ECLI:NL:GHAMS:2014:2695
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsaneringsregeling en sollicitatieplicht in het kader van de WSNP
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had op 5 maart 2014 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2014, waarin zijn schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Tijdens de zitting op 15 april 2014 was de appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.A. Madern, en de bewindvoerder. De appellant voerde aan dat hij de gevraagde informatie aan de bewindvoerder had verstrekt en dat eventuele tekortkomingen niet aan hem konden worden toegerekend vanwege zijn psychische klachten. Hij stelde dat hij vrijgesteld was van de sollicitatieplicht op medische gronden, maar de bewindvoerder betwistte dit en gaf aan dat hij niet alle benodigde informatie had ontvangen.
Het hof oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn sollicitatieverplichting, zoals vereist onder de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof benadrukte dat de schuldenaar actief moet meewerken aan de uitvoering van de regeling en dat er vergaande verplichtingen op hem rusten. De appellant had niet voldoende bewijs geleverd van zijn sollicitatie-inspanningen en de wijze waarop hij had gesolliciteerd voldeed niet aan de eisen. Het hof concludeerde dat de tekortkomingen van de appellant aan hem konden worden toegerekend en dat deze tekortkomingen ernstig genoeg waren om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen.
Daarom bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van de appellant werd beëindigd. De uitspraak biedt inzicht in de verplichtingen van schuldenaren binnen de WSNP en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.