ECLI:NL:GHAMS:2014:2634

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
23-004026-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met weggooien van goederen in het water

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij zij op 17 oktober 2012 in Nieuw-Vennep samen met een medeverdachte voedingsmiddelen heeft weggenomen uit een winkel. De tenlastelegging omvatte het stelen van goederen die toebehoren aan een specifieke winkel, waarbij de verdachte en haar medeverdachte de goederen in een tas stopten en deze vervolgens in het water gooiden. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en de aangifte van de winkelier zijn meegenomen. De winkelier herkende de goederen als producten die in haar winkel werden verkocht, en het hof oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de goederen elders waren afgerekend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 of 5 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd.

Uitspraak

parketnummer: 23-004026-13
datum uitspraak: 10 juni 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 september 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-252706-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 mei 2014, en - overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering - het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer voedingsmiddel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich er niet mee verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 oktober 2012 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen voedingsmiddelen toebehorende aan [bedrijf].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat de goederen die uit het water zijn gehaald nadat ze er door de verdachte waren ingeworpen uit het winkelfiliaal [bedrijf] afkomstig zijn zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal wijst op de aangifte van [aangever] waarin zij verklaart dat zij de goederen (een net sinaasappelen/mandarijnen, een blik Redbull en een verpakking Always maandverband) herkende als goederen die in haar filiaal verkocht worden.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
De getuige [getuige] (procesverbaalnummer PL 1256 2012107403-4) werd op 17 oktober 2012 door een klant opmerkzaam gemaakt op het feit dat een man en een vrouw boodschappen in hun tas aan het stoppen waren. De klant vertelde de getuige dat zij had gehoord dat de man tegen de vrouw had gezegd dat ze de spullen in haar tas moest stoppen. De man (het hof begrijpt: de medeverdachte) rekende bij de kassa een pak met afbakbroodjes af. De vrouw (het hof begrijpt: de verdachte) had een tas bij zich toen ze naar buiten liep. Het hof begrijpt dat zich daarin goederen bevonden die niet ter betaling waren aangeboden bij de kassa van de [bedrijf] winkel in Nieuw-Vennep. De aangeefster [aangever] (proces-verbaalnummer: PL1236 2012107403-1) ziet dat de vrouw haar tas buiten de winkel in de handen van de verdachte drukt. De aangeefster verklaart voorts dat zij zag dat de man hierop voorwerpen uit die tas in het water gooide. Zij herkent de voorwerpen (een net sinaasappelen/mandarijnen, een blik Redbull en een verpakking Always maandverband) als goederen die verkocht worden in haar winkelfiliaal (het hof begrijpt: [bedrijf] in Nieuw-Vennep). Zij biedt de man tot slot de mogelijkheid om -naar het hof begrijpt- door middel van een bonnetje te laten zien dat de goederen bij haar winkelfiliaal dan wel elders zijn afgerekend. Van deze mogelijkheid maakt de man geen gebruik.
Nu de man niet kan aantonen dat de door hem in het water geworpen goederen (elders) zijn afgerekend en al die goederen worden herkend door de aangeefster als zijnde producten die in haar winkelfiliaal verkocht worden maar niet door de verdachten zijn afgerekend, oordeelt het hof dat die feiten en omstandigheden voldoende steun bieden aan en op relevante wijze in verband staan met de inhoud van de aangifte van [aangever] inzake de diefstal van genoemde goederen, waarbij overigens opvalt dat de verdachte het wel afgerekende pak met afbakbroodjes niet in het water heeft gegooid, hetgeen het hof sterkt in de overtuiging dat de andere goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkel waren weggenomen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot geldboete ter hoogte van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot de in eerste aanleg opgelegde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met haar echtgenoot schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit, waaraan de winkelier schade en hinder heeft ondervonden.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. J.D.L. Nuis en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van H.J. van Woudenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juni 2014.
Mr. R.A.F. Gerding en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.