Uitspraak
_______________________________________________________________________ _ _
1.Het geding in hoger beroep
2.De stukken van het geding
3.Het vooronderzoek c.a.
4.De feiten
5.Het standpunt van de KNB
ne bis in idem-beginsel is dan ook niet aan de orde. Verder heeft de KNB haar klacht binnen de vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna ingediend. Die termijn is gaan lopen op het moment van ontvangst van de resultaten van het onderzoek van het BFT, zijnde de ontvangst van het rapport van het BFT van 11 november 2011. Daarnaast had het structurele gebrek aan medewerking door de oud-notaris aan het onderzoek tot gevolg dat dit onderzoek zo lang heeft geduurd.
6.Het standpunt van de oud-notaris
7.De beoordeling
ne bis in idem-beginsel niet is geschonden. Vast staat dat de aan de oud-notaris gemaakte verwijten ten aanzien van de ABC-transacties niet eerder aan de tuchtrechter zijn voorgelegd. De omstandigheid dat de voorzitter bij beschikking van 17 december 2008 de reeds aan het BFT gegeven opdracht tot onderzoek op het kantoor van de oud-notaris heeft uitgebreid met onderzoek naar de eventuele betrokkenheid van de oud-notaris bij hypotheekfraude en/of twijfelachtige ABC-transacties en dat dat heeft geresulteerd in één rapport, maakt het voorgaande niet anders. Feit blijft dat die uitbreiding van de onderzoeksopdracht zag op een ander feitencomplex. Dat feitencomplex, en de bevindingen van het BFT hieromtrent, zijn niet ten grondslag gelegd aan de zaak waarin de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam op 7 juni 2011 uitspraak heeft gedaan. In die zaak heeft de voorzitter van de kamer te Utrecht bij brief van 9 juli 2010 op het rapport van het BFT gebaseerde ambtshalve bedenkingen aan die kamer voorgelegd, waarbij is vermeld dat buiten de zaak blijft de uitbreiding van het onderzoek dat ziet op de vraag of de oud-notaris betrokken is geweest bij hypotheekfraude en/of twijfelachtige ABC-transacties, omdat dit onderdeel van het onderzoek op dat moment nog niet was afgerond.