ECLI:NL:GHAMS:2014:2735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
23-004661-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanrijding op zebrapad met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak gaat het om een aanrijding op een zebrapad die plaatsvond op 17 november 2011 te Amsterdam. De verdachte, een beginnend bestuurder van een personenauto, heeft zich zodanig onvoorzichtig gedragen dat hij een voetganger, genaamd [slachtoffer], aanreed terwijl deze zich op de voetgangersoversteekplaats bevond. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur en heeft geen voorrang verleend aan de voetganger, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken arm en een gebroken been. De rechtbank Amsterdam had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Het hof sprak de verdachte vrij van dit onderdeel, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoldoende rekening had gehouden met de verkeerssituatie en de voetganger niet tijdig had gezien. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de financiële situatie van de verdachte en zijn eerdere strafblad, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

parketnummer: 23-004661-13
datum uitspraak: 10 juli 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-757018-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 juni 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primairhij op of omstreeks 17 november 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Wijttenbachstraat, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm en/of een gebroken been, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wijttenbachstraat, komende uit de richting van de Insulindeweg en gaande in de richting van de Linnaeusstraat,
-terwijl het donker was en/of
-terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
-terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
gekomen ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, gelegen - gezien verdachtes (rij)richting direct na de kruising van de Wijttenbachstraat met de Dapperstraat
- heeft verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van blijven vergewissen dat een voetganger, te weten voornoemde [slachtoffer] doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats - gezien verdachtes (rij)richting van links naar rechts -, over te steken, althans die zich (daartoe) op die voetgangersoversteekplaats bevond,
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van voornoemde voetgangersoversteekplaats voornoemde voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor voornoemde voetganger,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst, waardoor aan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven (zwaar) lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
subsidiairhij op of omstreeks 17 november 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Wijttenbachstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wijttenbachstraat, komende uit de richting van de Insulindeweg en gaande in de richting van de Linnaeusstraat,
-terwijl het donker was en/of
-terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
-terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
gekomen ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, gelegen - gezien verdachtes (rij)richting direct na de kruising van de Wijttenbachstraat met de Dapperstraat - heeft verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van blijven vergewissen dat een voetganger, te weten voornoemde [slachtoffer] doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats - gezien verdachtes (rij)richting van links naar rechts -, over te steken, althans die zich (daartoe) op die voetgangersoversteekplaats bevond,
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van voornoemde voetgangersoversteekplaats voornoemde voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor voornoemde voetganger, verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Naar het oordeel van het hof is – conform de eis van de advocaat-generaal en het pleidooi van de raadsman – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Overweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

De raadsman van de verdachte heeft terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het subsidiair ten laste gelegde de verdachte niet kan worden verweten nu het slachtoffer, [slachtoffer], plotseling/onverwachts het zebrapad op is gelopen, zulks terwijl dat op basis van de gedragingen van de voetganger niet was te verwachten.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte reed in de avond van 17 november 2011, als (beginnend) bestuurder van een personenauto, op de Wijttenbachstraat te Amsterdam toen hij een voetgangersoversteekplaats naderde. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij vrij zicht had op het zebrapad en dat hij de weg goed kon overzien. Voorts heeft hij verklaard dat hij recht voor zich heeft gekeken en niet breed. De verdachte was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. De verdachte heeft vervolgens zonder vaart te minderen met - naar eigen zeggen- een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur het zebrapad gekruist, waarna hij met de linker voorzijde van zijn auto tegen de overstekende voetganger is aangereden. De voetganger heeft ten gevolge van de aanrijding letsel opgelopen.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte onvoldoende rekening heeft gehouden met de overige verkeersdeelnemers. Hij heeft immers de voetganger, die voorrang had en reeds bezig was met oversteken, niet tijdig gezien en hem derhalve geen voorrang verleend. Door zo te handelen heeft de verdachte zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt.
De raadsman heeft ter adstructie van zijn verweer onder meer gewezen op pagina 12 van het dossier, waarin is vermeld dat een getuige “zou (hebben) verklaard dat het slachtoffer (…) zonder uit te kijken de weg overstak, waardoor hij is aangereden”, alsmede op de inhoud van door de raadsman in eerste aanleg overgelegde stukken. Het hof acht dit onvoldoende om aan te nemen dat de voetganger plotseling of onverwacht is overgestoken, omdat de getuigenverklaring van bedoelde getuige zich in het dossier bevindt en daarin niet is opgenomen dat de getuige heeft waargenomen dat het slachtoffer niet zou hebben uitgekeken. Ook de opmerking in de overgelegde stukken dat het slachtoffer zou hebben gerend acht het hof daarvoor niet voldoende, nu de herkomst van die opmerking onduidelijk is en daarvoor in het dossier verder geen aanknopingspunten zijn te vinden. Dat het zicht van de verdachte in dit concrete geval belemmerd zou zijn geweest, blijkt evenmin.
Niet aannemelijk is geworden dat de voetganger, [slachtoffer], plotseling/onverwacht het zebrapad op is gelopen/gerend, zodat het verweer daaromtrent wordt verworpen.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld zich tevens te beroepen op afwezigheid van alle schuld bij de verdachte wordt dat verweer eveneens verworpen, op dezelfde gronden als hiervoor.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiairhij op 17 november 2011 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Wijttenbachstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wijttenbachstraat, komende uit de richting van de Insulindeweg en gaande in de richting van de Linnaeusstraat,
-terwijl het donker was en
-terwijl verdachte ter plaatse bekend was en
-terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
gekomen ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, gelegen - gezien verdachtes rijrichting direct na de kruising van de Wijttenbachstraat met de Dapperstraat - heeft verdachte zich er niet tijdig en voldoende van vergewist dat een voetganger, te weten voornoemde [slachtoffer] doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats - gezien verdachtes rijrichting van links naar rechts - over te steken,
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van voornoemde voetgangersoversteekplaats voornoemde voetganger geen voorrang verleend, verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt, waardoor een ongeval is ontstaan met de voetganger [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen.
Het hof zal rekening houden met de financiële situatie van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, en aan hem een werkstraf opleggen in plaats van een geldboete die doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 juni 2014 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof komt tot een iets lagere straf dan eerder opgelegd nu de verdachte het ongeval oprecht lijkt te betreuren en gelet op het feit dat een zwaardere strafmodaliteit wordt toegepast dan de geldboete die veelal wordt opgelegd in soortgelijke zaken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. C.N. Dalebout en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. A. Wilkens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juli 2014.
[...]