Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie in hoger beroep. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige is vastgesteld op € 510,- per maand. De man verzoekt om deze bijdrage te verlagen naar € 400,- per maand, met een verdere verlaging naar nihil per 1 maart 2014, en stelt dat rekening gehouden moet worden met zijn loonbeslag en andere financiële verplichtingen. De vrouw verzoekt de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen. De man heeft een inkomen dat is gedaald door ziekte en ontvangt een Ziektewetuitkering. De vrouw heeft een lager inkomen en ontvangt een kindgebonden budget. Het hof heeft vastgesteld dat de gezamenlijke draagkracht van partijen onvoldoende is om volledig in de behoefte van de minderjarige te voorzien.
Het hof heeft de bijdrage van de man vastgesteld op € 510,- per maand voor de periode van 14 februari 2013 tot 1 november 2013, € 192,- per maand van 1 november 2013 tot 1 februari 2014, en nihil van 1 februari 2014 tot 1 augustus 2014. Met ingang van 1 augustus 2014 is de bijdrage vastgesteld op € 227,- per maand. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe bijdrage is vastgesteld in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 juli 2014.