ECLI:NL:GHAMS:2014:2636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
23-005032-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van stroomstootwapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van zeven stroomstootwapens, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte had deze wapens op 9 juni 2013 in Haarlem in zijn bezit. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 juni 2014 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig was, omdat de verdachte niet op de hoogte was gesteld van het doel van het afgeven van zijn huissleutels. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de doorzoeking op basis van een geldige machtiging had plaatsgevonden, gezien het redelijk vermoeden van de aanwezigheid van wapens.

Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De verdachte had zich beroepen op afwezigheid van alle schuld, stellende dat hij niet wist dat de stroomstootwapens in Nederland verboden waren. Het hof oordeelde echter dat de verdachte niet verontschuldigbaar had gedwaald, omdat hij niet in redelijkheid op het advies van een Duitse handelaar had mogen vertrouwen.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de straf verlaagd tot een geldboete van € 550,00 en 11 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en het vonnis waarvan beroep vernietigd.

Uitspraak

parketnummer: 23-005032-13
datum uitspraak: 25 juni 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 oktober 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-107232-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 juni 2013 te Haarlem (een) wapen(s), te weten een zevental stroomstootwapens, van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Doorzoeking woning

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende naar voren gebracht.
De verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld ter zake van alleen mishandeling. Alleen daarover is de verdachte gehoord en in dat kader heeft hij desgevraagd zijn huissleutels afgegeven. Gelijktijdig is op grond van de Wet wapen en munitie een machtiging voor een doorzoeking van de woning afgegeven. De grondslag voor de doorzoeking was derhalve verboden wapenbezit. Hierover is de verdachte nadien geïnformeerd. Ten onrechte wordt in het proces-verbaal gesuggereerd dat de verdachte met het afgeven van zijn huissleutels toestemming voor de doorzoeking heeft gegeven. Dat is echter niet het geval geweest. De doorzoeking was derhalve onrechtmatig en de resultaten daarvan moeten van het bewijs worden uitgesloten.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De doorzoeking van de woning en bedrijfsruimte van de verdachte heeft op grond van een geldige machtiging plaatsgevonden naar aanleiding van een redelijk vermoeden van aanwezigheid van wapens in die woning en bedrijfsruimte op basis van de aangifte van de ex-vriendin van de verdachte. Het enkele feit dat de verdachte bij het verzoek zijn huissleutels te overhandigen niet in kennis is gesteld van het doel waarvoor om de sleutels werd gevraagd, doet aan de rechtmatigheid van de doorzoeking niet af.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juni 2013 te Haarlem een zevental stroomstootwapens, van categorie II onder 5° van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte niet wist dat de stroomstootwapens in Nederland verboden waren en heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld op de grond dat de verdachte heeft mogen afgaan op de mededeling van de Duitse handelaar op een autobeurs - van wie de verdachte de wapens kocht - die inhield dat de wapens in de EU legaal waren, welke mededeling werd ondersteund door banners bij de kraam van deze handelaar met daarop de tekst “EU Accepted!! EU Akzeptiert!!”.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Hiervan kan sprake zijn wanneer de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan als zodanig zoveel gezag valt toe te kennen dat hij in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen.
Bij de beoordeling van een daartoe strekkend verweer kunnen verschillende aspecten van belang zijn, waaronder:
- de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de adviseur;
- de specifieke deskundigheid van de adviseur;
- de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
- de manier waarop en de omstandigheden waaronder het advies is ingewonnen en gegeven.
Het hof overweegt dat de Duitse beurshandelaar, die financieel belang had bij het verkopen van wapens aan de verdachte en van wie de verdachte vanwege zijn nationaliteit had kunnen veronderstellen dat hij niet op de hoogte was van de Nederlandse regelgeving met betrekking tot wapens, niet kan worden aangemerkt als een persoon aan wie als zodanig zoveel gezag viel toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van zijn advies mocht vertrouwen. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte niet verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van de ongeoorloofdheid van het voorhanden hebben van de onderhavige stroomstootwapens.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft door in het verleden opgelopen trauma’s op onverwachte momenten te kampen met heftige gevoelens van angst. In een poging zijn angsten te bezweren heeft de verdachte in Duitsland meerdere stroomstootwapens aangeschaft en deze op diverse plekken in zijn huis en garage verspreid. Hiermee is de verdachte naar het oordeel van het hof lichtzinnig omgesprongen met gevaarlijke voorwerpen die naar Nederlands recht als verboden wapen worden aangemerkt. De ernst van dit feit brengt met zich mee dat, in tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting heeft aangevoerd, geen plaats is voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van H.J. van Woudenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juni 2014.
Mr. R. Kuiper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.