ECLI:NL:GHAMS:2014:922

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
200.124.348/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van klaagster in klacht tegen notaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht tegen notaris [notaris]. Klaagster had eerder een klacht ingediend bij de kamer van toezicht over notarissen, die deze gegrond verklaarde en de notaris berispte. De notaris heeft hoger beroep ingesteld, stellende dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat zij geen belanghebbende zou zijn. Klaagster, die jarenlang voor haar moeder heeft gezorgd, betoogde dat zij wel degelijk belanghebbende is, omdat de notariële volmacht die aan haar broer was verleend, haar financieel benadeelde.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van klaagster beoordeeld aan de hand van de Wet op het notarisambt (Wna) en concludeerde dat klaagster niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. Het hof oordeelde dat klaagster geen zelfstandig belang heeft bij de klacht, aangezien zij geen partij is bij de notariële akte en niet kan optreden als gemachtigde van haar moeder. De omstandigheden die klaagster aanvoert, zoals haar zorg voor haar moeder en de financiële gevolgen van de volmacht, zijn niet voldoende om haar als belanghebbende te kwalificeren.

Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kamer vernietigd en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan de ontvankelijkheid van klachten tegen notarissen worden gesteld, vooral in situaties waarin de klager niet direct betrokken is bij de handelingen van de notaris.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.124.348/01 NOT
nummer eerste aanleg : 03 12 Wna
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 maart 2014
inzake
[notaris],
notaris te[vestigingsplaats],
appellant,
gemachtigde: mr. G. van Atten, advocaat te Amsterdam,
tegen:
[klaagster],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Luijendijk, advocaat te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de notaris, is bij een op 28 maart 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – hoger beroep ingesteld tegen de (aan deze beslissing gehechte) beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, verder de kamer, van 4 maart 2013, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerde, verder klaagster, tegen de notaris, gegrond heeft verklaard en aan hem de maatregel van berisping is opgelegd.
1.2.
Van de zijde van klaagster is op 14 mei 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 januari 2014. De notaris en zijn genoemde advocaat zijn verschenen, alsmede is namens klaagster de heer J.M. Pels, als haar gevolmachtigde, verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; mr. Van Atten aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Klaagster beklaagt zich er over dat de notaris, haars inziens ten onrechte, een notariële akte heeft verleden houdende een algehele volmacht van de moeder van klaagster, [moeder] (hierna moeder) aan haar (klaagsters) broer [klaagsters broer](hierna [klaagsters broer]). Moeder was destijds opgenomen in een gesloten afdeling van een verpleeghuis en was dementerend en er was een verzoek tot onderbewindstelling ingediend, zodat zij niet in staat was bij het verlijden van die akte haar wil te bepalen.
4. De standpunten van partijen omtrent de ontvankelijkheid van de klacht van klaagster
4.1.
De notaris heeft aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Daartoe heeft de notaris het volgende aangevoerd. Klaagster is geen partij bij de door de notaris opgestelde algemene volmacht van moeder aan haar (enige) zoon [klaagsters broer]. Verder kan klaagster niet als betrokkene als bedoeld in de artikelen 49 en 49b van de Wet op het notarisambt 1999 (Wna) worden aangemerkt. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat moeder niet zelf een klacht heeft kunnen indienen tegen de notaris, indien zij daartoe de noodzaak had gezien. Klaagster heeft geen voldoende zelfstandig belang om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Dat de volmacht de (financiële) relatie tussen klaagster en moeder mogelijk kan beïnvloeden, schept geen zelfstandig belang. Ook de hoop van klaagster op een (positief) aandeel in de nalatenschap van haar thans nog in leven zijnde moeder schept dat belang niet.
4.2.
Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel degelijk belanghebbende is. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft zij het volgende aangevoerd. Klaagster heeft vanaf haar geboorte tot 2003 bij moeder ingewoond en vele jaren voor haar gezorgd. Daarnaast fungeerde klaagster in de jaren 2009 en 2010 als mantelzorger voor moeder. Klaagster ontving een periodieke vergoeding van moeder om in haar primaire levensbehoeften te voorzien vanwege haar (klaagsters) arbeidsongeschiktheid. De relatie tussen klaagster en moeder was niet alleen hecht, maar had een wederzijds hulpbehoevend en financieel karakter. Moeder was en is niet in staat zelf een klacht in te dienen vanwege haar hoge leeftijd en vanwege het feit dat zij, voordat de onderhavige volmacht werd gepasseerd, was opgenomen in een gesloten afdeling van een verpleeghuis vanwege haar behoefte aan intensieve dementiezorg. Klaagster heeft een gerechtvaardigd eigen belang. [klaagsters broer] heeft zich met behulp van de volmacht ten koste van moeder aanzienlijk financieel verrijkt voordat de bewindvoerder werd aangesteld. Daardoor is niet alleen de vermogenspositie van moeder benadeeld, maar zijn ook de mogelijkheden van moeder om klaagster financieel te ondersteunen aanzienlijk beperkt. Tevens zal er door de gedane onttrekkingen minder vermogen voorhanden zijn dat na het overlijden van moeder aan klaagster als erfgenaam zal toekomen.

5.De beoordeling van de ontvankelijkheid

5.1.
Het hof zal ingaan op de vraag of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Het hof stelt daartoe het volgende voorop. De ontvankelijkheid van klaagster moet worden beoordeeld naar het recht van vóór 1 januari 2013. In dat verband is van belang dat klaagster geen partij is bij de door de notaris opgestelde en op 2 februari 2011 gepasseerde akte waarbij door moeder aan haar (enige) zoon [klaagsters broer] een algemene volmacht is verleend. Daarnaast is het hof van oordeel dat klaagster niet kan worden gerangschikt onder het (rechtstreeks) belanghebbendenbegrip in de zin van artikelen 49 en 49b (Wna). Voor de vraag wie onder de voor 1 januari 2013 geldende Wna het recht had een klacht in te dienen is een verwijzing naar het (rechtstreeks) belanghebbendenbegrip in de artikelen 49 en 49b Wna echter te beperkt. Er zijn immers situaties denkbaar waarin ook diegenen belanghebbenden kunnen zijn die niet met zoveel woorden vallen onder de categorieën genoemd in die artikelen. Of een dergelijke situatie zich voordoet, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van de vraag of iemand toch een belanghebbende is, speelt een doorslaggevende rol in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris, zodanig in een eigen belang kan zijn getroffen, dat hij ter bescherming van dat belang de mogelijkheid moet hebben te klagen, of anderszins zo nauw betrokken is geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in die procedure te verschijnen.
5.2.
Met betrekking tot de door klaagster – hiervoor in 4.2 uiteengezette –omstandigheden overweegt het hof als volgt. Klaagster heeft onweersproken aangevoerd dat zij van vanaf haar geboorte tot 2003 bij moeder heeft ingewoond om voor haar te zorgen en in de jaren 2009 en 2010 als mantelzorger heeft gefungeerd. Uit het klaagschrift volgt dat moeder op 7 december 2010 brand in haar woning heeft gehad, waarna zij door [klaagsters broer] naar zijn woning is meegenomen en daar bij hem heeft ingewoond totdat ze medio januari 2011 werd opgenomen in een gesloten afdeling van een verpleeghuis.
5.3.
Uit het voorgaande volgt weliswaar dat klaagster zich in zekere mate heeft ontfermd over haar moeder in de afgelopen jaren, doch niet dat zulks geschiedde in een zodanige mate dat daaruit voortvloeit dat klaagster in dit geval als belanghebbende in de zin van artikel 99 lid 1 oud Wna dient te worden beschouwd.
5.4.
De stelling van klaagster dat zij door de notariële volmacht financieel is benadeeld maakt, ook indien zij juist zou zijn, niet dat zij als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5.5.
Ten slotte geldt dat klaagster deze klachtprocedure alleen ten behoeve van haar moeder zou kunnen voeren, indien zij daartoe door (de mentor of bewindvoerder van) moeder, zou zijn gemachtigd. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke machtiging bestaat.
5.6.
Nu klaagster ook overigens geen zelfstandig belang heeft bij het handelen waarover wordt geklaagd en zij evenmin optreedt als gemachtigde van moeder, kan klaagster niet worden ontvangen in haar klacht. Dit leidt tot de conclusie dat, anders dan de kamer heeft geoordeeld, klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.
5.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.8.
Nu het hof tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer zal het de bestreden beslissing vernietigen en als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 maart 2014 door de rolraadsheer.