ECLI:NL:GHAMS:2014:2703
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatieverplichting en boedelafdracht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante. Appellante had op 5 maart 2014 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2014, waarin haar schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Tijdens de zitting op 15 april 2014 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. T. van Uden, haar verzoek toegelicht. De bewindvoerder was ook aanwezig en heeft zijn standpunt uiteengezet.
Appellante stelde dat zij niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat eventuele tekortkomingen haar niet konden worden toegerekend. Ze voerde aan dat ze alle benodigde informatie had verstrekt en dat de boedelachterstand niet haar schuld was, maar te wijten aan de budgetbeheerder. Desondanks had zij € 2.300,- aan de boedel overgemaakt en haar moeder had aangeboden garant te staan voor eventuele resterende achterstanden.
De bewindvoerder daarentegen betwistte de stellingen van appellante en stelde dat zij niet tijdig en niet volledig had geïnformeerd. De bewindvoerder gaf aan dat de boedelachterstand was opgelopen tot € 5.171,74 en dat appellante niet had aangetoond dat zij aan haar verplichtingen voldeed. Het hof oordeelde dat appellante ernstig tekortgeschoten was in haar informatieverplichting en boedelafdracht, en dat deze tekortkomingen zodanig ernstig waren dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moest worden beëindigd. Het hof bekrachtigde de uitspraak van de rechtbank.