was [oud-notaris] (hierna: de oud-notaris) ook als notaris werkzaam bij [N.V.]. Met ingang van 1 januari 2009 is het protocol van de oud-notaris overgenomen door de notaris sub 1. De notaris sub 1. is met ingang van 1 februari 2013 gedefungeerd, waarna de notaris sub 3. in eerste instantie is opgetreden als vacaturewaarnemer. Per 1 augustus 2013 is het protocol van de oud-notaris toegevoegd aan het protocol van de notaris sub 3.
3.2.3.
Zowel de oud-notaris als klager heeft werkzaamheden verricht voor een (voormalig) cliënt van [N.V.], [naam] en diens vennootschappen (hierna tezamen: [de cliënt]). De notarissen zijn niet inhoudelijk betrokken geweest bij de behandeling door [N.V.] van de “[de cliënt]-dossiers” noch bij de financiële afwikkeling van de door [de cliënt] van [N.V.] gevorderde schadevergoeding. [de cliënt] is thans geen cliënt meer van [N.V.] maar is cliënt van klager.
3.2.4.
Tussen [de cliënt] en [N.V.] is een geschil ontstaan over (kort gezegd) de uitkering van gelden in de [de cliënt]-dossiers door de oud-notaris in verband met onroerendgoedtransacties in 2006 en 2007. Dat geschil heeft geleid tot diverse civiele procedures tegen [N.V.]. Thans is er nog een bodemprocedure aanhangig bij de rechtbank. Gelet op de door [de cliënt] gepretendeerde claims heeft [N.V.] in haar jaarrekening over 2009 een voorziening getroffen van € 500.000,-. Klager is gerechtigd tot een aandeel in de winst van [N.V.] over 2009.

4.Het standpunt van klager

Klager stelt dat de notarissen (destijds) op de hoogte waren van door de oud-notaris gemaakte beroepsfouten, de ernst van deze fouten en het feit dat [N.V.] hiervoor aansprakelijk was. Desondanks hebben de notarissen (tegen beter weten in) verweer gevoerd in de door [de cliënt] aanhangig gemaakte procedure, hoewel zij weten dat het gelijk bij [de cliënt] ligt. Daarmee hebben de notarissen primair hun eigen (financieel) belang laten prevaleren, terwijl zij als notaris juist het belang van de partijen die zij hebben bijgestaan moeten dienen en daarbij met grote zorgvuldigheid moeten handelen. Klager verwijst hiervoor naar de in artikel 17 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) vastgelegde norm, die de notarissen door hun handelwijze hebben geschonden. Zij handelen in strijd met de onafhankelijkheid en integriteit die van notarissen mag worden verwacht.

5.Het standpunt van de notarissen

De notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Hun standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder nader besproken.

6.De beoordeling

(Partiële) intrekking van de klacht in hoger beroep
6.1.
Bij zijn faxbericht van 30 april 2014 heeft klager zijn klacht in hoger beroep ingetrokken, voor zover deze is gericht tegen de notaris sub 2. Nu de notaris sub 2. niet om voortzetting van de behandeling heeft verzocht en het algemeen belang de voortzetting van de behandeling naar het oordeel van het hof niet vordert, behoeft op de klacht voor zover gericht tegen de notaris sub 2. niet meer te worden beslist. In het vervolg van deze beslissing wordt met “de notarissen” uitsluitend nog de notarissen sub 1. en sub 3. bedoeld.
Belang
6.2.
De notarissen hebben (primair) aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht nu hij geen concreet eigen belang heeft (aangetoond) bij een tuchtrechtelijke uitspraak over het handelen en/of nalaten van de notarissen dat hij hun verwijt.
6.3.
Gelet op het tijdstip van indiening van de klacht (27 november 2012) moet de ontvankelijkheid van klager worden beoordeeld naar het recht van vóór 1 januari 2013. Het hof verwijst naar zijn beslissingen van 12 november 2013 (ECLI:NL:GHAMS: 2013:4115) en 25 maart 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:922).
6.4.
Onder het begrip
belanghebbendenals bedoeld in artikel 99 (oud) Wna (zoals dit artikel luidde ten tijde van de indiening van de klacht) moeten volgens de geldende jurisprudentie allereerst de partijen en rechthebbenden, zoals genoemd in de artikelen 49 en 49b (oud) Wna, worden begrepen. Vast staat dat klager geen partij was bij de gewraakte onroerendgoedtransacties in 2006 en 2007 noch aangemerkt kan worden als (rechts)persoon die een recht kan ontlenen aan de desbetreffende transportakten in de zin van laatstgenoemde artikelen. Er zijn echter situaties denkbaar waarin ook iemand die niet met zoveel woorden valt onder de categorieën genoemd in de artikelen 49 en 49b Wna bevoegd kan zijn tot het indienen van een tuchtrechtelijke klacht. Of een dergelijke situatie zich voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van de vraag of iemand, hoewel niet genoemd in bedoelde artikelen toch een (tot het indienen van een klacht bevoegde)
belanghebbendeis, speelt een doorslaggevende rol in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in een eigen belang kan zijn getroffen dat deze, ter bescherming van dat belang de mogelijkheid moet hebben te klagen, of dat deze anderszins zo nauw betrokken is geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure wordt behandeld dat daarin een belang is gelegen om in die procedure te verschijnen.
6.5.
Klager stelt in onderhavige zaak zodanig door het handelen en/of nalaten van de notarissen in een eigen belang te zijn getroffen, dat hij de mogelijkheid moet hebben om te klagen en heeft hiertoe in hoofdzaak het volgende aangevoerd.
- Klager heeft een reputatiebelang. Ten tijde van de feiten die aan deze zaak ten grondslag liggen, was klager als notaris verbonden aan [N.V.]. Nu de werkzaamheden van de notarissen met wie klager destijds samen de praktijk uitoefende ter discussie staan, is het (aldus klager) voor hem van rechtstreeks belang dat komt vast te staan of de notarissen de gerechtvaardigde klachten van [de cliënt] deugdelijk en overeenkomstig met wat van een redelijk handelend notaris verwacht mag worden, hebben afgewikkeld. Als komt vast te staan dat dit niet het geval is, schaadt dit rechtstreeks klagers persoonlijke reputatie. (Mede) gelet op het feit dat klager destijds als notaris ook dossiers ten behoeve van [de cliënt] in behandeling had, straalt de afhandeling door de notarissen van de gerechtvaardigde klachten van [de cliënt] direct op klager af. De naam van klager zal in dat verband ongetwijfeld (mede) worden genoemd als één van de notarissen die destijds voor [de cliënt] is opgetreden en nadien bij [N.V.] is vertrokken.
- Door de handelwijze van de notarissen wordt klager daarnaast getroffen in een financieel belang. [N.V.] heeft immers in haar jaarrekening over 2009 een voorziening voor de aanspraken van [de cliënt] getroffen van € 500.000,-, terwijl klager nog is gerechtigd tot een aandeel in de winst van [N.V.] over dat jaar. Indien komt vast te staan dat de notarissen tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld en dit is terug te voeren op de wijze waarop de notarissen zich hebben gedragen na klagers vertrek bij [N.V.], zal de schade die hiervan het gevolg is (en waarvan [de cliënt] reeds vergoeding heeft geclaimd) niet ten laste kunnen worden gebracht van het winstaandeel van klager.
6.6.
Niet gebleken is dat de reputatie van klager tot heden is geschaad door het optreden van de notarissen. Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een reële mogelijkheid is dat dit alsnog zal gebeuren. Dat geldt temeer omdat klager kennelijk niet zelf bij de afwikkeling van de aanspraken van [de cliënt], waarover hij zich beklaagt, betrokken is geweest. Verder acht het hof het beweerde financieel belang te vaag. Niet goed valt in te zien dat de wijze waarop [N.V.] de aanspraken van [de cliënt] afwikkelt, met name door het treffen van een voorziening en het voeren van verweer, voor klager financieel nadelig is of kan zijn.
Het hof is daarom van oordeel dat klager door de handelwijze van de notarissen niet zodanig in een eigen belang (zoals hiervoor onder rechtsoverweging 6.4. omschreven) is geschaad dat klager, ter bescherming van dat belang, de mogelijkheid moet hebben te klagen. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat klager zo nauw betrokken is (geweest) bij de handelwijze waar zijn klacht op ziet dat daarin reeds voldoende belang is gelegen om in zijn klacht te kunnen worden ontvangen.
Conclusie
6.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat de kamer klager terecht niet heeft ontvangen in zijn klacht vanwege gebrek aan belang.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en J.H. Lieber en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 juli 2014 door de rolraadsheer.