Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. I.M.C.A. Reinders-Folmerte Amsterdam,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
mr. E.H. Mulckhuysete Amsterdam.
1.Het verloop van de procedure
2.Feiten
Definities. Artikel 1.
(…)
aan koper[hof: Zwaluw Vastgoed],
die hierbij aanvaardt:
3.Beoordeling
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richt zich het hoger beroep van Zwaluw Vastgoed.
Na meting door Kraan Consulting bleek dat de VVO van de begane grond 504 m² was en de BVO 527 m². De meting van Kraan Consulting kwam voor het souterrain uit op een VVO van 317 m² en een BVO van 342 m². Arealis heeft het VVO van de begane grond bepaald op 506 m² en dat van het souterrain op 318 m².
Voorts kan ervan uit worden gegaan dat het vloeroppervlak door Nordined niet is bepaald op basis van een eigen meting van de bedrijfsruimte ter plaatse, maar op basis van tekeningen die haar zijn verstrekt. Kennelijk, zo is achteraf gebleken, is door Nordined een meetfout gemaakt en/of waren de aangeleverde tekeningen niet correct.
Tegen deze overweging zijn
grief 1en
grief 5gericht. Volgens Zwaluw Vastgoed heeft de rechtbank niet de achtergrond en bedoeling van de desbetreffende artikelen onderkend. Deze artikelen houden verband met het bepaalde in artikel 7:17 lid 6 BW. Laatstgenoemd artikel ziet volgens Zwaluw Vastgoed op de omschrijving van het totaal verkochte perceel en niet op de grootte van de daarop aanwezige panden en de in deze panden beschikbare ruimten. Dat het enkel om de grootte van het perceel gaat blijkt ook uit artikel 15 van de koopovereenkomst en artikel E.2 van de leveringsakte, waarin wordt verwezen naar 'bij het Gebouw behorende grond', en splitsingstekeningen. Bij artikel E.2 gaat het uitsluitend om de omschrijving van het verkochte, waarmee beoogd is de situatie te ondervangen waarin het verkochte (ook) wordt omschreven aan de hand van de feitelijke situatie.
Artikel 7:17 lid 6 BW is bovendien niet van toepassing, omdat Zwaluw Vastgoed de opgave van het aantal vierkante meters BVO en VVO op grond van artikel 3:35 BW als exact mocht beschouwen en de oppervlakte bovendien van wezenlijke betekenis was voor haar, aldus Zwaluw Vastgoed.
Bij de uitleg van de hier aan de orde zijnde bepalingen, artikel 15 van de koopovereenkomst en in artikel E.2 van de leveringsakte, waarin over- en ondermaat van het gekochte is geregeld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In dit kader is van belang dat noch in artikel 15 van de koopovereenkomst noch in artikel E.2 van de leveringsakte een beperking van de reikwijdte van deze bepalingen is te lezen tot onder- of overmaat van het
perceel. In artikel 15 wordt gesproken over de 'grootte van de Winkel' (de bedrijfsruimte) en in artikel E.2 over 'maat of oppervlakte van het (...) grondperceel of de verdere omschrijving van het verkochte'.
Ook wanneer de desbetreffende bepalingen worden gelezen tegen de achtergrond van artikel 7:17 lid 6 BW, komt het hof niet tot een andere uitleg; het hof onderschrijft niet het standpunt van Zwaluw Vastgoed dat artikel 7:17 lid 6 BW uitsluitend ziet op de oppervlakte van een perceel en niet op de oppervlakte van daarop aanwezige bedrijfsruimte.
Tegen deze overwegingen zijn
grief 2en
grief 3gericht. Volgens Zwaluw Vastgoed is met de door BFN afgegeven informatie wel een garantie verstrekt. Volgens vaste jurisprudentie mocht Zwaluw Vastgoed in beginsel afgaan op de juistheid van deze informatie. Dit geldt zeker voor de juistheid van de inhoud van het meetcertificaat, dat is opgesteld op basis van NEN 2580 en afkomstig is van een ter zake deskundig bureau. Zwaluw Vastgoed verwijst in dit verband naar een brieven van DTZ Zadelhoff van 30 mei 2013 en 16 januari 2014, waarin zij uitlegt dat meetcertificaten van daartoe gecertificeerde bureaus de basis zijn voor elke waardering van onroerend goed en door marktpartijen als een garantie worden gezien. Bovendien is voor het bepalen van de huurwaarde van vastgoed het beschikbare aantal vierkante meters van cruciaal belang. Ook de huurprijs die het rendement op de belegging bepaald, wordt gebaseerd op het aantal vierkante meters.
Het staat vast dat het meetcertificaat geen onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst of de leveringsakte. Voorts staat vast dat noch in de koopovereenkomst noch in de leveringsakte een garantie ten aanzien van het aantal vierkante meter vloeroppervlak van de bedrijfsruimte is opgenomen. Integendeel, uit de artikelen 15 van de koopovereenkomst en E.2 van de leveringsakte is af te leiden dat het aantal meters juist níet werd gegarandeerd.
Wel is het meetcertificaat voorafgaand aan de koop, als onderdeel van de projectinformatie, ter hand gesteld aan Zwaluw Vastgoed. Dit enkele feit acht het hof echter onvoldoende grondslag om te oordelen dat aan Zwaluw Vastgoed een garantie ter zake van de oppervlakte, in overeenstemming met het certificaat, is verstrekt. Dit geldt ook wanneer in aanmerking wordt genomen dat het vloeroppervlak van onroerend goed van grote betekenis is voor de berekening van het rendement en daarmee voor de koopprijs, zeker bij beleggingen als hier aan de orde, zodat veel betekenis pleegt te worden toegekend aan meetcertificaten. Het hof acht hierbij van belang dat niet gesteld of gebleken is dat op enige wijze tussen partijen gesproken is over het vloeroppervlak van de bedrijfsruimte of de inhoud van meetcertificaat. Zwaluw Vastgoed heeft de bedrijfsruimte vóór aankoop ook niet geïnspecteerd of opgenomen. Er was derhalve geen aanleiding voor BNF om te veronderstellen dat de oppervlakte van de bedrijfsruimte - en dan met name het exacte aantal vierkante meters VVO - specifieke betekenis had voor Zwaluw Vastgoed, anders dan het belang dat in zijn algemeenheid pleegt te worden toegekend aan de vloeroppervlakte van onroerend goed. Dit wordt niet anders door het feit dat sprake is van een afwijking van de opgegeven vierkante meters met 23%.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat BNF enige uitlating heeft gedaan of gedraging heeft gepleegd waaruit Zwaluw Vastgoed redelijkerwijs kon afleiden dat de juistheid van de inhoud van het meetcertificaat door BNF werd gegarandeerd. Integendeel, in de brief van verkopend makelaar Kroese & Paternotte is juist vermeld dat ten aanzien van de juistheid van de gegevens, geen aansprakelijkheid kan worden aanvaard.
grief 4voert Zwaluw Vastgoed aan dat de rechtbank ten onrechte haar betoog heeft verworpen, dat het beroep van BNF op artikel 15 van de koopovereenkomst en artikel E.2 van de leveringsakte in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zwaluw Vastgoed voert daartoe aan dat in de onroerend goed praktijk niet alleen taxateurs maar ook kopers zonder meer op de juistheid van het meetcertificaat mogen afgaan; dat bij de waardebepaling van vastgoed het verhuurbare oppervlak cruciaal is; dat zij na vertrek van de zittende huurder aanzienlijke investeringen heeft moeten doen om de bedrijfsruimte opnieuw te verhuren (aan een gezondheidscentrum); dat de afwijking ten opzichte van de opgegeven meters vloeroppervlak groot is en in ieder geval meer dan 10% die door de Raad van Arbitrage als grens wordt gehanteerd; dat met het meetcertificaat een exacte opgave is gedaan van het aantal meters vloeroppervlak
In het onderhavige geval acht het hof de volgende feiten en omstandigheden relevant.
Zowel Zwaluw Vastgoed als BNF zijn professionele vastgoedbeleggers, zodat ervan uit moet worden gegaan dat zij over dezelfde algemene kennis en ervaring ten aanzien van vastgoed beschikken. De onderhavige bedrijfsruimte is door hen beide ook gekocht - en door BNF weer verkocht - als vastgoedbelegging. Dat BNF de bedrijfsruimte van Rodamco kocht als onderdeel van een veel grotere deal en Zwaluw Vastgoed enkel de onderhavige bedrijfsruimte, maakt dit niet wezenlijk anders. Als professioneel vastgoedbelegger moeten zij beide in staat worden geacht de bepalingen uit koopovereenkomst en leveringsakte te hebben begrepen.
De desbetreffende exoneraties voor over- en ondermaat zijn standaardbedingen; vaststaat dat partijen daarover niet onderhandeld hebben. Ook overigens hebben zij niet gesproken over de gevolgen of mogelijkheid van over- of ondermaat van de bedrijfsruimte. Weliswaar kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat BNF wist en kon weten dat het aantal vierkante meters vloeroppervlak bij de prijsbepaling van vastgoedbeleggingen van groot belang is. Over het aantal vierkante meters vloeroppervlak is echter verder niet gesproken of onderhandeld tussen partijen. Er is ook geen (huur)prijs per vierkante meter overeengekomen. Derhalve kan niet worden aangenomen dat BNF wist dat het in het meetcertificaat vermelde aantal vierkante meters voor Zwaluw Vastgoed van essentieel belang was bij het sluiten van de overeenkomst. Dit wordt niet anders wanneer hierbij betrokken wordt dat later is gebleken dat de afwijking 23% beliep.
Voorts kan niet gezegd worden dat het nadeel voor Zwaluw Vastgoed onaanvaardbaar is. Weliswaar stelt zij (aanzienlijke) investeringen te hebben moeten doen om een nieuwe huurder te vinden, maar het staat niet vast dat dit enkel het gevolg is geweest van de afwijking van het aantal meters vloeroppervlak; aannemelijk is dat ook de huidige economische omstandigheden daarbij een rol hebben gespeeld. Bovendien heeft zij geen gegevens in het geding gebracht over de hoogte van de kosten die met deze investeringen gemoeid zijn geweest, noch over de hoogte van de huurprijs die de nieuwe huurder betaalt. Wel heeft zij ter zitting verklaard dat de jaarlijkse huur van de nieuwe huurder ongeveer € 130.000,-- (incl. BTW) bedraagt, dat is ruim twee keer de oude huur. Er is derhalve geen duidelijkheid over de vraag of, en zo ja welke schade Zwaluw Vastgoed zou hebben geleden. Dat zij € 150.000,-- teveel betaald zou hebben voor de bedrijfsruimte, is door BNF gemotiveerd betwist en kan derhalve niet als vaststaand worden aangemerkt.
grief 6stelt Zwaluw Vastgoed het oordeel van de rechtbank, dat geen sprake is van dwaling, aan de orde. Volgens haar is wel sprake van dwaling en staan, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, artikel 15 van de koopovereenkomst en artikel E.2 van de leveringsakte, daaraan niet in de weg. Zwaluw Vastgoed stelt op het meetcertificaat te hebben mogen vertrouwen.
De grief faalt.
Dit brengt mee dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Zwaluw Vastgoed worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.