ECLI:NL:GHAMS:2014:2619

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
23-003219-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot woninginbraak te Heemstede

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van een poging tot woninginbraak op 11 november 2011 te Heemstede. De tenlastelegging hield in dat de verdachte, samen met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, probeerde in een woning in te breken door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 juni 2014 heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan, terwijl de verdachte en zijn raadsman verweer voerden. De raadsman stelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen en dat de verdachte een alternatieve verklaring had gegeven voor zijn aanwezigheid in de buurt van de woning. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het alternatieve scenario van de verdachte niet aannemelijk was gemaakt, aangezien er geen verifieerbare gegevens waren om zijn verhaal te ondersteunen.

Het hof achtte de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, verklaarde het primair ten laste gelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Het hof overwoog dat woninginbraken niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een inbreuk op de privacy van bewoners met zich meebrengen. De verdachte had eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk een veroordeling gekregen, wat meegewogen werd in de strafoplegging. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-003219-13
datum uitspraak: 24 juni 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-065268-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 juni 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2011 te Heemstede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning weg te nemen een en/of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, door die (achter)deur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevat.

Verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte een alternatieve verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de buurt van de woning, namelijk dat de verdachte veel gedronken had, zijn auto heeft geparkeerd en, samen met de medeverdachte, verder is gaan lopen. De verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte een afspraak hadden met twee meisjes en dat zij zich om die reden in de buurt van de woning bevonden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte aangedragen alternatieve scenario op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt. Verifieerbare gegevens van de personen met wie de verdachte en de medeverdachte een afspraak hadden zijn door de verdachte niet gegeven, noch waar zij precies hadden afgesproken. De verdachte heeft geen aanknopingspunten gegeven om zijn verhaal op juistheid te onderzoeken. Daarbij bevat het dossier niets ter ondersteuning van het verhaal van de verdachte, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen acht het hof de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 11 november 2011 te Heemstede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning weg te nemen een en/of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder hun bereik te brengen door middel van braak, door die
(achter
)deur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf, te weten een taakstraf, voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij braakschade is veroorzaakt. Woninginbraken betekenen niet alleen materiële schade voor betrokkenen, maar ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar mensen zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Dat de inbraak niet is voltooid doet niet af aan de gevoelens van onveiligheid en onrust waaraan verdachte heeft bijgedragen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 mei 2014 is de verdachte eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf, te weten een taakstraf, van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. J.G.W. Willems-Morsink, in tegenwoordigheid van mr. M. Venderbosch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juni 2014.
Mr. Willems-Morsink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]