Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[APPELLANT SUB 1],
[APPELLANT SUB 2],
[APPELLANT SUB 3],
[APPELLANT SUB 4],
[APPELLANT SUB 5],
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven 2, 3, 5, 6 en 7lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij zijn alle gericht tegen de conclusie van de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is geworden dat [appellanten] op structurele wijze onrechtmatige overlast aan omwonenden en derden veroorzaken en tekortschieten in hun verplichting zich als goed huurder te gedragen. [appellanten] betogen dat Rochdale noch de overlast noch de intimidatie voldoende heeft aangetoond. De overgelegde en ter zitting afgelegde verklaringen van de politie bevatten geen eigen waarnemingen, maar zijn verklaringen van horen zeggen. De in de buurt van het gehuurde geplaatste camera’s hebben kennelijk geen belastende beelden opgeleverd en de enige verklaringen die eigen waarnemingen bevatten zijn de door [appellanten] zelf overgelegde verklaringen van omwonenden die ontkennen ooit overlast of intimidatie van de familie [appellant sub 1] te hebben ondervonden, aldus [appellanten]
grief 8bestrijden [appellanten] de overweging van de kantonrechter dat uit de politieverslagen, de onder 2.vii genoemde brief en het optreden van [appellanten] ter zitting blijkt dat zij naar buiten toe als een eenheid optreden en geen van hen zich distantieert van verwijtbare gedragingen. Volgens [appellanten] miskent de kantonrechter hiermee dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geen invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van de overige appellanten, voor zover dat zich buitenshuis afspeelt, zodat zij daarvoor als huurders ook niet aansprakelijk kunnen worden gehouden.