Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Din incidenteel hoger beroep richt [geïntimeerde] zich tegen de feitenvaststelling onder 2 (als geheel). [geïntimeerde] maakt evenwel niet duidelijk welke concrete vaststellingen om welke reden niet juist zijn, zodat deze grief wordt gepasseerd. De door de rechtbank vastgestelde feiten staan daarmee voor het hof vast.
3.Beoordeling
heeft per brief van zijn advocaat van 23 maart 2009 ABN Amro laten weten dat hij de aandelen vanaf 13 maart 2009 voor eigen rekening en risico is gaan houden, bij een koers van € 3,25 per aandeel. Uiteindelijk heeft [geïntimeerde] de aandelen op 19 mei 2009 verkocht tegen een koers van € 7,91 per aandeel.
ABN Amro meent – naar de kern genomen – dat zij niet toerekenbaar jegens [geïntimeerde] is tekortgeschoten en niet schadeplichtig is. [geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte een deel van de door hem gevorderde schade en rente en de door hem gevorderde kosten in verband met de opgestelde rapportage heeft afgewezen.
Meer specifiek is van belang dat [geïntimeerde] wist dat de aandelen op vrijdag 19 september 2008 niet waren verkocht, want dat was hem die vrijdag in het telefoongesprek van 16:39 uur verteld (de bank stelt in dit verband onweersproken dat [geïntimeerde] het gehele weekend erover heeft kunnen nadenken of hij de aandelen alsnog zou willen verkopen). In het telefoongesprek van maandag 22 september 2008 dat om 13:41 uur is gevoerd, is wederom aan de orde gekomen dat de aandelen die vrijdag daarvoor niet waren verkocht. Tevens is gememoreerd dat dit voor [geïntimeerde] financieel voordelig had uitgepakt (het niet verkopen was ‘een fantastische move’). [geïntimeerde] was het die maandag ook duidelijk dat de koers van de aandelen weer was gestegen. [X] heeft hem dat verteld (“20,42 staat ie.. en hij heeft vandaag al iets hoger gestaan.. zelfs”). In dit telefoongesprek heeft [geïntimeerde] verder advies gevraagd (“wat.. euh.. denk je dat we moeten doen?”). [X] heeft geadviseerd de ontwikkelingen van de beurs even af te wachten en na de opening van de Amerikaanse beurs weer overleg te hebben. [geïntimeerde] is met dat voorstel akkoord gegaan. Diezelfde maandag 22 september 2008 heeft om 15:45 uur weer een telefoongesprek tussen [geïntimeerde] en [X] plaatsgevonden. De koers van de aandelen was op dat moment nog ongeveer hetzelfde (€ 20,41). Afgesproken is dat de koers in de gaten zou worden gehouden en dat de aandelen op een geschikt moment zouden worden verkocht ([X]: “dat we eigenlijk gewoon een hoog niveau uit moeten zoeken.. dat we daar zeggen.. van nu gaan we eruit.” [geïntimeerde]: “Ja.. exact.. dat denk ik ook.”).
grieven 1 tot en met 6in het principaal hoger beroep in zoverre terecht zijn voorgesteld.
grief 7ziet onder andere daarop) kan in het licht van het voorgaande in het midden blijven.
grief 8in principaal hoger beroep keert ABN Amro zich tegen de toewijzing door de rechtbank van de door [geïntimeerde] gevorderde kosten van rechtsbijstand voor een bedrag van € 54.787,00 inclusief btw. Het betreft de kosten die [geïntimeerde] heeft gemaakt tot en met het indienen van de memorie van repliek in de klachtprocedure bij het Kifid. ABN Amro meent dat de kosten van de klachtprocedure niet afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
grieven A en Bin incidenteel hoger beroep beoogt [geïntimeerde] een hogere schadevergoeding te verkrijgen dan door de rechtbank aan hem is toegekend. Nu het hof van oordeel is dat ABN Amro niet tot schadevergoeding is gehouden, zijn deze grieven tevergeefs voorgesteld.
Grief Cin incidenteel hoger beroep is daartegen gericht.